Page 169 of 283

165
F0V0095mfig. 143
PROCEDURE VOOR HET OPPOMPEN
VAN DE BAND
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Bij schade aan de velg (zodanige vervor-
ming van het kanaal dat er lucht weg-
loopt) kan de band niet gerepareerd worden. Ver-
wijder de eventueel in de band binnengedrongen
voorwerpen (schroeven of spijkers) niet.
ATTENTIE!
De spuitbus bevat ethyleenglycol. Bevat
latex: kan een allergische reactie veroor-
zaken. Schadelijk bij inslikken. Irriterend voor de
ogen. Kan overgevoeligheid veroorzaken bij in-
ademing en contact. Vermijd contact met ogen,
huid en kleding. Spoel bij contact onmiddellijk
overvloedig met water. Vermijd braken bij inslik-
ken, spoel de mond uit, drink veel water en raad-
pleeg onmiddellijk een arts. Houd buiten het be-
reik van kinderen. Het product mag niet gebruikt
worden door astmatische patiënten. Adem de
dampen niet in tijdens het vullen en oppompen.
Raadpleeg onmiddellijk een arts bij allergische re-
acties. Bewaar de spuitbus in de daarvoor be-
stemde ruimte, ver verwijderd van warmtebron-
nen. De afdichtvloeistof een houdbaarheidsdatum
heeft. Vervang de spuitbus voordat de houdbaar-
heidsdatum van de afdichtvloeistof is verstreken.
ATTENTIE!
Doe de handschoenen aan die bij de snel-
le bandenreparatieset zijn geleverd.
ATTENTIE!
❒Trek de handrem aan. Draai de ventieldop los, neem
de vulbuis A-fig. 143 uit en draai de ring B op het ven-
tiel van de band;
Page 170 of 283

166
F0V0096mfig. 144F0V0097mfig. 145
❒als het dan nog niet lukt om binnen 5 minuten na in-
schakeling van de compressor de bandenspanning op
ten minste 1,8 bar te brengen, mag niet verder wor-
den gereden, omdat de band te erg beschadigd is en
Fix & Go de vereiste wegligging niet kan garanderen;
wendt u tot het Fiat Servicenetwerk;
❒als de band op de juiste spanning is gebracht (zie de pa-
ragraaf „Bandenspanning” in het hoofdstuk „Techni-
sche gegevens”), vertrek dan onmiddellijk; ❒controleer of de schakelaar E-fig. 145 van de com-
pressor in stand 0 (uitgeschakeld) staat, start de mo-
tor, steek de stekker D-fig. 144 in de stekkerdoos en
schakel de compressor in door de schakelaar E-fig. 145
in stand I (ingeschakeld) te zetten. Pomp de band op
tot de juiste bandenspanning is bereikt (zie de paragraaf
„Bandenspanning” in het hoofdstuk „Technische ge-
gevens”). Controleer de bandenspanning op de mano-
meter F-fig. 145. Voor een nauwkeurige aflezing moet
de compressor worden uitgeschakeld;
❒als u er niet in slaagt binnen 5 minuten de banden-
spanning op ten minste 1,5 bar te krijgen, koppel dan
de compressor los van het ventiel en de stekkerdoos
en verplaats vervolgens de auto ongeveer 10 meter
naar voren of naar achteren, zodat de afdichtvloeistof
in de band verdeeld wordt; pomp de band vervolgens
weer op;
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 171 of 283

167
F0V0098mfig. 146
❒als een spanning van ten minste 1,8 bar wordt geme-
ten, herstel dan de correcte bandenspanning (met
draaiende motor en aangetrokken handrem) en rijdt
verder;
❒rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk. ❒stop na ongeveer 10 minuten en controleer opnieuw
de bandenspanning; vergeet niet de handrem aan te
trekken;
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Plaats de sticker op een voor de bestuur-
der goed zichtbare plaats om aan te ge-
ven dat de band behandeld is met de snelle ban-
denreparatieset. Rijd voorzichtig vooral in boch-
ten. Rijd niet harder dan 80 km/h. Vermijd bruusk
accelereren en remmen.
ATTENTIE!
Als de bandenspanning onder 1,8 bar is ge-
daald, mag niet verder worden gereden:
de snelle bandenreparatieset Fix&Go automatic
kan de vereiste wegligging niet garanderen omdat
de band te erg beschadigd is. Wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk.
ATTENTIE!
U moet absoluut aangeven dat de band
is gerepareerd met de snelle bandenrepa-
ratieset. Overhandig de informatiefolder aan het
personeel dat de band moet repareren die be-
handeld is met de snelle bandenreparatieset.
ATTENTIE!
Page 172 of 283
168
F0V0099mfig. 147F0V0100mfig. 148
PROCEDURE VOOR HET VERVANGEN
VAN DE SPUITBUS
Ga als volgt te werk voor het vervangen van de spuitbus:
❒maak de koppeling B-fig. 148 los;
❒draai de te vervangen spuitbus linksom en trek de spuit-
bus omhoog;
❒plaats de nieuwe spuitbus en draai de spuitbus recht-
som;
❒sluit de koppeling B aan op de spuitbus en plaats de
doorzichtige vulbuis A in het daarvoor bestemde vak. ALLEEN VOOR HET CONTROLEREN
EN HERSTELLEN VAN DE SPANNING
De compressor kan ook worden gebruikt voor het her-
stellen van de bandenspanning. Maak de snelkoppeling los
en verbind de koppeling direct met het ventiel van de band
fig. 147; op deze manier wordt de spuitbus niet met de
compressor verbonden en wordt de afdichtvloeistof niet
in de band gespoten.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 173 of 283

169
GLOEILAMP VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
❒Controleer voordat u een lamp vervangt of de con-
tacten niet zijn geoxideerd;
❒vervang een defecte lamp door een exemplaar van het-
zelfde type en vermogen;
❒als u een gloeilamp in de koplamp hebt vervangen, con-
troleer dan om veiligheidsredenen altijd of de afstelling
nog goed is;
❒als een lamp niet brandt, controleer dan eerst of de ze-
kering niet doorgebrand is, voordat u de lamp vervangt:
zie voor de plaats van de zekeringen de paragraaf „Ze-
keringen vervangen” in dit hoofdstuk.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Modificaties of reparaties aan de elektri-
sche installatie die niet correct worden uit-
gevoerd en waarbij geen rekening wordt gehou-
den met de technische specificaties van het sys-
teem, kunnen storingen in de werking en zelfs
brand veroorzaken.
ATTENTIE!
Halogeenlampen bevatten gas onder druk.
Bij breuk kunnen er glassplinters weg-
schieten.
ATTENTIE!
Halogeenlampen mag u uitsluitend aanra-
ken op het metalen gedeelte. Als u de bol
met uw vingers aanraakt, zal de lichtop-
brengst van de lamp teruglopen en kan ook de le-
vensduur beperkt worden. Als u de bol per onge-
luk toch hebt aangeraakt, moet u de bol schoon-
wrijven met een doekje met alcohol en daarna
laten drogen.
Wij raden u aan defecte gloeilampen, in-
dien mogelijk, door het Fiat Servicenetwerk
te laten vervangen. De juiste werking en af-
stelling van de buitenverlichting zijn van essentieel
belang voor de rijveiligheid en bovendien wettelijk
verplicht.
BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de koplamp een
beetje beslagen zijn: dit duidt niet op een defect, maar is
een natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt wordt door een
lage temperatuur en de luchtvochtigheidsgraad, en ver-
dwijnt snel als de koplampen worden ingeschakeld. De aan-
wezigheid van druppels aan de binnenzijde van de koplamp
duidt daarentegen op het binnendringen van water: wendt
u tot het Fiat Servicenetwerk.
Page 174 of 283
170
F0V0027mfig. 149
TYPEN GLOEILAMPEN fig. 149
Op de auto zijn verschillende typen gloeilampen gemon-
teerd:
A Glasfittinglampen: deze zijn voorzien van een klemfit-
ting. Verwijder de lamp door de lamp uit de houder
te trekken.
B Gloeilampen met bajonetfitting: verwijder de lamp uit
de houder door hem iets in te drukken en linksom te
draaien.
C Buislampen: verwijder de lamp door hem uit de veer-
contacten los te maken.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
D Halogeenlampen: verwijder de lamp door de borgveer
los te haken uit de zitting.
E Halogeenlampen: verwijder de lamp door de borgveer
los te haken uit de zitting.
Page 175 of 283

171
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Lampen Type Vermogen Figuur
Grootlicht H1 55 W E
Dimlicht H7 55 WD
Buitenverlichting voor W5W 5 WA
Dagverlichting W21W 21 WA
Richtingaanwijzers voor PY21W 21 WB
Flankrichtingaanwijzers WY5W 5 WA
Richtingaanwijzers achter PY21W 21 WB
Achterlichten/Mistachterlichten P4/21W 4 W/21 WB
Remlicht P21W 21 WB
Derde remlicht W5W 5 WA
Derde remlicht (For Privacy Glass) Xenon 6W 6 WA
Achteruitrijlicht W16W 16 WA
Mistlampen voor (voor bepaalde uitvoeringen/markten) H1 55 WE
Plafondverlichting voor met kantelbaar lampenglas C10W 10 WC
Plafondverlichting voor met spotjes
(voor bepaalde uitvoeringen/markten) C10W 10 WC
Plafondverlichting achter
(Doblò/Doblò Combi) C10W 10 WC
Plafondverlichting achter (Cargo) C15W 15 WC
Extra plafondverlichting achter Cargo lange wielbasis C10W 10 WC
Uitneembare plafondverlichting (voor bepaalde Cargo-uitvoeringen) C10W 10 WC
Bagageruimteverlichting (Doblò/Doblò Combi) W5W 5 WA
Page 176 of 283
172
F0V0028mfig. 150F0V0029mfig. 151
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen
de paragraaf „Gloeilamp vervangen”.
KOPLAMPUNITS fig. 150
In de koplampunits zijn de gloeilampen voor de buiten-
verlichting, het dimlicht, het grootlicht en de richtingaan-
wijzer opgenomen.
De lampen zijn op de volgende wijze in de lichtunit ge-
plaatst:
A Richtingaanwijzers.
B Buitenverlichting en dimlichten;
C Dagverlichting en grootlicht.
De lampen zijn bereikbaar na het verwijderen van de ge-
klemde beschermdeksels.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BUITENVERLICHTING
Gloeilamp vervangen:
❒verwijder het beschermdeksel B-fig. 150;
❒draai de lamphouder A-fig. 151 linksom en verwijder hem;
❒verwijder en vervang de lamp B;
❒monteer de nieuwe lamp, plaats de lamphouder A-
fig. 151 en monteer het beschermdeksel B-fig. 150 op
de juiste wijze.