Page 65 of 216

63
II
12
SPIEGELS
ELEKTRISCH BEDIENDE BUITENSPIEGELS
Eigenschappen
Het buitenste deel van de spiegelaan bestuurderszijde heeft een
bolle vorm om het gezichtsveld
aan de zijkant te vergroten.
De objecten die in dit gedeelte
worden waargenomen, zijn in
werkelijkheid dichterbij.
Hiermee moet u rekening houden
bij het inschatten van afstanden.
Verstellen van de spiegels
Werkt alleen als het contact aan is.
Kies vanaf de bestuurdersplaats de te verstellen spiegel met de schake-laar 1 en gebruik tuimelschakelaar 2 voor het verstellen in vier richtingen.
De verwarmin
g van de buitenspiegels werkt gelijktijdig met de achterruitver-
warming.
De instellin
gen van de spiegels worden tegelijk met de instellingen van de
bestuurdersstoel opgeslagen. Zie: "Programmeerbare rijpositie-instellin-gen".
Inklappen van de buitenspiegels
Als u de auto parkeert, kunt u de buitenspiegels handmatig of elektrischinklappen.
Elektrisch inklappen
Druk de schakelaar 1 naar achteren om de spiegels in te klappen.
Druk de schakelaar 1opnieuw naar achteren om de spiegels weer uit teklappen.
Automatisch inklappen
Bij het vergrendelen van de auto worden de buitenspiegels automatisch
ingeklapt.
Page 66 of 216
64
II
1
SPIEGELS
ELEKTRISCH BEDIENDE BUITENSPIEGELS (VERVOLG)
Als u de achteruitversnelling inschakelt, gaan beide
buitenspiegels in een vooraf in te stellen geheugenstand staan
Bij draaiende motor:1. Kies met de schakelaar 1 een van de beide buitenspiegels.
2. Schakel de achteruit in: de spiegel gaat automatisch in de geheugen-stand staan zodat u de stoeprand beter kunt zien.3. Stel de spiegel af met behulp van de schakelaar.
Het automatisch kantelen van de buitenspiegels kanuitgeschakeld worden
U kunt deze functie uitschakelen door de schakelaar 1in de middenstandte zetten.
Page 67 of 216
65
IIP
R
N
A
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
Veiligheidsvoorzieningen:U kunt de selectiehendel alleen uit de stand P verwijde-ren als u het rempedaal intrapt.
Als bij het openen van een portier de selectiehendel niet in de stand P staat, klinkt er een geluidssignaal.
Controleer altijd of de selectiehendel in de stand P staatvoordat u de auto verlaat.
•
•
•
AUTOMATISCHEVERSNELLINGSBAKParking (Stand P).
Achteruit (Stand R).
Neutraal (Stand N).
•
•
•
De automatische versnellings-
bak biedt de volgende moge-
lijkheden:
Werkingin de auto-adap-
tieve stand, waarbij de
versnellin
gsbak steeds de
versnelling kiest die het beste
bij uw rijstijl en de wegom-standigheden past (Stand D).Werking in dehandbediende
stand: U schakelt zelf in een
van de versnellingen (Stand M).Automatisch programma"SPORT" en "SNEEUW"
Stand D en enkele keren achter elkaar drukken op
bedieningA.
•
-
-
-
Page 68 of 216

66
II
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
Starten is alleen mogelijk als de selectiehendel in de stand P of N
staat.
Een beveiliging zorgt ervoor dat u de motor in een andere stand niet kunt starten.
Trap na het starten van de motor het rempedaal in en zet de selectiehendel
vanuit standP in standD,R of M:inD voor automatisch schakelen.inR voor de achteruit.
inM voor handmatig schakelen.
U kunt op elk willekeurig moment overschakelen van automatisch schake-len (stand D) op handmatig schakelen (stand M) en omgekeerd.
••
•
GEBRUIK VAN DE AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
Zet de selectiehendel niet onder het rijden in de stand N(alleen als dat absoluut noodzakelijk is).Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R als de autoniet volledig stilstaat.
Als u onder het rijden de selectiehendel per ongeluk tochin de stand N heeft gezet, wacht dan tot de motor stationair draait alvorens u de stand D of M weer selecteert.
•
•
Parkeerstand
Zet de selectiehendel in standP om de auto te blokkeren. Doe dit alleen als de auto volledig stilstaat. De
aangedreven wielen zijn nu geblokkeerd.Let erop dat de selectiehendel in de juiste stand staat. Trek ook deelektrische parkeerrem goed aan.
Achteruit
Zet de selectiehendel alleen in deze stand als de auto volledig stilstaat en houd uw voet op de rem. Geef niet
te snel gas om schakelschokken te vermijden.
Neutraal
Zet de selectiehendel niet onder het rijden in
de stand N (alleen als dat
absoluut noodzakelijk is).
Page 69 of 216

67
II
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
AUTOMATISCH SCHAKELEN
De versnellingsbak kiest steeds de meest geschikte versnelling op basis
van:rijstijl.
wegdek.
beladin
g van de auto.
De versnellingsbak doet zijn werk volledig automatisch; u hoeft zelf niets
meer te doen.
In bijzondere situaties (bijvoorbeeld bij inhalen) kunt u door het gaspedaal
volledig in te trappen, maximaal accelereren waarbij er, indien noodzakelijk,
automatisch teruggeschakeld wordt.
Opmerkingen
:Wanneer u remt, schakelt de versnellingsbak automatisch terug als dit
nodig is, zodat de auto op effi ciÎnte wijze op de motor afremt.Als u tijdens het optrekken plotseling het gas loslaat, zal de versnel-lingsbak niet opschakelen, wat de veiligheid ten goed komt.
ï
ï
ï
ï
ï
HANDMATIG SCHAKELEN
Stand van de selectiehendel voor handmatig schakelenSelectiehendel in stand M.
Duw de selectiehendel naar "+"om in een hogere versnelling te scha-kelen.
Duw de selectiehendel naar "–"om naar een lagere versnelling terug
te schakelen.Let op:Het overschakelen gebeurt alleen als de rijsnelheid van de auto en het
motortoerental dit toelaten.
De programma's "SPORT" en "SNEEUW" werken niet als u de versnel-lingsbak handmatig bedient.
Als het toerental van de motor te hoo
g wordt, schakelt de versnellings-bak automatisch in een hogere versnelling.
Bij een te laag toerental wordt automatisch teruggeschakeld.
U kunt op elk willekeurig moment overschakelen van automatisch schake-len (standD) op handmatig schakelen (standM) en omgekeerd.
•
•
•
•
•
•
•
Page 70 of 216

68
II
A
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
AUTOMATISCH PROGRAMMA "SPORT" EN "SNEEUW"
Druk als de selectiehendel in standD staat op de schakelaar A om achter-eenvolgens de programma'sSPORT,SNEEUWen NORMAAL te kiezen.
Bij het starten van de motor kiest het systeem automatisch voor de stand
NORMAAL. Dit is het meest geschikte programma voor het rijden onder
normale omstandigheden.
Er brandt geen controlelampje op het instrumentenpaneel. D
e standSNEEUW is voor een rustiger rijstijl, speciaal bedoeld voor gladde wegen.
Het bijbehorende controlelampje op het instrumentenpaneel gaatbranden.
De stand SPORT maakt een sportievere rijstijl mogelijk waarbij denadruk ligt op prestaties en acceleratievermogen.
Het bijbehorende controlelampje op het instrumentenpaneel gaatbranden.
Opmerking: het gekozen schakelprogramma wordt bij het afzetten van de
motor niet opgeslagen, u moet dit programma de volgende keer na het star-
ten opnieuw selecteren.
Als een controlelampje knippert, betekent dat dat de geselecteerde schakelstand nog niet is ingesteld. Alshet lampje constant brandt, is dat wel het geval.
Bij een storing in de werking:Bij het inschakelen van de achteruit Rkunt u een fl inke schakelschok voelen.De versnellingsbak blijft in een bepaalde versnelling staan.
Rijd niet harder dan 100 km / h.
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
••
•
Page 71 of 216

69
II
0
13
24
A
C
SNELHEIDSREGELAAR
SNELHEIDSREGELAAR SELECTEREN
Deze voorziening stelt u in staat
om constant met een door u inge-stelde snelheid te rijden zonder
het gaspedaal aan te raken.
De snelheidsregelaar werkt alleen
in de hoogste versnellingenen
als de rijsnelheid hoger is dan40 km/h.Let op: de informatie van de snel-heidsregelaar wordt op het dis-play Avan het instrumentenpaneel
getoond.
Druk op de knop1 om de snelheidsregelaar te selecteren:op het displayA verschijnt het symboolC van de snelheids-
regelaar.
De kruissnelheid wordt nu in het geheugen opgeslagen. De
ingestelde snelheid wordt op het displayA getoond. Bi
j het selecteren van de snelheidsregelaar is er geen snel-heid in het geheugen opgeslagen.
EEN KRUISSNELHEID INSTELLEN
Zodra de auto eenmaal de gewenste snelheid heeft bereikt, drukt u kort op
de knop 3of 4.
U kunt nu het gaspedaal loslaten. De auto blijft automatisch met de gekozenkruissnelheid rijden.Let op:de werkelijke rijsnelheid van de auto kan iets afwijken van de inge-stelde snelheid.
De kruissnelheid tijdelijk overschrijden
Tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar kunt u door het gaspedaal in
te trappen op elk willekeurig moment de ingestelde snelheid overschrijden(bijvoorbeeld om in te halen). De op het dislay aangegeven snelheid zal danknipperen. Zodra u het gaspedaal loslaat, gaat de auto weer op de inge-
stelde kruissnelheid rijden.Let op: als het systeem niet in staat is de ingestelde kruissnelheid te hand-haven (bijvoorbeeld bij een steile afdaling), zal de snelheid op het display
knipperen. Pas zo nodig uw snelheid aan.
Page 72 of 216

70
II
SNELHEIDSREGELAAR
In al deze gevallen zal de aanduiding "OFF" op het instrumentenpaneel ver-schijnen.
De ingestelde snelheid wijzigen
U kunt de snelheid die op het displayA wordt aangege-
ven als volgt wijzigen:To ets 3: om de snelheid te verhogen.
To ets 4: om de snelheid te verlagen.
Opmerking:als u de knop steeds kort indrukt, wordt
de snelheid in stappen van 1 km / h veranderd. Als u de
knop ingedrukt houdt, gaat de verandering in stappen
van 5 km / h.
Snelheidsregelaar uitschakelen
Uitschakelen van de snelheidsregelaar is mogelijk door:het intrappen van rem- of koppelingspedaal.het ingrijpen van hetESP of deASR.
het indrukken van de knop2.Let op: de snelheidsregelaar werkt niet als als de ver-snellingspook in de vrijstand staat (stand N).
•
•
••
•
De ingestelde kruissnelheid wordt met deze handelin-
gen niet uit het geheugen gewist: de kruissnelheid blijft
zichtbaar op het instrumentenpaneel.
Gebruik de snelheidsregelaar alleen als de verkeersomstandigheden het rijden met een constantesnelheid toelaten.
Gebruik het systeem niet als het druk is, op slechte wegen of wegen met weinig grip, of onder andereomstandigheden die het rijden bemoeilijken.
Blijf attent en houd de auto altijd onder controle.
Het is raadzaam om uw voeten in de buurt van de pedalen te houden.
Snelheidsregelaar opnieuw inschakelenDoor de laatst opgeslagen kruissnelheid op teroepen:
Druk daarvoor op de knop2.
de auto gaatautomatischweer op de ingesteldekruissnelheid rijden. Die snelheid wordt op het
instrumentenpaneel getoond.
Opmerkin
g:als de auto veel langzamer rijdt dan deeerder ingestelde kruissnelheid, zal de auto snel acce-lereren totdat de ingestelde snelheid weer is bereikt.Door de huidige rijsnelheid te kiezen:Druk daarvoor de knoppen3 of 4even in zodra de gewenste snelheid is bereikt.
De aanduiding "OFF" verdwijnt van het instrumen-
tenpaneel.
Snelheidsregelaar geheel uitschakelenDoor de knop1ingedrukt te houden.
Door de motor af te zetten.
De ingestelde snelheid wordt uit het geheugen gewist.
In geval van een storing knippert de geprogrammeerdesnelheid of knipperen de streepjes "- - -" terwijl het
lampje "OFF" op het display permanent brandt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalifi -ceerde werkplaats.
•
•
•
•