Page 57 of 216

55
II
RUITENWISSERS
VERVANGEN VAN DE RUITENWISSERBLADEN
Om de wisserbladen te kunnen vervangen, moet u de wisserarmen in de onderhoudsstandzetten. Dat doet u door het contact uit te zetten en dan binnen een minuut de ruitenwissers aan te zetten. De ruitenwissers gaan dan rechtopstaan.
Nadat de wisserbladen vervangen zijn, zet u hetcontact aan en bedient u de ruitenwisserschakelaar. De ruiten-
wissers gaan dan weer in de normale stand staan.Letop:als u de ruitenwissers in de onderhoudstand zet, wordt ook de beweegbare spoiler in de onderhoudstand gezet.
Zie "Beweegbare spoiler".
RUITENSPROEIERS VÓÓR
Trek de hendel van de ruitenwisserschakelaar naar u toe om de voorruit tesproeien.
Bij het sproeien gaan de wissers tijdelijk werken en, als het dimlicht aan-
staat, worden ook de koplampen schoongespoten.
Als er minder dan 1 liter in het ruitensproeierreservoir zit, verschijnt er eenbericht op het display.
Controleer bij vorst of de wisserbladen niet aan de ruit zijn vastgevroren,voordat u de ruitenwissers inschakelt.
Verwijder opgehoopte sneeuw van de voorruit.
Page 58 of 216

56
II
A
RUITEN
Nadat de accu is losgenomen
geweest of na een storing moet
de antiklemvoorziening van elke
ruit opnieuw geïnitialiseerd wor-den:Open de ruit helemaal en sluit
deze vervolgens. Elke keer als u de schakelaar indrukt, zal
de ruit een paar centimeters
sluiten. Herhaal de handeling
totdat de ruit geheel gesloten is.Houd daarna de schakelaar
nog een aantal seconden inge-drukt.
LET OP
Tijdens deze handeling is de anti-klemvoorziening niet actief.
•
•
KINDERBEVEILIGING
Hiermee kan de ruitbediening en
de bediening van het portierslot vande achterportieren worden geblok-
keerd.
Als de auto Pack Lounge stoelenheeft, wordt de voor-/achterwaartsestoelverstelling en de verstellingvan de voorstoel vanaf de achterzit-plaatsen eveneens geblokkeerd.
De beveili
ging wordt geactiveerddoor het indrukken van de knopAop het bedieningspaneel van deruiten.
Een bericht op het display geeft aandat de kinderbeveiliging is geacti-
veerd.
De achterportieren kunnen nog
wel van buitenaf
geopend wordenen ook de bediening op het paneelvoorin blijft actief.
ELEKTRISCHE BEDIENING
Vanaf de bestuurdersstoel kunnenmet de schakelaars op het portier
alle portierruiten elektrisch bediend
w
orden.
TIPTOETSBEDIENING
Als u de schakelaar tot het eerstedrukpunt indrukt, zal de ruit bewe-gen totdat u de schakelaar weer loslaat.
Drukt u de schakelaar verder in,
dan gaat de ruit geheel open of dicht. U kunt de beweging stoppendoor nog eens op de schakelaar tedrukken.Let op: de ruitbediening blijft nahet uitzetten van het contact nog enige tijd bruikbaar.
ANTIKLEMVOORZIENING
De antiklemvoorziening stopt hetsluiten van de ruit als deze bewe-ging gehinderd wordt door een
obstakel: de ruit gaat dan weer open.
LET OP DE KINDEREN BIJ HET BEDIENEN VAN DE RUITEN
Neem bij het verlaten van de auto altijd de sleutel uit het contact, ookwanneer u de auto maar even verlaat.
Als er iets of iemand klem komt te zitten bij het bedienen van een ruit,moet u de ruit meteen weer openen. Druk daartoe op de desbetreffendeschakelaar.
Als u als bestuurder de ruiten van de passagiers bedient, dient u eropte letten dat de passagiers het correct sluiten van de ruiten niet belem-meren.
Let erop dat de passagiers de ruitbediening op de juiste wijze gebrui-ken.
Let op dat er bij het sluiten van de ruiten en het open dak met de afstands-bediening geen personen bekneld kunnen raken.
Page 59 of 216

57
II
STUURWIEL VERSTELLEN – AUTOGORDEL IN
HOOGTE V E RSTELLEN
HANDMATIGEVERSTELLING VAN HET
STUUR IN HOOGTE EN
DIEPTE
Ontgrendel het stuur bij stilstaandeauto door de hendel van u af teduwen.
Stel de hoogte en diepte van hetstuur in en vergrendel vervolgenshet stuur door de hendel naar u toete trekken.
ELEKTRISCH VERSTELLENVAN HET STUUR IN HOOGTE EN DIEPTE
Bij stilstaande auto kunt u het stuur in hoogte en diepte instellen door
de hendel te verplaatsen:naar voren of naar achteren
om de diepte in te stellen
naar boven of naar beneden
om de hoogte in te stellen.
De stand van het stuur wordt, evenals de rijpositie, opgeslagen (Zie: "Programmeerbare rijpositie-
instellingen").
•
•
AUTOGORDEL IN HOOGTEVERSTELLEN
De juiste plaatsvan het bovenstebevestigingspunt van de auto-gordel is wanneer de gordel hal-verwege de schouderloopt. Zier"Autogordels".
Knijp voor de hoogteverstellingvan de gordel de bediening in enschuif het bevestigingspunt in defgewenste stand.
Verstel de zit- en stuurpositie alleen als de auto stilstaat.
Stel eerst de stand van uw stoel in en daarna die van het stuur. Zie "Rijhouding".
IN-/UITSTAPFUNCTIE
Wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend bij afgezet contact,
klapt het stuur iets weg om ruimte
te bieden aan de in- o
f uitstap-pende bestuurder.
U kunt deze functie in- of uitscha-
kelen via het menu "Persoonlijke
instellingen - Confi guratie" van hetmultifunctionele display.
Page 60 of 216

58
II
1
3
2
VOORSTOELEN
KANTELEN VAN DE RUGLEUNING
Trek aan de hendel1en kantel de rugleuning in de gewenste stand.
Het is mogelijk om de rugleuning 45° naar voren te kantelen tot deze
vergrendelt. Druk voor het ontgrendelen op de bediening1.
HOOFDSTEUN IN HOOGTE VERSTELLEN EN KANTELEN
Trek de hoofdsteun omhoog om deze hoger te stellen.
Om de hoofdsteun lager te zetten drukt u op de ontgrendeling2 enduwt u de hoofdsteun omlaag.
U kunt de hellingshoek van de hoofdsteun veranderen door de onder-
zijde van de hoofdsteun naar voren of naar achteren te bewegen.
Druk op de ontgrendeling2en trek de hoofdsteun omhoog om deze in
zijn geheel te verwijderen.
BEDIENING STOELVERWARMING
De voorstoelen kunnen elk van stoelverwarming voorzien zijn. De ver-
warming is met het draaiknopje 3 op de zijkant van de stoel in te stellen:
0 : Stop.
1 : Laa
gste stand.
2 :
Gemiddelde stand.
3 : Hoogste stand.
Let op: de stoelverwarming werkt alleen als de motor draait.
VERSTELLEN VAN DE STOEL IN LENGTERICHTING EN IN
HOOGTE
Zie volgende pagina.
Page 61 of 216
59
II
A
B
C
D
A
BCD
VOORSTOELEN
Rijd nooit zonder hoofdsteunen en zorg ervoor dat de hoofdsteunenaltijd op de juiste hoogte staan afgesteld.
ELEKTRISCH VERSTELLEN
Kantelen van de rugleuning
Gebruik de schakelaar A om de rugleuning in de gewenste stand te kantelen.
Lendensteunverstelling
Gebruik de schakelaar B om de lendensteun te verstellen.
Verstellen van de stoel in lengterichting en in hoogte
Druk op de horizontale pijltjes van de toetsCom de stoel in
lengterichting te verstellen.
Druk op de verticale pijltjes van de toetsC om de stoel in
hoogte te verstellen.
Kantelen van de zitting
Gebruik de schakelaar D om de zitting te kantelen.
Let op:deze verstelmogelijkheden blijven nog even beschikbaar:Bij het openen van een voorportier
N
a het afzetten van het contact
•
•
Page 62 of 216

60
II
21
M
PROGRAMMEERBARE RIJPOSITIE-INSTELLINGEN
MET DE TOETSEN 1 EN
2 OPGESLAGEN STANDEN
Opslaan van een zitpositie:a. Zet het contact aan (sleutel in
tweede stand).b. Stel uwstoel, het stuur, despiegels en de head-up dis-
play in.c. Druk op de toetsMen dan op1(eerste geheugen) of 2(tweede geheugen).
Het opslaan wordt bevestigd met een geluidssignaal.Let op: bij het opslaan van een nieuwe instelling worden eerder
opgeslagen gegevens gewist.
Het stoelgeheugen kan voor debestuurdersplaats de volgendeinstellingen onthouden:Bestuurderstoel.
Stuur.
Buitenspiegels.
Head-updisplay.
Zie "Instellen van het stuur", "Spie-
gels" en "Head-updisplay".
Met de toetsen 1en2heeft u demogelijkheid om twee standenvan de bestuurdersstoel op teslaan.
•
••
•
OPROEPEN VAN EEN
OPGESLAGEN STAND
Stilstaande auto (contact
aan of draaiende motor)
Druk op de toets 1of 2 om debetreffende instellingen op te roe-pen.
Als alles correct is ingesteld klinkter een geluidssignaal.
Onder het rijden
Houd de toets 1 of 2even ingedrukt
totdat de gewenste instellingen zijnopgeroepen.Let op:als er verscheidene keren
achter elkaar een opgeslagenstand is opgeroepen, wordt dezefunctie uitgeschakeld totdat u demotor start.
Page 63 of 216

61
II
23
1
CONTROLELAMPJE AUTOGORDELS
WERKING
Alle zitplaatsen hebben een systeem
dat controleert of de autogordel wordtgebruikt.
Als de gordel niet is vastgegespt,
zal het controlelampje 1, 2 of 3gaan branden of knipperen.
WERKING VAN HET CONTROLESYSTEEM
Bestuurders- en passagiersstoel
Bij het aanzetten van het contact:Als de bestuurder zijn autogordel niet gebruikt, gaat het controle-lampje 1 branden.
Als de passagier voorin zijn autogordel niet gebruikt, wordt dat aange-geven door het controlelampje 3.
Als u harder dan 20 km / h rijdt en de gordels niet zijn vastgemaakt, knippert
het controlelampje, verschijnt er een bericht op het display en klinkt er gedu-
rende on
geveer 2 minuten een geluidssignaal. Daarna blijven de lampjes 1en/of 3branden.
Zitplaatsen achterin
Als u het contact aanzet gaat het controlelampje 2 branden om de bestuurder en de eventu ele passagiers op het gebruik van de gordels te attenderen.
Zodra de portieren zi
jn gesloten en de motor is gestart, verschijnt er gedu-
rende 30 seconden een bericht over het gebruik van de autogordels ach-
terin.
Als daarna één o
f meer gordels achterin nog niet zijn vastgemaakt:Het lampje 2 gaat branden zolang de snelheid niet hoger dan onge-
veer 20 km / h is.Zodra u harder rijdt dan 20 km / h knippert het lampje2, klinkt er gedu-rende twee minuten een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op
het display.Let op:De controle van het gebruik van de autogrodels wordt uitgeschakeld als
u het contact afzet of als u een van de portieren opent.
Een kinderzitje dat op de voorstoel wordt geplaatst, kan soms niet door
het systeem worden gedetecteerd.
•
•
•
•
•
•
De bestuurder moet na het sluiten van alle portieren en het starten vande motor het volgende controleren:of alle inzittendenhun gordel hebben vastgemaakt,
of de autogordels op de juiste maniergebruikt worden.r
•
•
Page 64 of 216
62
II12
SPIEGELS
Werking van de binnenspiegel
Zet het contact aan en druk op de toets 1.Controlelampje 2 brandt (scha-kelaar bediend): automatischestand ingeschakeld.Lampje 2gedoofd: automa-
tische stand uitgeschakeld.
De spiegel blijft in de heldere stand staan.Let op:om u optimaal zicht te bie-den, wordt de binnenspiegel lich-ter zodra u de achteruitversnelling inschakelt.
•
•
AUTOMATISCHEBINNENSPIEGEL
Deze spiegel zorgt voor een auto-matische en geleidelijke overgangtussen de dag- en nachtstand.
Om te voorkomen dat u verblindraakt, wordt de spiegel automa-
tisch donkerder, al naar gelang de
intensiteit van de verlichtin
g vanhet achteropkomende verkeer.
De spiegel wordt weer lichter als
de verlichting van het achteropko-mende verkeer minder wordt, zodatu weer een optimaal zicht hebt.