Page 89 of 333

V
87
ZICHT
C.
Ring voor de selectie van de mist-
verlichting.
De mistlampen werken in combi-
natie met parkeerlicht, dimlicht en
grootlicht.
- schakelaar één stand naar voren
draaien: inschakelen mistachter-
lichten.
- schakelaar één stand naar ach-
teren draaien: uitschakelen mist-
achterlichten.
- schakelaar één stand naar voren
draaien: inschakelen mistlampen
voor.
- schakelaar twee standen naar
voren draaien: inschakelen mist-
achterlicht.
- schakelaar één stand naar ach-
teren draaien: uitschakelen mist-
achterlicht.
- schakelaar twee standen naar
achteren draaien: uitschakelen
mistlampen voor.
Uitvoering met alleen
mistachterlichten
Uitvoering met mistlampen
voor en achter
Bij helder of regenachtig weer, zo-
wel overdag als 's nachts, zijn de
mistlampen vóór en de mistachter-
lichten verblindend voor medeweg-
gebruikers en daarom niet toege-
staan. Gebruik de mistlampen vóór
en de mistachterlichten uitsluitend
bij mist of sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden
dient u de mistlampen vóór en het
dimlicht handmatig in te schakelen,
omdat de lichtsensor voldoende
licht kan waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig
zijn.
Vergeten verlichting
Als het contact is afgezet, de ver-
lichting handmatig is ingeschakeld
en een van de voorportieren wordt
geopend, klinkt een geluidssignaal
om aan te geven dat de verlichting
nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de
verlichting wordt uitgeschakeld.
Als de dimlichten bij afgezet con-
tact blijven branden, worden deze
na 30 minuten automatisch uitge-
schakeld om het ontladen van de
accu te voorkomen.
Page 90 of 333

V
88
ZICHT
*
Afhankelijk van het land van be-
stemming.
Appèlverlichting
Dit systeem bestaat uit een specifi e-
ke lamp in de koplampunit die con-
tinu brandt, zodat u overdag goed
zichtbaar bent.
De appèlverlichting wordt met draai-
ende motor automatisch en continu
ingeschakeld als:
- De functie is geactiveerd * in het
"Hoofdmenu" van het display
van het instrumentenpaneel.
- De verlichtingsschakelaar in de
stand 0
of AUTO
staat.
- Alle koplampen zijn uitgescha-
keld.
U kunt deze functie uitzetten * via het
"Hoofdmenu" van het display van
het instrumentenpaneel.
Handbediende follow me
home-verlichting
Deze functie zorgt ervoor dat na het
afzetten van het contact de dimlich-
ten nog even blijven branden om het
uitstappen in het donker te verge-
makkelijken.
Inschakelen
)
Geef bij afgezet contact een
"lichtsignaal" met de lichtscha-
kelaar.
)
Geef nogmaals een "lichtsignaal"
om de functie uit te schakelen.
Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto
wordt de handbediende follow me
home-verlichting na een bepaalde
tijd automatisch uitgeschakeld.
Automatische verlichting
Het parkeerlicht en het dimlicht wor-
den automatisch ingeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving on-
voldoende is of in bepaalde geval-
len dat de ruitenwissers worden in-
geschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld
als de lichtsterkte van de omgeving
weer voldoende is of nadat het wis-
sen is gestopt.
Inschakelen
)
Draai de ring A
in de stand
"AUTO"
. Het inschakelen wordt
bevestigd door een melding op
het display van het instrumen-
tenpaneel.
Uitschakelen
)
Draai de ring A
in een andere
stand dan de stand "AUTO"
. Het
uitschakelen wordt bevestigd
door een melding op het display
van het instrumentenpaneel.
Page 91 of 333

V
89
ZICHT
In combinatie met de
automatische follow me
home-verlichting
De combinatie van de automatische
follow me home-verlichting met de
automatische verlichting biedt de
volgende extra mogelijkheden:
- instellen van de duur van de
follow me home-verlichting
(15, 30 of 60 seconden) via het
confi guratiemenu van de auto op
het display van het instrumen-
tenpaneel,
- automatische inschakeling van
de follow me home-verlichting
als de automatische verlichting
is ingeschakeld.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat
de verlichting branden en verschijnt
een melding op het display van het
instrumentenpaneel, in combinatie
met een geluidssignaal.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Als de lichtsensor bij mist of sneeuw
voldoende licht waarneemt, wordt
de verlichting niet automatisch in-
geschakeld.
Dek de met de regensensor ge-
combineerde lichtsensor die zich
in het midden van de voorruit ach-
ter de binnenspiegel bevindt, niet
af. De aan de sensor gekoppelde
functies worden dan niet meer be-
diend.
KOPLAMPEN HANDMATIG VERSTELLEN
Verstel de hoogte van de koplam-
pen met halogeenlampen afhanke-
lijk van de belading van uw auto om
verblinding van medeweggebruikers
te voorkomen.
0.
1 of 2 personen voorin.
-.
3 personen.
1.
5 personen.
-.
Tusseninstelling.
2.
5 personen + maximaal toege-
stane belading.
-.
Tusseninstelling.
3.
Bestuurder + maximaal toege-
stane belading.
Stand "0"
: basisinstelling.
AUTOMATISCHE
HOOGTEVERSTELLING VAN DE
MEEDRAAIENDE KOPLAMPEN
Raak de xenonlampen niet aan.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.
In het geval van een
storing verschijnt dit
pictogram op het instru-
mentenpaneel, in com-
binatie met een geluids-
signaal en een melding
op het display van het
instrumentenpaneel.
Het systeem zet in dat geval de kop-
lampen in de lage stand. Om verblinding van andere wegge-
bruikers te voorkomen corrigeert dit
systeem bij stilstaande auto auto-
matisch de hoogte van de lichtbun-
del van de xenonlampen, afhankelijk
van de belading van de auto.
Page 92 of 333
V
90
ZICHT
BOCHTVERLICHTING
Zonder statische bochtverlichting
Met statische bochtverlichting
Functie "statische
bochtverlichting"
Tijdens het rijden met dim- of groot-
licht kan met deze functie de licht-
bundel onder een extra hoek de
binnenkant van de bocht verlichten
(tot 40 km/h).
Deze verlichting werkt vooral op-
timaal bij lage of gemiddelde snel-
heid (stadsverkeer, bochtige wegen,
kruispunten, parkeergarages...).
Inschakelen
Deze functie wordt in de volgende
gevallen ingeschakeld:
- bij het inschakelen van een rich-
tingaanwijzer,
- vanaf een bepaalde stuurhoek.
Uitschakelen
Deze functie wordt in de volgende
gevallen uitgeschakeld:
- bij een stuurhoek kleiner dan
een bepaalde waarde,
- bij stilstand of stapvoets rijden,
- bij het inschakelen van de ach-
teruitversnelling,
- bij het uitschakelen van de mee-
draaiende koplampen.
Page 93 of 333

V
91
ZICHT
Confi guratie
Deze functie kan worden geac-
tiveerd of gedeactiveerd via het
"Hoofdmenu" van het display van
het instrumentenpaneel.
Selecteer hiervoor "Parameters auto \
Verlichting Meedraaiende koplampen".
Storing
In het geval van een storing
knippert dit pictogram op het
display in combinatie met
een melding op het multi-
functionele display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Als de auto stilstaat, stapvoets rijdt
of in de achteruitversnelling staat,
is deze functie uitgeschakeld.
De status van de functie blijft na
het afzetten van het contact in het
geheugen opgeslagen.
Functie meedraaiende
koplampen
Als het dimlicht of grootlicht is in-
geschakeld, zorgt deze functie, ge-
koppeld aan de functie "statische
bochtverlichting", ervoor dat de
lichtbundels de richting van de weg
volgen.
Deze functie, die uitsluitend aanwe-
zig is bij uitvoeringen met xenonlam-
pen, zorgt voor een aanzienlijke ver-
betering van het zicht in bochten.
met bochtverlichting
zonder bochtverlichting
Page 94 of 333

V
92
ZICHT
RUITENWISSERSCHAKELAAR
Met behulp van de ruitenwisserscha-
kelaar kunt u de ruitenwissers voor
en achter inschakelen om regen en
vuil van de ruit te wissen.
De ruitenwissers voor en achter zor-
gen voor een optimaal zicht voor de
bestuurder, ongeacht de weersom-
standigheden.
Instellen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de
volgende automatische functies van
de ruitenwissers mogelijk:
- automatische werking van de
ruitenwissers vóór,
- automatisch inschakelen van
de ruitenwisser achter bij het in-
schakelen van de achteruitver-
snelling.
Handmatige functies
De ruitenwisserschakelaar bestaat
uit de hendel A
en de ring B
.
Ruitenwisser achter (Tourer)
B.
ring voor de selectie van de rui-
tenwisser achter:
uit,
interval,
wissen en sproeien
(gedurende enige tijd).
Hoge snelheid (hevige neer-
slag).
Normale snelheid (matige
regenval).
Interval (wissnelheid aan-
gepast aan de wagensnel-
heid).
Automatisch en één
keer wissen (zie de
desbetreffende ru-
briek).
Uit.
Eén keer wissen (duw de
hendel even omlaag).
Ruitenwissers vóór
A.
Selecteer de wissnelheid met de
hendel.
of
Schakel de automatische werking van
de ruitenwisser achter uit bij sneeuw-
val of strenge vorst en bij montage
van een fi etsendrager op de achter-
klep. Dit kan worden uitgevoerd via
het confi guratiemenu van het display
van het instrumentenpaneel.
Page 95 of 333

V
93
ZICHT
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn in-
geschakeld op het moment dat u
de achteruitversnelling inschakelt,
wordt automatisch de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
Instellen
Deze functie kan worden geacti-
veerd of gedeactiveerd via het confi -
guratiemenu van het display van het
instrumentenpaneel.
Deze functie is standaard geacti-
veerd.
Ruitensproeiers vóór en
koplampsproeiers
)
Trek de ruitenwisserschakelaar
naar u toe. De ruitensproeiers
treden in werking, waarna enige
tijd de ruitenwissers worden in-
geschakeld om de ruit schoon te
wissen.
De koplampsproeiers worden al-
leen geactiveerd als de dimlichten
branden
.
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automa-
tisch ingeschakeld als de sensor
achter de binnenspiegel regen de-
tecteert. De snelheid van de ruiten-
wissers wordt aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Dit gebeurt handmatig door de hen-
del A
naar de stand "AUTO"
te du-
wen.
Dit wordt bevestigd door een mel-
ding op het display van het instru-
mentenpaneel.
Uitschakelen
Beweeg de hendel A
omhoog en
vervolgens in de stand "0"
om de
ruitenwissers handmatig te bedie-
nen.
Dit wordt bevestigd door een mel-
ding op het display van het instru-
mentenpaneel.
Als het contact meer dan 1 minuut
afgezet is geweest, moet de auto-
matische werking van de ruitenwis-
sers opnieuw worden geactiveerd
door de hendel A
kort omlaag te
duwen.
Storing
In het geval van een storing in de
automatische werking van de ruiten-
wissers werken deze in de interval-
stand.
Laat dit controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.
Dek de regensensor, die zich ge-
combineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter
de binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking
van de ruitenwissers uit als de auto
wordt gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschake-
len van de automatische ruitenwis-
sers tot de voorruit ontdooid is.
Page 96 of 333

V
94
ZICHT
Speciale stand van de
ruitenwissers voor
Deze stand maakt het mogelijk de ruiten-
wissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbla-
den worden gereinigd of de ruitenwissers
worden vervangen. In de winter kan deze
stand tevens worden gebruikt om de rui-
tenwissers los te zetten van de voorruit.
Om een goede werking van de fl at-
blade ruitenwissers te behouden, ad-
viseren wij u:
- voorzichtig met de ruitenwissers
om te gaan,
- de ruitenwissers regelmatig te rei-
nigen met zeepsop,
- de ruitenwissers niet te gebruiken
om een stuk karton tegen de voor-
ruit te houden,
- de ruitenwissers te vervangen zodra
ze tekenen van slijtage vertonen.
1.
Plafonnier vóór
2.
Kaartleeslampjes
Plafonnier vóór
Plafonnier achter
1.
Plafonnier achter
2.
Kaartleeslampjes
In deze stand gaat de inte-
rieurverlichting geleidelijk
branden:
Permanent uit.
Permanent aan.
- als de auto wordt ontgrendeld,
- bij het openen van een portier,
- als de sleutel uit het contact
wordt verwijderd,
- als op de ontgrendelingsknop van
de afstandsbediening wordt ge-
drukt om de auto te lokaliseren.
De interieurverlichting gaat geleide-
lijk uit:
- als de auto wordt vergrendeld,
- als het contact wordt aangezet,
- 30 seconden na het sluiten van
het laatste portier.
)
Als de ruitenwisserschakelaar binnen
een minuut nadat het contact is afge-
zet wordt bediend, worden de ruiten-
wissers in de verticale stand gezet.
)
Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruiten-
wissers na de werkzaamheden weer
in de ruststand te zetten.