Page 73 of 283

69
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De plafondverlichting achter dooft geleidelijk, onmiddel-
lijk na het sluiten van alle zijschuifdeuren en achterdeu-
ren (achterdeuren of achterklep) als de contactsleutel in
stand MAR staat.
De plafondverlichting achter dooft geleidelijk, 10 secon-
den na het sluiten van alle zijschuifdeuren en achterdeu-
ren (achterdeuren of achterklep) met de contactsleutel
in stand OFF.
Uitvoeringen Doblò/Doblò Combi
Inschakeling plafondverlichting
De plafondverlichting voor en achter gaat branden na het
openen van een van de voorportieren of zijschuifdeuren
en blijft 3 minuten branden als ten minste een van deze
deuren geopend blijft.
Uitschakeling plafondverlichting
De plafondverlichting voor en achter dooft geleidelijk, on-
middellijk na het sluiten van alle voorportieren en zij-
schuifdeuren als de contactsleutel in stand MAR staat.
De plafondverlichting voor en achter dooft geleidelijk,
10 seconden na het sluiten van alle voorportieren en zij-
schuifdeuren met de contactsleutel in stand OFF. Als de uitneembare plafondverlichting in de vaste hou-
der zit, wordt de batterij van de zaklamp automatisch op-
geladen.
Bij de Cargo-uitvoeringen met dakluik
Het opladen van de plafondverlichting bij stilstaande auto
en met de contactsleutel in stand STOP of uitgenomen,
is beperkt tot 15 minuten.
PLAFONDVERLICHTING
IN-/UITSCHAKELEN
Cargo-uitvoeringen
Inschakeling plafondverlichting
De plafondverlichting voor gaat branden na het openen van
een van de voorportieren en blijft 3 minuten branden als
ten minste een van de twee portieren geopend blijft.
De plafondverlichting achter gaat branden na het openen
van een van de zijschuifdeuren of achterdeuren (achter-
deuren of achterklep) en blijft 3 minuten branden als ten
minste een van de deuren (of de achterklep) geopend blijft.
Uitschakeling plafondverlichting
De plafondverlichting voor dooft geleidelijk, onmiddellijk
na het sluiten van alle voorportieren als de contactsleutel
in stand MAR staat.
De plafondverlichting voor dooft geleidelijk na 10 secon-
den als alle voorportieren gesloten worden en de con-
tactsleutel in stand OFF staat.
Page 74 of 283

F0V0019mfig. 56
MISTLAMPEN VOOR fig. 56
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Ze gaan branden als op knop5wordt gedrukt. Op het
instrumentenpaneel gaat het controlelampje5branden.
Als de mistlampen branden, dan brandt ook de buiten-
verlichting, terwijl de dagverlichting gedoofd is, ongeacht
de stand van de draaiknop.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de knop.
MISTACHTERLICHTEN fig. 56
Druk voor inschakeling op knop
4. Deze werken alleen
als het dimlicht of de mistlampen voor zijn ingeschakeld.
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje
4
branden.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de knop of schakel het
dimlicht en/of de mistlampen voor (indien aanwezig) uit.
BRANDSTOFNOODSCHAKELING
Deze schakelt in bij een ongeval waardoor:
❒de toevoer van brandstof wordt gestopt en de motor
afslaat;
❒de portieren automatisch ontgrendelen;
❒de interieurverlichting wordt ingeschakeld.
Bij bepaalde uitvoeringen verschijnt op het display de mel-
ding Brandstofnoodschakeling ingeschakeld zie instruc-
tieboekje” als de brandstofnoodschakeling inschakelt.
Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage, bij-
voorbeeld in de motorruimte, onder de auto of in de na-
bijheid van de brandstoftank.
BEDIENINGSKNOPPEN
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN
Druk voor inschakeling op de schakelaar A-fig. 56, onge-
acht de stand van de contactsleutel. Als het systeem is in-
geschakeld, branden de lampjes
Îen¥op het instru-
mentenpaneel. De lichten schakelen uit als u de schakelaar
A nogmaals indrukt.
BELANGRIJK Het gebruik van de waarschuwingsknipper-
lichten is afhankelijk van de wetgeving van het land waar-
in u zich bevindt. Houdt u aan de voorschriften.
Noodstop
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Bij een noodstop schakelen automatisch de waarschu-
wingsknipperlichten in en gaan gelijktijdig de lampjes
Îen¥op het instrumentenpaneel branden. De functie
schakelt automatisch uit als de remvertraging niet meer
het karakter van een noodstop heeft. Deze functie voldoet
aan de huidige wettelijke voorschriften.
70
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 75 of 283

71
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
INTERIEURUITRUSTING
ARMSTEUN BESTUURDERSSTOEL fig. 57
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Op enkele uitvoeringen is de bestuurdersstoel voorzien
van een armsteun.
U kunt de armsteun omhoog en omlaag zetten in de rich-
ting van de pijlen.
OPBERGVAKJE
fig. 58
Deze bevindt zich voor de voorstoel aan passagierszijde.
DASHBOARDKASTJE
Trek aan de handgreep A-fig. 59 om het kastje te openen.
Draai om het slot te ver-/ontgrendelen (voor bepaalde uit-
voeringen/markten) de sleutel rechts-/linksom. Draai na een ongeval de contactsleutel in stand STOP om
te voorkomen dat de accu ontlaadt.
Om de juiste werking van de auto te herstellen, moeten
de volgende handelingen worden uitgevoerd:
❒draai de contactsleutel in stand MAR;
❒schakel de rechter richtingaanwijzer in;
❒schakel de rechter richtingaanwijzer uit;
❒schakel de linker richtingaanwijzer in;
❒schakel de linker richtingaanwijzer uit;
❒schakel de rechter richtingaanwijzer in;
❒schakel de rechter richtingaanwijzer uit;
❒schakel de linker richtingaanwijzer in;
❒schakel de linker richtingaanwijzer uit;
❒draai de contactsleutel in stand STOP.
Als u na een ongeval een brandstoflucht
ruikt of merkt dat het brandstofsysteem
lekt, schakel dan het systeem niet opnieuw in, zo-
dat brand wordt voorkomen.
ATTENTIE!
F0V0058mfig. 57
Page 76 of 283
F0V0060mfig. 59
F0V0059mfig. 58F0V0062mfig. 60
STEKKERDOOS (12 V)
Deze bevindt zich op de middenconsole (fig. 60-61, af-
hankelijk van de uitvoering) en werkt alleen als de con-
tactsleutel in stand MAR staat.
72
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Rijd niet met een geopend dashboard-
kastje: bij een ongeval zou de passagier
zich kunnen verwonden.
ATTENTIE!
F0V0181mfig. 61
Page 77 of 283
73
F0V0101mfig. 62
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Bij de Cargo-uitvoeringen bevindt zich (afhankelijk van de
uitvoering) in de laadruimte een stekkerdoos fig. 62 (Car-
go korte wielbasis) – fig. 63 (Cargo lange wielbasis).
Bij de uitvoeringen Doblò/Doblò Combi (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) bevindt zich een stekkerdoos in de
bagageruimte fig. 64.
F0V0180mfig. 63
STOEL MET OPBERGVAK
(voor Cargo-uitvoeringen, indien aanwezig)
Trek aan de lus A-fig. 64a om het opbergvak te openen.
F0V0172mfig. 64
F0V0200mfig. 64a
Page 78 of 283

ASBAK fig. 68
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De asbak bestaat uit een uitneembaar kunststof houder
met een veeropening. De asbak kan in de beker/blikjes -
houders geplaatst worden op de middenconsole.
74
F0V0061mfig. 65
F0V0063mfig. 66
OPBERGRUIMTE IN DE CABINE fig. 65
De opbergruimte bevindt zich boven de zonnekleppen en
is zo ontworpen dat u er snel lichte voorwerpen in kunt
opbergen (bijv. documenten, wegenkaarten enz.).
AANSTEKER (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Druk voor het inschakelen van de aansteker de knop A-
fig. 66-67 (afhankelijk van de uitvoering) in, als de con-
tactsleutel in stand MAR staat.
Na enkele seconden springt de knop automatisch in de be-
ginstand en is de aansteker klaar voor gebruik.
BELANGRIJK Controleer altijd of de aansteker na het in-
drukken ook uitschakelt.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De aansteker wordt erg heet. Gebruik de
aansteker voorzichtig en voorkom dat hij
gebruikt wordt door kinderen: risico op brand
en/of brandwonden.
ATTENTIE!
F0V0178mfig. 67
Page 79 of 283

75
F0V0064mfig. 68
ZONNEKLEPPEN fig. 69
De zonnekleppen aan bestuurders- en passagierszijde kun-
nen voor de voorruit en de zijruit worden gedraaid.
Aan de achterzijde van de zonneklep aan bestuurderszij-
de bevindt zich een vakje voor het opbergen van pasjes.
Op alle uitvoeringen is de zonneklep aan passagierszijde
voorzien van een spiegeltje.
MONTAGEVOORBEREIDING VOOR
DRAAGBAAR NAVIGATIESYSTEEM fig. 69a
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze bevindt zich op de aangegeven plaats op het dash-
board en dient voor het aansluiten van het draagbare na-
vigatiesysteem.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Gebruik de asbak niet als prullenbak: pa-
piertjes en dergelijke kunnen door peuken
in brand raken.
ATTENTIE!
F0V0191mfig. 69a
F0V0065mfig. 69
De draagbare navigatiesystemen die in de
zitting op figuur 69a kunnen worden ge-
stoken, zijn voorzien van een mechanische
ontgrendeling die bediend wordt door op de twee
knoppen op de zijkanten van de voet te drukken.
Als de ontgrendeling niet wordt bediend, dan kan
de zitting van het navigatiesysteem worden be-
schadigd.
Page 80 of 283

76
Om het leestafeltje in te klappen:
❒voer de beweging in omgekeerde richting uit, waarbij
het met geopende hand moet worden begeleid totdat
de vergrendelingen voor en achter vastklikken (detai-
lafbeelding C).
UITZETBARE ZIJRUITEN ACHTER
(uitvoeringen Doblò/Doblò Combi) fig. 71
Ga voor het openen als volgt te werk:
❒druk de hendel A-fig. 71 naar buiten totdat de ruit ge-
heel geopend is;
❒druk de hendel naar achteren totdat de vergrendeling
inspringt.
Sluit de ruit door de handelingen in omgekeerde volgor-
de uit te voeren totdat u een klik hoort die aangeeft dat
de hendel weer in de vergrendelde stand staat.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Laat het leestafeltje niet in verticale stand
staan als de auto rijdt.
ATTENTIE!DOCUMENTENKLEM
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
In het midden van het dashboard boven het vak voor de
autoradio is een documentenklem gemonteerd; bij be-
paalde uitvoeringen kan deze component ook als leesta-
feltje fig. 70 worden gebruikt.
Voor dit gebruiksdoel:
❒til het leestafeltje aan de achterzijde omhoog, zoals
door de pijl is aangegeven (detailafbeelding A).
BELANGRIJK Als de montagevoorbereiding voor een
draagbaar navigatiesysteem aanwezig is, let er dan op dat
contact met het dashboard tijdens het openen wordt voor-
komen.
❒de verticale stand van het leestafeltje is bedoeld voor
het lezen van documenten (detailafbeelding B).
F0V0198mfig. 70F0V0132mfig. 71