Page 57 of 283

53
Als tijdens de volledige automatische werking (FULL
AUTO) de luchtverdeling en/of de luchtopbrengst en/of
de inschakeling van de compressor en/of de recirculatie
gewijzigd worden, dan verdwijnt het opschrift FULL. Op
deze manier worden de functies niet meer automatisch
maar handmatig geregeld, totdat opnieuw knop AUTO
wordt ingedrukt. Als een of meer functies handmatig zijn
aangepast, dan blijft de regeling van de luchttemperatuur
automatisch plaatsvinden, behalve als de compressor is uit-
geschakeld: in dat geval kan er geen lucht in het interieur
worden gevoerd waarvan de temperatuur lager is dan de
buitentemperatuur.
BEDIENINGSKNOPPEN
Draaiknop voor regeling luchttemperatuur (I)
Als u de draaiknop rechts- of linksom draait, wordt de ge-
wenste interieurtemperatuur verhoogd of verlaagd.
De ingestelde temperatuur wordt op het display weerge-
geven.
Als u de knop helemaal naar rechts of helemaal naar links
draait, tot aan de uiterste waarden HI of LO, wordt re-
spectievelijk de functie van de maximale verwarming of de
maximale koeling ingeschakeld:
❒Functie HI (maximale verwarming):
wordt ingeschakeld als de draaiknop van de temperatuur
naar rechts wordt gedraaid, voorbij de maximale waarde
(32 °C). GEBRUIK VAN DE KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende manieren worden in-
geschakeld, maar het is raadzaam te beginnen met het in-
drukken van de knop AUTO en vervolgens de draaiknop
te draaien om op het display de gewenste temperatuur
in te stellen. Op deze wijze begint het systeem geheel au-
tomatisch te werken, zodat zo snel mogelijk de ingestel-
de temperatuur wordt bereikt. Het systeem regelt de tem-
peratuur, de luchthoeveelheid, de luchtverdeling in het in-
terieur, de recirculatiefunctie en het inschakelen van de
aircocompressor. Tijdens de volledig automatische wer-
king van het systeem, moeten alleen de volgende functies
eventueel handmatig worden ingeschakeld:
❒Òluchtrecirculatie, om de recirculatie altijd in- of uit-
geschakeld te houden;
❒Zvoor een snelle ontwaseming/ontdooiing van de rui-
ten voor, de achterruit en de buitenspiegels.
Tijdens de volledig automatische werking van het systeem
kunt u op ieder moment de ingestelde temperatuur,
de luchtverdeling en de aanjagersnelheid wijzigen m.b.v. de
desbetreffende knoppen: het systeem zal automatisch
de eigen instellingen wijzigen en aanpassen aan de nieuwe
instellingen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 58 of 283

54
Drukknoppen voor instellen luchtverdeling (B)
Als u op een van deze knoppen drukt, kunt u handmatig
een van de 5 instellingen voor de luchtverdeling kiezen:
▲Lucht uit de luchtroosters voor ontdooiing/ontwa -
seming van de voorruit en de zijruiten voor.
˙Lucht uit de luchtroosters in het midden en aan de zij-
kant van het dashboard voor een koele luchtstroom
op het lichaam en het gezicht bij warm weer.
▼Lucht uit de luchtroosters in de beenruimten voor en
achter. Met deze luchtverdeling kan in een zo kort mo-
gelijke tijd de lucht in het interieur worden verwarmd,
omdat warme lucht opstijgt. Dit geeft snel een be-
haaglijk gevoel.
˙
▼Lucht uit de luchtroosters in de beenruimten voor en
achter (warmere lucht) en de uitstroomopeningen in
het midden en aan de zijkant van het dashboard (koe-
lere lucht). Deze luchtverdeling is bijzonder nuttig in
de gematigde seizoenen (voor- en najaar) als de zon
schijnt.
▲
▼Lucht uit de luchtroosters in de beenruimten voor en
achter en de luchtroosters voor ontwaseming/ontdooi -
ing van de voorruit en zijruiten voor. Deze luchtver-
deling zorgt voor een goede verwarming van het inte-
rieur en voorkomt het eventuele beslaan van de ruiten.
De ingestelde luchtverdeling wordt aangegeven door een
brandend lampje op de geselecteerde knoppen.
Voor het hervatten van de automatische werking van de
luchtverdeling na een handmatige instelling, moet de knop
AUTO worden ingedrukt. Deze functie kan worden ingeschakeld als u het interieur
wilt verwarmen, waarbij maximaal van het vermogen van
het systeem gebruik wordt gemaakt. Als deze functie
wordt ingeschakeld, wordt de temperatuur niet meer au-
tomatisch geregeld; de lucht wordt maximaal verwarmd
en de aanjagersnelheid en de luchtverdeling worden door
het systeem bepaald.
Als de motorkoelvloeistof niet warm genoeg is, schakelt
het systeem niet onmiddellijk de maximale aanjagersnel-
heid in, om de toevoer van te koude lucht in het interi-
eur te beperken.
Als deze functie is ingeschakeld, zijn alle handmatige in-
stellingen toegestaan.
Voor het uitschakelen van de functie is het voldoende om
de draaiknop voor de temperatuur naar links te draaien
en de gewenste temperatuur in te stellen.
❒Functie LO (maximale koeling):
wordt ingeschakeld als de draaiknop van de temperatuur
naar links wordt gedraaid, voorbij de minimale waarde
(16 °C).
Deze functie kan worden ingeschakeld als u het interieur
wilt koelen en gebruik wilt maken van het maximale ver-
mogen van het systeem. Als deze functie wordt ingescha-
keld, wordt de temperatuur niet meer automatisch gere-
geld; de lucht wordt maximaal gekoeld en de aanjager-
snelheid en de luchtverdeling worden door het systeem
bepaald. Als deze functie is ingeschakeld, zijn alle hand-
matige instellingen toegestaan.
Voor het uitschakelen van de functie is het voldoende om
de draaiknop voor de temperatuur naar rechts te draai-
en en de gewenste temperatuur in te stellen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 59 of 283

55
Drukknop AUTO (A)
(automatische werking)
Als u de knop AUTO indrukt, regelt het systeem auto-
matisch de hoeveelheid en de verdeling van de naar het in-
terieur toegevoerde lucht en worden alle voorafgaande
handmatige instellingen opgeheven.
Dit wordt aangeven door het verschijnen van het opschrift
FULL AUTO op het display voor.
Als er een of meerdere handmatige instellingen zijn uit-
gevoerd (luchtrecirculatie, luchtverdeling, aanjagersnelheid
of uitschakeling aircocompressor), dooft het opschrift
FULL op het display om aan te geven dat het systeem niet
langer alle functies automatisch regelt (behalve de tem-
peratuur die altijd automatisch wordt geregeld).
BELANGRIJK Als het systeem vanwege handmatige in-
stellingen de gewenste temperatuur niet meer kan garan-
deren en handhaven, knippert de ingestelde temperatuur
om aan te geven dat het systeem een probleem heeft ge-
signaleerd; daarna dooft het opschrift AUTO.
Voor het hervatten van de automatische werking van het
systeem na een handmatige instelling (een of meerdere),
moet de knop AUTO worden ingedrukt. Drukknoppen voor regelen aanjagersnelheid (H)
Als u op de uiteinden van knop H drukt, wordt de aanja-
gersnelheid verhoogd of verlaagd en daarmee de hoe-
veelheid lucht die in het interieur wordt gevoerd om de
gewenste temperatuur te handhaven.
De aanjagersnelheid wordt weergegeven door verlichte
staafjes op het display:
❒Maximum aanjagersnelheid = alle staafjes verlicht
❒Minimum aanjagersnelheid = één staafje verlicht.
De aanjager kan worden uitgeschakeld, maar alleen als u de
aircocompressor hebt uitgeschakeld met de knop F-fig. 42.
BELANGRIJK Voor het hervatten van de automatische
werking van de aanjager na een handmatige instelling, moet
de knop AUTO worden ingedrukt.
BELANGRIJK Als de auto met hoge snelheid rijdt, wordt
door de rijwind de luchtopbrengst in het interieur ver-
hoogd; dit wordt niet door de staafjes van de aanjager-
snelheid weergegeven.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 60 of 283

56
Knop voor inschakelen/uitschakelen
compressor van airconditioning (F)
Als u op de knop √drukt, wordt de aircocompressor,
indien ingeschakeld, uitgeschakeld en dooft het symbool
op het display.
Als u op de knop drukt als het lampje gedoofd is, wordt
de inschakeling van de compressor weer automatisch
door het systeem geregeld; dit wordt aangegeven door
een brandend symbool op het display.
Als u de aircocompressor uitschakelt, wordt de recircu-
latie uitgeschakeld om het eventuele beslaan van de ruiten
te voorkomen. Ook als het systeem de ingestelde tem-
peratuur kan handhaven, verdwijnt het opschrift FULL van
het display. Als het systeem de ingestelde temperatuur ech-
ter niet meer kan handhaven, gaat de temperatuur knip-
peren en dooft het opschrift AUTO. Drukknop voor in-/uitschakelen
luchtrecirculatie (G)
De luchtrecirculatie werkt als volgt:
❒geforceerde inschakeling (recirculatie altijd ingescha-
keld); het lampje op de knop G en het symbool í
op het display branden;
❒geforceerde uitschakeling (recirculatie altijd uitgescha-
keld met luchttoevoer van buiten); lampje op de knop
en het symbool êop het display gedoofd.
Deze mogelijkheden kunnen worden ingeschakeld door
meerdere keren op de recirculatieknop G te drukken.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen de ge-
wenste omstandigheden (verwarming of koeling van het
interieur) sneller worden bereikt.
Het is echter niet raadzaam deze functie handmatig in te
schakelen op regenachtige of koude dagen, omdat dan de
ruiten aan de binnenzijde aanzienlijk sneller kunnen be-
slaan, vooral als de airconditioning niet is ingeschakeld.
Bij lage buitentemperaturen wordt de recirculatie uitge-
schakeld (met luchttoevoer van buiten) om het beslaan van
de ruiten te voorkomen.
Bij lage buitentemperaturen raden wij u aan om de recir-
culatiefunctie niet te gebruiken, omdat hierdoor de ruiten
sneller kunnen beslaan.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 61 of 283

57
ontdooien/ontwasemen van de voorruit en de zijruiten
voor. D.w.z. dat het systeem:
❒de aircocompressor inschakelt wanneer de klimato-
logische omstandigheden dit toestaan;
❒de luchtrecirculatie uitschakelt;
❒de maximale luchttemperatuur HI in beide zones in-
stelt;
❒een aanjagersnelheid inschakelt op basis van de koel-
vloeistoftemperatuur, om toevoer van nog te koude
lucht voor de ontwaseming van de ruiten, te beperken;
❒de luchtstroom naar de luchtroosters voor de voor-
ruit en de zijruiten voor leidt;
❒de achterruitverwarming inschakelt.
BELANGRIJK De functie voor snelle ontwaseming/ont -
dooiing van de ruiten blijft ongeveer 3 minuten ingescha-
keld, nadat de koelvloeistoftemperatuur de juiste tem-
peratuur heeft bereikt voor het snel ontwasemen van de
ruiten.
Als de functie is ingeschakeld, gaan het lampje op de be-
treffende knop en het lampje op de knop van de achter-
ruitverwarming branden; op het display dooft het opschrift
FULL AUTO.
Als de functie is ingeschakeld, kunnen alleen de aanjager-
snelheid en de uitschakeling van de achterruitverwarming
handmatig worden geregeld.
Als u op de knop B drukt of op de recirculatieknop G of
op de knop van de compressor F of op de knoppen
AUTO A, worden de functies die hiervoor waren inge-
steld, weer geactiveerd. BELANGRIJK Met uitgeschakelde aircocompressor is het
niet mogelijk lucht in het interieur in te voeren met een
temperatuur die lager is dan de buitentemperatuur; bo-
vendien kunnen (in bijzondere omstandigheden) de rui-
ten zeer snel beslaan omdat de lucht niet gedroogd kan
worden.
De uitschakeling van de aircocompressor blijft in het ge-
heugen opgeslagen, ook na het afzetten van de motor.
De automatische werking van de aircocompressor wordt
automatisch hervat als u opnieuw op de knop √drukt (in
dat geval werkt het systeem alleen als verwarming) of op
de knop AUTO.
Als bij uitgeschakelde compressor de buitentemperatuur
hoger is dan de ingestelde temperatuur, kan het systeem
niet aan de wens voldoen. Dit wordt als volgt aangegeven:
de ingestelde temperatuur knippert op het display en ver-
volgens dooft het opschrift AUTO.
Als de compressor is uitgeschakeld, kan de aanjagersnel-
heid handmatig op nul worden gezet (geen enkel staafje
verlicht).
Als de compressor bij draaiende motor wordt ingescha-
keld, kan de aanjagersnelheid niet onder de minimale waar-
de (één staafje verlicht) zakken.
Drukknop voor snelle ontwaseming/ontdooiing
van de voorruit en de zijruiten voor (D)
Als u deze knop indrukt, schakelt de klimaatregeling au-
tomatisch alle functies in die noodzakelijk zijn voor het snel
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 62 of 283

58
Systeem uitschakelen OFF (E)
Het systeem schakelt uit en het display dooft als u op de
knop E drukt.
Als het systeem is uitgeschakeld: is het display gedoofd, is
de ingestelde temperatuur niet meer zichtbaar, is de re-
circulatie ingeschakeld, waarbij geen lucht van buiten
binnenkomt (recirculatielampje brandt), en zijn de airco-
compressor en de aanjager uitgeschakeld. Als u de volle-
dig automatische werking van het systeem weer wilt in-
schakelen, druk dan op de knop AUTO. Drukknop voor snelle ontwaseming/ontdooiing
van de achterruit en de
elektrisch bedienbare
buitenspiegels
(L)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Drukknop voor snelle ontwaseming/ontdooiing van de ach-
terruit
en de elektrisch bedienbare buitenspiegels.
Het lampje op de knop gaat branden als deze functie wordt
ingeschakeld.
De functie schakelt na 20 minuten automatisch uit, of als
opnieuw de knop wordt ingedrukt. De functie wordt ook
uitgeschakeld als u de motor uitzet en blijft uitgeschakeld
als u de motor opnieuw start.
BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes op de
elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijde van de
achterruit, om beschadiging van de achterruitverwarming
te voorkomen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 63 of 283

59
F0V0052mfig. 45
DIMLICHT/BUITENVERLICHTING fig. 45
Draai met de contactsleutel in stand MAR, de draaiknop
in stand
2. Als het dimlicht wordt ingeschakeld, schakelt
de dagverlichting uit en schakelen de buitenverlichting en
het dimlicht in. Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
3branden. Draai met de contactsleutel in
stand STOP of met uitgenomen sleutel, de draaiknop van
stand Oin stand
2; de buitenverlichting en de kente-
kenplaatverlichting schakelen in. Op het instrumentenpa-
neel gaat het controlelampje
3branden.
GROOTLICHT fig. 45
Druk de hendel naar voren in de richting van het dash-
board, als de draaiknop reeds in stand
2staat (vergren-
delde stand). Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
1branden. Als vervolgens de hendel naar het
stuurwiel wordt getrokken, dan dooft het grootlicht en
wordt het dimlicht weer ingeschakeld.
BUITENVERLICHTING
Met de linker hendel fig. 45 bedient u de buitenverlichting.
De buitenverlichting werkt uitsluitend als de contactsleu-
tel in stand MAR staat. Als u de buitenverlichting inscha-
kelt, gaat ook de verlichting van het instrumentenpaneel
en van de bedieningsknoppen op het dashboard branden.
DAGVERLICHTING (DRL) fig. 45
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u met de sleutel in stand MAR de draaiknop in stand
Ozet, wordt automatisch de dagverlichting ingeschakeld;
de andere lampen en de interieurverlichting blijven uitge-
schakeld. De automatische inschakeling van de dagverlich-
ting kan worden in- of uitgeschakeld via het menu op het
display (zie de paragrafen Digitaal display/Multifunctioneel
display” in dit hoofdstuk). Als de dagverlichting wordt uit-
geschakeld, dan wordt met de draaiknop in stand
Ogeen
enkele verlichting ingeschakeld.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De dagverlichting is een alternatief voor
het dimlicht tijdens het rijden overdag. De-
ze dagverlichting is in bepaalde landen verplicht
en waar niet verplicht, toegestaan. De dagver-
lichting is geen vervanging voor het dimlicht tij-
dens het rijden in tunnels of in het donker. Het ge-
bruik van de dagverlichting is afhankelijk van de
wettelijke voorschriften van het land waarin u zich
bevindt. Houdt u aan de voorschriften.
ATTENTIE!
Page 64 of 283

60
FV0053mfig. 46
Functie „lane change” (wisselen van rijbaan)
Als u bij wisseling van rijstrook kort richting wilt aange-
ven, moet u de linker hendel korter dan een halve secon-
de in de onvergrendelde stand zetten. De richtingaanwij-
zer aan de gekozen zijde knippert 5 keer en dooft daarna
automatisch.
„FOLLOW ME HOME” SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte voor de auto een bepaal-
de tijd worden verlicht.
Inschakelen
U schakelt deze functie in door de contactsleutel in stand
STOP te draaien of uit te nemen en de linker hendel bin-
nen 2 minuten na het uitzetten van de motor naar het stuur
te trekken.
Telkens als u de hendel bedient, blijft de verlichting 30 se -
conden langer branden, tot een maximum van 210 se-
conden; hierna schakelt de verlichting automatisch uit.
Telkens als de hendel wordt bediend, gaat het controle-
lampje op het instrumentenpaneel branden en verschijnt
er een melding op het display (zie het hoofdstuk Lamp-
jes en meldingen”) gedurende de tijd die de functie actief
blijft. Het lampje gaat branden als de hendel voor het eerst
bediend wordt en blijft branden totdat de functie auto-
matisch uitschakelt. Telkens als de hendel wordt bediend,
wordt alleen de inschakeltijd van de verlichting verlengd.
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden naar het stuur ge-
trokken. GROOTLICHTSIGNAAL fig. 45
Trek de hendel naar het stuur (stand zonder vergrende-
ling). Op het instrumentenpaneel gaat het controlelamp-
je
1branden.
RICHTINGAANWIJZERS fig. 46
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
❒omhoog (stand 1): inschakeling rechter richtingaan-
wijzer;
❒omlaag (stand 2): inschakeling linker richtingaanwijzer.
Op het instrumentenpaneel knippert het controlelampje
¥of Î.
De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als de au-
to weer rechtuit rijdt.
Als u kort richting aan wilt geven, voor het uitvoeren van
een handeling waarvoor het stuurwiel slechts weinig hoeft
te worden verdraaid, dan drukt u de hendel iets omhoog
of omlaag zonder dat de hendel vergrendelt. Zodra u de
hendel loslaat, gaat deze automatisch terug.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER