Page 17 of 216

1515
A
KJIHGFE
DB
B
CA
ML
B
E
ER
S
TE KENNI
S
MAKIN
G
Uitschakelen passagiersairbag
Indien de passagiersairbag is uitgeschakeld, brandt het
airbaglampje M wanneer u het contact aanzet.
Inschakelen alarmverlichting
Detectie autogordel bestuurder
Als de bestuurder zijn gordel niet heeft omgegespt en het contact wordt aangezet, licht het lampje L van de
autogordel op en klinkt er een geluidssignaal.
Het lampjeLdooft zodra de gordel wordt omgegespt.
INSTRUMENTENPANEEL
De alarmknipperlichten wer-ken ook als het contact is
afgezet.
INSTRUMENTARIUM
A.Controlelampjes signalering.B. Controlelampjes systemen.C. Informatie snelheidsbegrenzer/-regelaar.D. Brandstofmeter.E.Dagkilometerteller.F. Totaalkilometerteller, onderhoudsintervalindicator.
G.Snelheidsmeter.H.Schakelstand automatische versnellingsbak.
I. Aanduiding sportstand veersysteem.
J. Toerenteller.K.Knop voor resetten van dagkilometerteller en onderhoudsintervalindicator.
Let op:Bij aangezet contact licht het oranje en rodelampje op.
Zodra de motor draait, moeten deze lampjesuitgaan.
Zie de betreffende pagina, als de lampjesblijven branden.
•
•
•
Page 18 of 216
16
12
3
E
ER
S
TE KENNI
S
MAKIN
G
CONTROLELAMPJE
AUTOGORDELSBANDENSPANNINGCONTROLE
Dankzij deze functie wordt u gewaarschuwd in het geval van een te lage spanning van een band of bij een lekke band.
Waarschuwin
g te lage spanning van een van de banden: Het SERVICE-
lampje brandt en het silhouet van de auto wordt weergegeven op het dis-play.
"Lekke band": Het " STOP "-lampje en de signalering lekke band lichten
op, terwijl het silhouet van de auto wordt weergegeven.
Kleurendisplay type CNaviDrive kleurendisplay
Weergave als debandenspanning inorde is
De bandenspanning is veel te laag
De bandenspanningis te laag
"Lekke band"
INSTRUMENTARIUM
4761
Alle zitplaatsen hebben eensysteem dat controleert of de auto-gordel wordt gebruikt.
Als de gordel niet is vastgegespt,zal het controlelampje 1, 2of 3gaan branden of knipperen.
Page 19 of 216

1717
D
C
E
B
A
E
ER
S
TE KENNI
S
MAKIN
G
UITSCHAKELEN PASSAGIERSAIRBAGKINDERBEVEILIGINGISOFIX-BEVESTIGINGSPUNTEN
Als u op de voorstoel een kinder-
zitje met de rugleuning in de rijrich-
ting wilt gebruiken, moet u de pas-sagiersairbag voorin uitschakelen.
Dat gaat als volgt:Zet het contact uit en steek desleutel in de schakelaar A.
Draai de sleutel in de stand "OFF": de passagiersairbag isuitgeschakeld.
Het controlelampje van deze air-
bag op het instrumentenpaneel
zal gaan branden als u het contactaanzet.
•
•
Hiermee kan de ruitbediening en
de bediening van het portierslot
van de achterportieren worden
geblokkeerd. U kunt deze elektri-
sche beveiliging inschakelen door de toetsB in te drukken.
Een bericht op het display geeft
aan dat de kinderbeveiliging isgeactiveerd.
Het ISOFIX-systeem bevat 3ogenop elke buitenste zitplaats achterin:Twee onderste ogen CenDtussen de rugleuning en de
zitting. De onderlinge afstand
is ongeveer 28 cm. De ogen
zijn bij de achterbankafgedekt
door een luikje met het
ISOFIX-logo.
Het bovenste oogE, dat aan
de hoedenplank vastzit, wordtafgedektmet een klepje metde tekst TOP TETHER achter de hoofdsteun.
•
•
10456101
VEILIGHEID INZITTENDEN
Page 20 of 216

18
1
2
3
4
1
2
3
4
A
E
ER
S
TE KENNI
S
MAKIN
G
Dit systeem zorgt ervoor dat de
snelheid van de auto constant opeen door de bestuurder geprogram-
meerde waarde gehouden wordt.1.To ets "CRUISE ": In- enuitschakelen van desnelheidsregelaar.2.Onderbreken of hervatten vande snelheidsregelaar.3. To ets "SET +": Verhogen van de ingestelde snelheid.4. To ets "SET -": Verlagen van
de ingestelde snelheid.
SNELHEIDSREGELAAR
SNELHEIDSBEGRENZER
Dit systeem biedt de mogelijkheid om een maximumsnelheid in te stellen.1.To ets " LIMIT": Inschakelen
van de snelheidsbegrenzer.2.Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer.3. To ets " SET +": een
maximumsnelheid instellen.4.To ets " SET -": Verlagen van de maximumsnelheid.
Wegrijden
Als de motor draait, kunt u de par-keerrem vrijzetten door het rempe-
daal of het gaspedaal in te trappen en tegelijkertijd de hendel Aaan te
trekken en dan weer los te laten.
Parkeren
Trek, als de auto stilstaat, aan de hendelAen laat deze vervolgens
weer los om de parkeerrem aan te
trekken.
ELEKTRISCHE PARKEERREM
697175
Let op:de parkeerrem kan niet vrijgezet worden als het contact in stand Sstaat of als de sleutel Suit het contactslot is genomen.
Let op: deze functie kan pas gebruikt worden vanaf een snel-heid van 30 km/h.De snelheidsregelaar werkt alleenin dehoogste versnellingenenals de rijsnelheidhoger is dan40 km/h.
VEILIGHEID INZITTENDEN
Page 21 of 216
1919
P
R
N
A
D
M
E
ER
S
TE KENNI
S
MAKIN
G
Stand P: Parking.
Stand R: Achteruit.
Stand N: Neutraal.Stand D: Automatische
stand.
Stand M: Handmatige stand.
•
•
••
•
De automatische versnellingsbak
biedt de volgende mogelijkheden:Werkingin deauto-adap-
tieve stand, waarbij de ver-snellingsbak steeds de ver-snelling kiest die het beste bij uw rijstijl en de wegomstan-digheden past (Stand D).Werking in de handbe-diende stand:U schakelt zelf
in een van de versnellingen
(Stand M).Automatisch programma "SPORT" en "SNEEUW" (Stand D en enkele
keren achter elkaar drukken op
bedienin
gA).
-
-
-
Veiligheidsvoorzieningen:U kunt de selectiehendel alleen uit de stand P verwijderen als u het rempedaal intrapt.Als bij het openen van een portier de selectiehendel nietin de stand P staat, klinkt er een geluidssignaal.
Controleer altijd of de selectiehendel in de stand P staat voordat u de auto verlaat.
•
•
•
AUTOMATISCHEVERSNELLINGSBAK
65
COMFORTABEL AUTORIJDEN
Page 22 of 216
20
E
ER
S
TE KENNI
S
MAKIN
G
U kunt de parkeerhulp met knopAin- en uitschakelen. Als de par-keerhulp is uitgeschakeld, brandt
het controlelampje in knop A.
PARKEERHULPLANE DEPARTURE
WARNING
Deze rijhulpvoorziening waarschuwtu, wanneer u onbedoeld een al danniet doorgetrokken streep over-schrijdt die in de lengte over de wegloopt. Dit systeem is bedoeld voor het rijden op auto- en snelwegenen werkt alleen bij snelheden vanboven de 80 km/h.
Wanneer u op de toets B drukt,
wordt deze functie geactiveerd engaat het lampje in de toets bran-den.
HEAD-UPDISPLAY
Via de head-up display wordt belang-rijke informatie in het gezichtsveld
van de bestuurder geprojecteerd. Opdeze wijze kan de bestuurder de blikop de weg houden.
De bediening van de head-up dis-play is onder het ventilatieroos-
ter aan bestuurderszijde aange-bracht.
807837
COMFORTABEL AUTORIJDEN
Page 23 of 216

MILIEUBEWUST RIJDEN
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot
van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellings-
bak, rijd dan rustig weg, schakel
zo snel mogelijk de tweede ver-
snelling in en schakel bij voorkeur
relatief snel over naar een hogere
versnelling. Volg de aanwijzingen
van de schakelindicator (indien
aanwezig) die op het instrumen-
tenpaneel worden weergegeven.
Als uw auto is voorzien van eenautomatische transmissie of eengestuurde handgeschakelde ver-snellingsbak, laat de selectiehen-del dan in de stand Drive "D"of Auto "A"
(afhankelijk van het typeversnellingsbak) staan en trap hetgaspedaal niet bruusk of diep in.
Kies voor een soepelerijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal tegebruiken en trap het gaspedaalgeleidelijk in. Als u deze aanwij-zingen naleeft, neemt het brand-stofverbruik en de CO2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door 2
het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt,
gebruik dan vanaf een snelheid
van ongeveer 40 km/h de snel-
heidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze deelektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/hde ruiten, maar laat de ventilatieroos-ters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspa-neel van het panoramadak, zonne-schermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit
zodra de gewenste temperatuur is
bereikt (behalve bij auto's met een
automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en
de ontwaseming uit zodra deze niet
meer nodig zijn als deze niet automa-
tisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo
snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mist-
lampen uit als het zicht voldoende
is.
Laat de motor vooral 's winters nahet starten niet stationair warm-draaien, maar rijd zo snel moge-lijk weg: uw auto warmt sneller opals u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijkmultimedia-apparatuur (DVD-spe-ler, MP3-speler, spelcomputer, enz.)op de auto aan om het elektriciteits-verbruik, en dus het brandstofver-bruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los alsu de auto verlaat.
Page 24 of 216

Beperk de oorzaken van eenhoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtigVover de auto: plaats de zwaarstevoorwerpen in de bagageruimte,zo dicht mogelijk bij de achter-bank.
Beperk de belading en de lucht-weerstand (dakdragers, impe-riaal, fi etsendrager, aanhanger,enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer.
Verwijder na gebruik de dakdra-gers en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel
mogelijk de winterbanden door
zomerbanden.
Houd u aan deonderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de banden-spanning (bij koude banden), houd u daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan bestuur-derszijde.
Controleer de bandenspanning met name: -voor een lange rit,-bij de wisseling van de seizoe-nen, -als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Ve rgeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wie-len van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhou-den (olie verversen, oliefi lter en luchtfi lter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het door de fabrikant voorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistoolniet meer dan drie keer afslaan;zo voorkomt u dat brandstof uit detank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merkendat pas na 3000 km het gemid-delde brandstofverbruik zich stabi-liseert.