Page 97 of 270

96
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0U189Abfig. 91
RIJSTIJL
Als de rijstijl „Sport” wordt ingeschakeld, gaat het
symbool „S” in het vakje rechtsonder van het instelbare
multifunctionele display branden, zoals is afgebeeld in
fig. 92-93.
Als de rijstijl „Normal” is ingeschakeld, dan wordt
dit niet door een opschrift/symbool op het display,
fig. 94-95 aangegeven.DYNAMISCH
VOERTUIGREGELSYSTEEM
„ABARTH MANETTINO”
(DSS – Driving Sport Switch)
Met dit systeem kunnen, afhankelijk van de eisen van de
bestuurder en de conditie van het wegdek, met behulp
van hendeltje A-fig. 91 twee verschillende rijstijlen
worden gekozen.
S = Sport (sportieve rijstijl)
N = Normal (rijden onder normale omstandigheden)
Het hendeltje A keert na de bediening altijd terug in de
middelste stand.
Het systeem heeft ook invloed op de dynamische
regelsystemen van de auto (instrumentenpaneel,
stuurinrichting, motor, TTC- en ASR-systeem).
Page 98 of 270
97
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0U201Abfig. 93
F0U199Abgfig. 92
F0U196Abfig. 95
F0U200Abgfig. 94
Rijstijl Normal
❒Beginscherm: fig. 94.
❒Scherm met turbodruk: fig. 95. Rijstijl Sport
❒Beginscherm: fig. 92.
❒Scherm met turbodruk: fig. 93.
Page 99 of 270

98
Werking van de dynamische regelsystemen
van de auto bij de rijstijl „Normal”
Als de rijstijl „Normal” is ingeschakeld, dan werken de
dynamische regelsystemen van de auto op de volgende
manier:
❒ASR-systeem: aangepast aan normale rij-
omstandigheden
❒TTC-systeem: uitgeschakeld
❒Stuurinrichting: afgesteld op comfort onder normale
rij-omstandigheden
❒Motor: standaardregeling voor normale rij-
omstandigheden.
RIJSTIJL „Sport” IN-/UITSCHAKELEN
Inschakelen
Voor het inschakelen van de rijstijl „Sport” moet
hendeltje A-fig. 91 naar voren worden gezet, tot naast
letter „S”. Houd het hendeltje een halve seconde in die
stand en in ieder geval totdat het symbool „S” of het
opschrift „SPORT” op het instelbare multifunctionele
display verschijnt (zie fig. 92-93).
Als u hendeltje A loslaat, keert het terug in de middelste
stand.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Werking van de dynamische regelsystemen
van de auto bij de rijstijl „Sport”
Als de rijstijl „Sport” is ingeschakeld, dan werken de
dynamische regelsystemen van de auto op de volgende
manier:
❒ASR-systeem: instelling met minder directe
inschakeldrempels zodat een vrijere en sportievere
rijstijl mogelijk is
❒TTC-systeem: wordt ingeschakeld voor een
bijzonder effectieve en sportieve rijstijl
❒Stuurinrichting: afgesteld op een sportieve rijstijl
❒Motor: sportieve regeling waarbij sneller op het
gaspedaal wordt gereageerd.
Uitschakelen
Om de rijstijl „Sport” uit te schakelen en terug te keren
naar de rijstijl „Normal”, moet u hendeltje A-fig. 91 naar
achteren zetten tot naast de letter „N”. Houd het
hendeltje een halve seconde in die stand en in ieder
geval totdat het symbool „S” of het opschrift „SPORT”
op het instelbare multifunctionele display verdwijnt (zie
fig. 94-95).
Als u hendeltje A loslaat, keert het terug in de middelste
stand.
Page 100 of 270

99
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0U095Abfig. 97
WERKING
Uitschakelmethode van de motor
Als auto stilstaat, wordt de motor uitgezet als de
versnellingspook in de vrijstand staat en het
koppelingspedaal is losgelaten.
Startmethode van de motor
Trap het koppelingspedaal in om de motor weer te
starten.START&STOP-systeem
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het Start&Stop-systeem zet automatisch de motor uit
als de auto stilstaat en start de motor zodra de
bestuurder weer wil gaan rijden.
Zo wordt de doelmatigheid van de auto vergroot door
een vermindering van het brandstofverbruik, de uitstoot
van schadelijke uitlaatgassen en de akoestische
vervuiling. Het systeem schakelt in iedere keer als de
motor wordt gestart.
Als u het interieur in de auto wilt blijven koelen, dan
moet u het Start&Stop-systeem uitschakelen, zodat de
airconditioning continu kan blijven werken.
F0U097Abfig. 96
Page 101 of 270

100
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
OMSTANDIGHEDEN WAARBIJ
DE MOTOR NIET WORDT UITGEZET
Als het systeem ingeschakeld is, dan wordt, vanwege
comforteisen, ter beperking van de uitstoot en om
veiligheidsredenen, de motor niet uitgezet onder de
volgende omstandigheden:
❒nog koude motor;
❒zeer lage buitentemperaturen;
❒onvoldoende opgeladen accu;
❒ingeschakelde achterruitverwarming;
❒ruitenwisser ingeschakeld op maximale snelheid;
❒geopend bestuurdersportier;
❒niet omgelegde veiligheidsgordel van bestuurder;
❒ingeschakelde achteruit (bijv. bij inparkeren);
❒bij automatische airconditioning, zolang er nog geen
comfortabele temperatuur in het interieur is of bij
ingeschakelde MAX – DEF-functie;
❒in de eerste gebruiksperiode als het systeem zichzelf
instelt.
In bovengenoemde gevallen verschijnt er een melding op
het display en gaat het lampje fig. 98 op het
instrumentenpaneel knipperen. HANDMATIGE IN-/UITSCHAKELING
Het Start&Stop-systeem kan worden in- en
uitgeschakeld met de knop op het dashboard fig. 96.
Als het systeem is ingeschakeld, gaat op het
instrumentenpaneel het betreffende lampje branden
fig. 97.
Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat op het
instrumentenpaneel het lampje fig. 98 branden.
Bovendien verschijnen op het instelbare multifunctionele
display de meldingen m.b.t. het in- en uitschakelen van
het systeem.
F0U096Abfig. 98
Page 102 of 270

101
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0U098Abfig. 99
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als de motor is uitgezet door het Start&Stop-systeem
en de bestuurder maakt de eigen veiligheidsgordel los en
opent het bestuurders- of passagiersportier, dan kan de
motor daarna alleen worden gestart m.b.v. de
contactsleutel.
De bestuurder wordt op deze situatie geattendeerd
door een akoestisch signaal, een melding op het display
en het knipperen van het lampje fig. 98 op het
instrumentenpaneel.
„ENERGY SAVING”-FUNCTIE
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als na een automatische start van de motor de
bestuurder 3 minuten geen enkele actie onderneemt,
dan zet het Start&Stop-systeem de motor definitief uit
om brandstof te besparen. In die gevallen kan de motor
alleen gestart worden met de contactsleutel. OMSTANDIGHEDEN VOOR HET
HERSTARTEN VAN DE MOTOR
Vanwege comforteisen, beperking van de uitstoot en om
veiligheidsredenen kan de motor weer automatisch
worden gestart, zonder ingrijpen van de bestuurder,
onder de volgende omstandigheden:
❒onvoldoende opgeladen accu;
❒ruitenwisser ingeschakeld op maximale snelheid;
❒beperkte onderdruk in het remsysteem (bijvoorbeeld
na herhaaldelijk intrappen van het rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld wanneer
bergafwaarts wordt gereden);
❒door het Start&Stop-systeem langer dan ongeveer
3 minuten uitgezette motor;
❒bij automatische airconditioning, om een
comfortabele temperatuur in het interieur te
bereiken of bij inschakeling MAX – DEF.
Met een ingeschakelde versnelling kan de motor alleen
automatisch worden gestart als het koppelingspedaal
geheel wordt ingetrapt. Via een melding op het
instrumentenpaneel en, voor bepaalde uitvoeringen/
markten, het knipperen van het lampje fig. 97 op het
instrumentenpaneel wordt de bestuurder verzocht deze
handeling uit te voeren.
Opmerking Als het koppelingspedaal niet wordt
ingetrapt na 3 minuten na het uitzetten van de motor, is
een herstart van de motor alleen mogelijk met behulp
van de contactsleutel.
Opmerking Als de motor ongewenst is afgeslagen,
bijvoorbeeld wanneer het koppelingspedaal te snel is
losgelaten bij een ingeschakelde versnelling, en het
Start&Stop-systeem is ingeschakeld, dan kan de motor
gestart worden door het koppelingspedaal helemaal in
te trappen of door de versnellingspook in de vrijstand
te zetten.
Page 103 of 270

102
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0U185Abfig. 100F0U186Abfig. 101
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN fig. 101
Als een noodstart wordt uitgevoerd met een hulpaccu mag
de minkabel (−) vanaf de hulpaccu nooit met de minpool
A van de accu van de auto worden verbonden, maar moet
de minkabel op een massapunt op de motor of de
versnellingsbak worden aangesloten. Opmerking Het is in alle gevallen mogelijk de motor
draaiend te houden door het Start&Stop-systeem uit te
schakelen.
STORINGEN
Bij een storing schakelt het Start&Stop-systeem uit.
De storing wordt aan de bestuurder getoond door het
branden van het algemene storingslampje A-fig. 99,
indien aanwezig, het verschijnen van een melding en
een symbool voor een systeemstoring B-fig. 99 op het
instrumentenpaneel. Wendt u in dat geval tot het
Abarth Servicenetwerk.
AUTO LANGERE TIJD STALLEN fig. 100
Als de auto langere tijd niet wordt gebruikt, dan moet
er in het bijzonder op worden gelet dat de elektrische
voeding van de accu wordt losgemaakt. Hiervoor moet
de aansluiting A (door bediening van knop B) worden
losgekoppeld van de accuconditiesensor C, die op de
Wendt u voor het vervangen van de accu
altijd tot het Abarth Servicenetwerk.
Vervang de accu door een accu van hetzelfde
type (HEAVY DUTY) en met dezelfde specificaties.
ATTENTIE
minpool D van de accu is gemonteerd. Deze sensor mag
nooit worden losgekoppeld van de accu, behalve als de
accu wordt vervangen.
Page 104 of 270

103
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0U099Abfig. 102
BELANGRIJKE TIPS
Controleer voordat u de motorkap
opent of de motor is uitgeschakeld en de
contactsleutel in stand STOP staat. Houdt
u aan hetgeen beschreven staat op het etiket op
de fronttraverse fig. 102. Het is raadzaam de
contactsleutel uit te nemen als er in de auto
nog inzittenden zijn. Als de auto wordt verlaten
moet de contactsleutel altijd worden uitgenomen
of in stand STOP worden gedraaid. Controleer
bij het tanken of de motor is uitgezet en de
contactsleutel in stand STOP staat.
ATTENTIE
„e-GSI”-SYSTEEM
(GEAR SHIFT INDICATOR)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het „e-GSI”-systeem (Gear Shift Indicator) geeft een
schakeladvies aan de bestuurder m.b.v. een melding op
het instrumentenpaneel (zie fig. 103).
Het „e-GSI”-systeem adviseert de bestuurder naar een
andere versnelling te schakelen om brandstof te
besparen. Voor een zuinige rijstijl wordt daarom
aangeraden, als de verkeersomstandigheden dit toelaten,
de adviezen van het „e-GSI”-systeem op te volgen.
F0U100Abfig. 103