15
IN EEN OOGOPSLAG
INSTRUMENTARIUM
Instrumentenpaneel
De alarmknipperlichten
werken ook als het contact
is afgezet.
A.
Brandstofmeter en waarschuwingslampje minimum-
brandstofniveau.
B.
Informatie snelheidsbegrenzer/-regelaar.
C.
Koelvloeistoftemperatuur.
D.
Snelheidsmeter.
E.
Display van het instrumentenpaneel.
F.
Kilometerteller.
G.
Knop voor het resetten van de dagteller.
H.
Toerenteller.
I.
Motorolietemperatuur.
J.
Schakelstand automatische versnellingsbak.
- Bij aangezet contact licht het oranje en rode lampje
op.
- Zodra de motor draait, moeten deze lampjes uit-
gaan.
- Zie het hoofdstuk "Controle", als de lampjes blijven
branden .
Inschakelen alarmknipperlichten
26
114
I
26
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE OF AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
Het instrumentenpaneel bevat de meters en de controle- en waarschuwingslampjes.
A.
Brandstofmeter
B.
Meter:
●
Koelvloeistoftemperatuur
●
Informatie snelheidsregelaar/-
begrenzer
C.
Snelheidsmeter
D.
Toerenteller
E.
Meter:
●
Motorolietemperatuur
●
Stand selectiehendel en weer-
gave ingeschakelde versnel-
ling (Automatische versnellings-
bak)
F.
Bediening:
●
Dimmer dashboardverlichting
●
Resetten dagteller en onder-
houdsintervalindicator
G.
Display van het instrumentenpa-
neel waarop wordt weergegeven:
●
Afhankelijk van de met de
linker rolknop van het stuur-
wiel geselecteerde pagina:
- Digitale weergave van de
snelheid
- Boordcomputer
- Herhaling van de navigatie-
informatie
- Waarschuwingsmeldingen
- Controle van het motorolie-
peil
- Onderhoudsintervalindicator
●
Continu:
- Dagteller
- Kilometerteller
I
40
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Op 0 zetten van de
onderhoudsintervaldicator
De onderhoudsintervalindicator moet
na elke onderhoudsbeurt op 0 gezet
worden.
Voer dit als volgt uit:
)
zet het contact af,
)
druk op de resetknop van de
dagteller en houd deze inge-
drukt,
)
zet het contact aan; de kilome-
terteller begint terug te tellen,
)
laat de knop los als het display
"=0"
aangeeft; de sleutel ver-
dwijnt.
Als u na deze handeling de accu
wilt loskoppelen, vergrendel dan de
auto en wacht minimaal 5 minuten.
Het op 0 zetten van de onderhouds-
indicator zal anders niet worden op-
geslagen.
Motorolieniveaumeter
De motorolieniveaumeter geeft aan
of het motorolieniveau in orde is.
Bij het aanzetten van het contact
wordt eerst de onderhoudsindicator
weergegeven en vervolgens gedu-
rende enkele seconden het motoro-
lieniveau.
Een controle van het olieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op
een vlakke, horizontale ondergrond
staat en de motor minstens 30 mi-
nuten niet heeft gedraaid.
Olieniveau correct
Te weinig olie
Als de melding "Te laag olieniveau"
wordt weergegeven, is het motoro-
lieniveau te laag.
Controleer het olieniveau met de
peilstok. Als blijkt dat het olieniveau
te laag is, moet olie worden bijge-
vuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Storing motorolieniveaumeter
Als de melding "Ongeldige meting
olieniveau" wordt weergegeven,
duidt dit op een storing in de mo-
torolieniveaumeter. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.