Page 73 of 216

71
II
13
24
A
B
SNELHEIDSBEGRENZER
SNELHEIDSBEGRENZER SELECTEREN
Druk op de knop 1om de snelheidsbegrenzer te selecteren:op het displayA verschijnt het symboolB van de snelheids-
begrenzer.
De laatst opgeslagen snelheid wordt ook aangegeven.
MAXIMUMSNELHEID INSTELLEN
Als de motor draait, kunt u de maximumsnelheid als volgt instellen:druk op de knop3 om de waarde te verhogen ofdruk op de knop4 om de waarde te verlagen.
Opmerking:
Als u de knop steeds kort indrukt, wordt de snelheid in stappen van 1 km / h
veranderd. Als u de knop ingedrukt houdt, gaat de verandering in stappen
van 5 km / h.
SNELHEIDSBEGRENZER INSCHAKELEN
Druk, als de gewenste maximumsnelheid wordt aangegeven, op knop 2 om
de snelheidsbegrenzer in te schakelen.
••
De aanduiding "OFF" verdwijnt van het instrumentenpaneel.
Als de snelheidsbegrenzer is ingeschakeld, kunt u de ingestelde snelheid
niet overschrijden door het gaspedaal per ongeluk te ver in te trappen. In
noodgevallen kunt u deze snelheid wel overschrijden door het gaspedaal
volledig in te trappen. Zie "Maximumsnelheid tijdelijk overschrijden".Let op: de werkelijke snelheid van de auto kan iets hoger zijn dan de inge-stelde snelheid.
Met behulp van dit systeem kunt u
zelf een maximumsnelheid instel-len. Deze snelheid moet welhoger zijn dan 30 km/h.Let op: de informatie van de snel-heidsbegrenzer wordt op het dis-play Avan het instrumentenpaneel
getoond.
Page 74 of 216

72
II
SNELHEIDSBEGRENZER
UITSCHAKELEN
Druk op de knop 2 om de snelheidsbegrenzer uit te schakelen.
Hierdoor zal de aanduiding "OFF" weer op het instrumentenpaneel verschijnen.
De in
gestelde snelheid wordt onthouden en blijft zichtbaar op het instrumentenpaneel.
MAXIMUMSNELHEID TIJDELIJK OVERSCHRIJDEN
Onder het gaspedaal is een schakelaar aangebracht. Op elk willekeurig moment kunt u de ingestelde snelheid over-schrijden door het gaspedaal volledig in te trappen en deze schakelaar te bedienen.
Als de maximumsnelheid wordt overschreden, knippert de ingestelde snelheid op het display.
De snelheidsbegrenzer treedt automatisch weer in werking als u het gas loslaat en de rijsnelheid weer onder de
ingestelde waarde komt.
Let op:als het systeem door omstandigheden de ingestelde maximumsnelheid niet kan handhaven (bijvoorbeeld bij een steile afdaling of bij sterk accelereren) zal de ingestelde snelheid op het display knipperen. Pas zo nodig uw snelheid aan.
De snelheidsbegrenzer treedt automatisch weer in werking zodra de rijsnelheid onder de ingestelde waarde komt.
FUNCTIE UITSCHAKELENDoor de knop1ingedrukt te houden.Door de motor af te zetten.
De ingestelde snelheid wordt in het geheugen opgeslagen. De informatie op het display verdwijnt.
In geval van een storing knippert de opgeslagen snelheid terwijl het lampje
"OFF" op het display permanent brandt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
••
Bij het gebruik van andere dan door CITROËN goedgekeurde matten bestaat de kans dat deze onder het gaspedaal schuiven en zo het volledig intrappen van het gaspedaal belemmeren. U kunt dan deingestelde maximumsnelheid niet overschrijden. Gebruik in dat geval de bediening op het stuur.
Blijf attent en houd de auto altijd onder controle.
Page 75 of 216

73
II
DYNAMISCHE STABILITEITSCONTROLE (ESP)
Hoewel hetESP extra veiligheid
biedt onder normale rijomstandig-heden, wil dat nog niet zeggendat de bestuurder extra risico kannemen of harder kan rijden.
Het systeem werkt het best wanneer men zich aan de voorschriften vande constructeur houdt betreffendede wielen (banden en velgen), deremcomponenten en de elektroni-sche componenten. Ook dient men
zich aan de montageprocedures enhet onderhoud zoals voorgeschre-ven door het CITROËN-netwerk of g
een gekwalifi ceerde werkplaats terespecteren.
Laat het systeem na een aanrijdingnakijken door het CITROËN-net-yjg
werk of een gekwalifi ceerde werk-plaats.
DYNAMISCHE STABILITEITSCONTROLE (ESP) EN
ANTISLIPREGELING (ASR)
Deze systemen werken samen en vormen een aanvulling op het ABS. Als er een verschil ontstaat tussen de koers van de auto en de koers zoals die
door de bestuurder gewenst is, grijpt het ESPautomatisch in door een of meer wielen af te remmen en het motorkoppel te verminderen, om ervoor
te zorgen dat de auto in het juiste spoor blijft. HetASR-systeem zorgt voor een optimale tractie, doordat slippen van de voorwielen wordt voorkomen.
Dit wordt bereikt door de aangedreven wielen af te remmen of door het motorkoppel terug te nemen. Het systeem betekent tevens een verbetering
van de koersvastheid van de auto tijdens accelereren.
WERKING
Als hetESP of ASR in werking treedt, knippert het controlelampjeESP/ASR.
UITGESCHAKELD
Onder bijzondere omstandigheden (auto vastgelopen in modder, sneeuw
of mul zand, gebruik van sneeuwkettingen…) kan het nuttig zijn het ESP/ASR-systeem uit te schakelen, zodat de wielen doorslippen en zo wellichtmeer grip gevonden wordt.
Druk op de schakelaar A: het controlelampje ESP/ASR en het lampje Ain
de schakelaar gaan branden. Het ESP/ASR is nu uitgeschakeld.
Het ESP/ASR wordt weer ingeschakeld:als het contact wordt afgezet.
bij een snelheid van meer dan 50 km/h.
als u de schakelaar A nog een keer indrukt.
STORING
Bij een storing in de systemen, brandt hetESP/ASR-lampje.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats omhet systeem te laten controleren.
•
•
•
Page 76 of 216

74
II
REMMEN
ABS Antiblokkeersysteem
Het ABS vergroot de veiligheid en voorkomt het blokkeren van de wielen bij een noodstop en op een wegdek
dat weinig grip biedt. Zo blijft de auto onder alle omstandigheden bestuurbaar.
Alle belangrijke onderdelen van het systeem worden voor en tijdens het rijden door een elektronisch systeem gecon-
troleerd. Bij het aanzetten van het contact gaat het ABS-controlelampje even branden. Na enkele seconden moet
dit lampje weer uitgaan. Het ABS-controlelampje gaat bij het aanzetten van het contact even branden en dooft naenkele seconden.
Als het controlelampje niet uitgaat, betekent dit dat het ABS vanwege een storing buiten werking is gesteld. Als ditlampje tijdens het rijden gaat branden, betekent dit ook dat het ABS is uitgeschakeld. In beide gevallen blijft hetremsysteem normaal functioneren, net als bij een auto zonder ABS. Het is echter noodzakelijk om de auto zo snelmogelijk te laten nakijken door het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats om de veiligheid die hoorty,j j
bij de correcte werking van het ABS te herstellen.
Rijd op gladde wegen (grind, sneeuw, ijs, enz.) wel altijd extra voorzichtig.
BRAKE ASSIST SYSTEM (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in geval van nood in nog kortere tijd een optimale remdruk kan worden opgebouwd,
teneinde de remweg te bekorten. Het treedt in werking afhankelijk van de snelheid waarmee u het rempedaal intrapt:er wordt een verminderde weerstand gedetecteerd. Houd het rempedaal ingetrapt tot de auto stilstaat: het brakeassist system blijft dan langer in werking. Houd het rempedaal ingetrapt tot de auto stilstaat.
Als het controlelampje gelijktijdig met hetSTOP-lampje brandt terwijl de elektrische parkeerrem
is vrijgezet, duidt dat op een te laag remvloeistofniveau of een storing van de remdrukverdeler.Stop onmiddellijk. Waarschuw zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerdejg , p g g
werkplaats.
Page 77 of 216

75
II
A
ELEKTRISCHE PARKEERREM
WERKING
Parkeren
Trek, als de auto stilstaat, aan de
hendel A en laat deze vervolgens
weer los om de parkeerrem aan te
trekken.Let op:Schakel bij automatische ver-snellingsbak altijd in de stand P.
Draai op een helling de voor-wielen naar de stoeprand.
De parkeerrem kan niet vrijge-zet worden als het contact instand S staat of als de sleutel uit het contactslot is genomen.
•
•
•
Wegrijden
Als de motor draait, kunt u de par-keerrem vrijzetten door het rempe-
daal of het gaspedaal in te trappen en tegelijkertijd de hendel A aan te
trekken en dan weer los te laten
Om beschadiging aan de elektrische parkeerrem te voorkomen,wordt het gebruik van een hogedrukreiniger voor het schoonmakenvan de onderzijde van de auto afgeraden.
Gebruik niet het gaspedaal om uw auto op en helling vast te houden.Gebruik het rempedaal of de elektrische parkeerrem.
Het controlelampje brandt
als de parkeerrem is aan-getrokken of niet goedis vrijgezet en wanneer uprobeert de handrem vrij te zettenzonder het rempedaal in te trap-rpen.
Als beide contro-
lelampjes tegelijk branden, is er een storing aan de elek-
trische parkeerrem.
De rem is aangetrokken.
Als dit controlelampje
brandt, duidt dit op een
storing in de elektrische parkeerrem.
De rem is niet aangetrokken.
Zet bij automatische versnel-lingsbak de selectiehendel in de stand P.Schakel bij handgeschakelde
versnellingsbak de eerste ver-snelling in.
•
•
Page 78 of 216

76
II
B
D
E
C
A
ONTGRENDELEN IN
NOODGEVALLEN
Bij een storing in de werking vande elektronisch bediende handrem
of bij accupech en als de versnel-lingsbak niet in de parkeerstand(P) staat bij automatische versnel-lingsbak of bij een ingeschakelde
versnelling van de handgescha-
kelde versnellingsbak:1.Open het bergvak onder de
middenarmsteun door op
knop Bte drukken.
ELEKTRISCHE PARKEERREM
5. Zorg ervoor dat de band weer goed in de uitsparing Dwordt
teruggezet. Als u dat niet doet, kan het gebeuren dat de par-
keerrem na vijf pogingen niet
meer kan worden aangetrok-
ken.Raadpleeg het CITROËN-net-
werk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Cette sangle ne vous permet pas de serrer votre frein de stationnement. Pour rÈenclencher le frein de stationnement Èlectrique (aprËs rÈsolution du dysfonctionnement ou de la panne batterie), tirez puis rel‚chez la commandeA. Le temps de serrage successif au déverrouillage de secours est plus long.
Let op:gedurende het uit-voeren van de noodproce-dure kan op het intrumenten-paneel het controlelampjevan de elektrische handremgaan branden.
2.Verwijder de cd-houder door aan de lippenC te trekken.3. Haal de band uit de uitspa-ringD.4.Trek aan de band om de rem
vrij te zetten. Een harde tik geeft aan dat de rem is losge-komen.
Let op: controleer na het uitvoeren van de handelin-gen of het controlelampjevan de elektrische parkeer-rem op het instrumenten-paneel brandt. Opmerkin
g: centrale diagnoseaansluiting
Voorkom dat de stekkeraansluiting E, die gebruikt wordt bij het onderhoud
aan de auto, vuil of vochtig wordt.
Page 79 of 216

77
II
BEWEEGBARE SPOILER
De beweegbare spoiler verbetert
zowel de aerodynamische als deremeigenschappen van de auto.
AUTOMATISCH UIT- EN
INKLAPPEN
De spoiler kan in twee standen uit-klappen:Vanaf ongeveer 65 km / hklaptde spoiler uit. Zolang de snel-heid meer dan 25 km / his, blijft
de spoiler in deze stand staan.
Als u langzamer gaat rijden, klapt de spoiler automatisch in.
Bij ongeveer 125 km / hklapt de spoiler verder uit en zolang de snelheid meer dan105 km / h is, blijft de spoi-ler in deze stand staan. Daaltde snelheid verder, dan wordt de spoiler in de eerste stand
gezet.
•
•
ONDERHOUD
U kunt de spoiler zelf uitklappen om bijvoorbeeld bladeren of klem-zittende voorwerpen te verwijde-
ren: zet het contact af en bedien
binnen de volgende minuut de rui-
tenwisserschakelaar. De spoiler zal dan uitklappen.
Tijdens de eerstvolgende rit met een snelheid van minstens10 km / hzal
de spoiler weer inklappen.Let op:als de beweegbare spoi-ler in de onderhoudsstand wordt gezet, gaan de ruitenwissers in een verticale stand staan. Zie "Rui-tenwissers".
ACCESSOIRESZet de beweegbare spoiler inde onderhoudsstand voordat uaccessoires, bijvoorbeeld eenfi etsendrager, op de achterklepplaatst.
De effectiviteit van deze spoiler zal door het monteren van
accessoires bovenop de auto(dakdragers, bagagebakken,
fi etsdragers, enz.) verminde-ren.
Opmerking:afhankelijk van hetmotortype zijn bepaalde uitvoerin-gen voorzien van een vaste spoiler.
•
•
Reinig de auto alleen met een hogedrukspuit als de beweegbare spoiler is ingeklapt.
Page 80 of 216
78
II
Als de auto een obstakel nadert,
volgen de geluidssignalen elkaar sneller op en komen de lichtstreep-jes op het display steeds dichter bijde afgebeelde auto. In
devoor- en achterbumpervan de auto zijn sensoren voor de parkeer-rhulp gemonteerd.
Bij het manoevreren oplage snelheid (tot ongeveer 10 km / h) waarschuwt het systeem u voor eventuele obstakels via:een geluid uit de luidsprekers voor- of achterin.
een afbeelding van de auto waarbij wordt aangegeven waar het obsta-kel zich bevindt.
Aan de hand van het geluidssignaal dat uit een van de luidsprekers voor of
achter komt, kunt u opmaken waar het obstakel zich bevindt.Let op:het volume van de audio-installatie wordt automatisch even vermin-derd als de waarschuwing voor een obstakel wordt weergegeven.
•
•
PARKEERHULP
VoorzijdeAchterzijde
Als de afstand tussen de auto en het obstakel min-
der dan 25 cm is, klinkt
er een ononderbroken sig-naal en verschijnt de waarschuwing "ATTENTIE" op het display.