Page 137 of 270

136
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
RIJSTIJL
Starten
Laat bij stilstaande auto de motor niet warmdraaien met
stationair toerental en ook niet met een verhoogd
toerental: onder deze omstandigheden warmt de motor
veel langzamer op, terwijl het verbruik en de schadelijke
uitlaatgasemissie toenemen. Het is beter om rustig weg
te rijden en geen hoge toerentallen te gebruiken: op
deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een
stoplicht of voordat u de motor afzet. Deze handeling
heeft evenals het overschakelen met tussengas, geen
enkel nut. Het kost brandstof en verhoogt de uitstoot
van schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de
hoogste versnelling. Het inschakelen van een lage
versnelling voor een snelle acceleratie verhoogt het
brandstofverbruik. Bij het oneigenlijke gebruik van een
hoge versnelling neemt het verbruik en de schadelijke
uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt de motor hierdoor
sneller. Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als u deze niet
gebruikt. Ze verminderen de aerodynamica van de auto,
waardoor het brandstofverbruik toeneemt. Gebruik
voor het vervoer van volumineuze voorwerpen bij
voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik elektrische accessoires uitsluitend als u ze
nodig hebt. De achterruitverwarming, de verstralers,
de ruitenwissers en de aanjager van het ventilatie-/
verwarmingssysteem vragen veel stroom, waardoor
het brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25% in
stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor
het brandstofverbruik sterk toeneemt (tot gemiddeld
20%): gebruik wanneer de buitentemperatuur het
toelaat, bij voorkeur de functies van het
ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aerodynamische
accessoires kan de aerodynamica negatief beïnvloeden,
waardoor het brandstofverbruik zal toenemen.
Page 138 of 270

137
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een
hogere snelheid. Rijd daarom zoveel mogelijk met een
gelijkmatige snelheid, vermijd overbodig remmen en
optrekken. Dit kost brandstof en verhoogt de uitstoot
van schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstof en verhoogt
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen: het is beter
geleidelijk op te trekken en het toerental, waarbij het
maximum koppel wordt geleverd, niet te overschrijden.GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud starten bereikt de
motor niet de optimale bedrijfstemperatuur. Hierdoor
neemt niet alleen het brandstofverbruik toe (van 15 tot
aan 30% in stadsverkeer), maar ook de uitstoot van
uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek
Op een drukke weg, bijvoorbeeld bij filerijden, waarbij
overwegend lage versnellingen worden gebruikt, of in de
stad waar zich veel verkeerslichten bevinden, zal het
brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn. Bochtige
trajecten, bergwegen en een slecht wegdek verhogen
eveneens het brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorwegovergangen), is
het raadzaam de motor uit te zetten.
Page 139 of 270

138
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WINTERBANDEN
Gebruik winterbanden die dezelfde maat hebben als de
standaard geleverde banden.
Bij het Abarth Servicenetwerk zijn WINTER-banden
205/45 R17"- 88Q (M+S) verkrijgbaar, die gebruikt
kunnen worden als de auto voornamelijk op
besneeuwde trajecten rijdt.
Houdt u voor de bandenmaat, de bandenspanning en
het type winterbanden exact aan de gegevens die staan
vermeld in de paragraaf „Wielen” in het hoofdstuk
„Technische gegevens”.
De specifieke eigenschappen van winterbanden
verminderen aanzienlijk als de profieldiepte minder is
dan 4 mm. In dat geval is het veiliger ze te vervangen.
Door de specifieke eigenschappen van winterbanden zijn
de prestaties onder niet-winterse omstandigheden of
wanneer er lange afstanden op de snelweg worden
gereden, minder dan die van de standaard gemonteerde
banden.
Beperk het gebruik van winterbanden tot die
omstandigheden waarvoor ze zijn goedgekeurd.
Bij winterbanden met de indicatie „Q”
mag niet sneller worden gereden dan
160 km/h; echter de lokaal geldende wettelijke
snelheidsbeperkingen moeten altijd worden
gerespecteerd.
ATTENTIE
BELANGRIJK Als u winterbanden gebruikt waarvan de
maximum toegestane snelheid lager is dan de
topsnelheid van de auto (met een marge van 5%), dan
dient u in het interieur van de auto een voor de
bestuurder duidelijk zichtbaar waarschuwingsplaatje te
plaatsen met de maximum toegestane snelheid wanneer
met die winterbanden wordt gereden (overeenkomstig
de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (zelfde
merk en profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het
rijden en remmen en voor een betere bestuurbaarheid.
Keer de draairichting van de banden niet om.
Page 140 of 270

139
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van de
voorschriften van het land waar wordt gereden. De
sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen
gemonteerd worden (aangedreven wielen). Wij raden
u het gebruik aan van sneeuwkettingen uit het Abarth
Lineaccessori-programma. Controleer na enkele
tientallen meters rijden of de kettingen nog goed
gespannen zijn.
BELANGRIJK Geef bij gemonteerde sneeuwkettingen
voorzichtig gas om het doorslippen van de aangedreven
wielen te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.
Hierdoor wordt het breken van de kettingen
voorkomen en daarmee beschadiging van de carrosserie
en de mechanische onderdelen.
BELANGRIJK Gebruik dunne sneeuwkettingen met een
beperkte dikte van 7 mm.Op banden met bandenmaat 215/45
R17
"-91Y kunnen geen sneeuwkettingen
worden gemonteerd.
ATTENTIE
Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen
gebruikt; rijdt niet harder dan 50 km/h.
Vermijd kuilen, stoepranden en andere
obstakels en rijd, om de auto en het
wegdek niet te beschadigen, geen lange
stukken op sneeuwvrije wegen.
ATTENTIE
Page 141 of 270

140
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
❒smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en
achterruitwisser in met talkpoeder en laat ze los
van de ruit staan;
❒zet de ruiten een klein stukje open;
❒dek de auto af met een stoffen of een ademende
kunststof hoes. Gebruik geen dichte plastic hoes,
omdat het in en op de auto aanwezige vocht dan
niet kan verdampen;
❒breng de bandenspanning 0,5 bar boven de normaal
voorgeschreven spanning en controleer deze
regelmatig;
❒als u de accukabels niet loskoppelt, moet de lading
iedere maand gecontroleerd worden; laad de accu
op als de optische meter een donkere kleur heeft
zonder groen middenstuk;
❒tap het koelsysteem van de motor niet af.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met een
diefstalalarm, schakel dan het alarm uit met de
afstandsbediening.
AUTO LANGERE TIJD STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de auto langer dan een
maand niet wordt gebruikt:
❒zet de auto in een overdekte, droge en goed
geventileerde ruimte;
❒schakel een versnelling in;
❒zorg ervoor dat de handrem niet is aangetrokken;
❒maak de minkabel van de accu los en controleer de
acculading. Gedurende het stallen moet deze
controle iedere drie maanden worden herhaald.
Laad de accu op als de optische meter een donkere
kleur heeft zonder een groen middenstuk;
❒maak de gespoten plaatdelen schoon en behandel ze
met een beschermende was;
❒reinig en conserveer de glimmende metalen delen
met daarvoor geschikte middelen;
Page 142 of 270

141
LAMPJES EN MELDINGEN
ALGEMENE OPMERKINGEN
Het branden van enkele lampjes/symbolen gaat gepaard
met een specifiek bericht en/of een akoestisch signaal.
Deze meldingen zijn beknopt en uit voorzorg en moeten
als een aanvulling worden gezien en niet als alternatief
voor de informatie in dit Instructieboek. Wij raden
u daarom aan dit Instructieboek goed door te lezen.
Houdt u bij een storing altijd aan de aanwijzingen die in
dit hoofdstuk beschreven worden.
BELANGRIJK De storingsmeldingen die op het
instelbare multifunctionele display verschijnen, zijn
onderverdeeld in twee categorieën: ernstige storingen
en minder ernstige storingen.
De meldingen voor ernstige storingen worden langdurig
„cyclisch” herhaald.
De meldingen voor minder ernstige storingen worden
gedurende een kortere tijd „cyclisch” herhaald.
U kunt de weergavecyclus van beide categorieën
onderbreken door op de knop MENU ESC te drukken.
De lampjes op het instrumentenpaneel blijven branden,
totdat de oorzaak van de storing is verholpen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTERLAMPJES EN MELDINGEN
Als het lampje xtijdens het rijden gaat
branden (er verschijnt ook een melding
op het display), stop dan onmiddellijk en wendt
u tot het Abarth Servicenetwerk.
ATTENTIE
TE LAAG
REMVLOEISTOFNIVEAU (rood)
AANGETROKKEN HANDREM (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het
lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje
doven.
Te laag remvloeistofniveau
Het lampje gaat branden als het remvloeistofniveau in
het reservoir onder het minimum niveau is gedaald,
bijvoorbeeld door lekkage in het remsysteem.
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
x
Aangetrokken handrem
Het lampje gaat branden als de handrem wordt
aangetrokken.
Als de auto in beweging is, hoort u bij enkele
uitvoeringen ook een akoestisch signaal.
BELANGRIJK Als het lampje tijdens het rijden gaat
branden, controleer dan of de handrem niet is
aangetrokken.
Page 143 of 270

142
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STORING ABS (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait,
gaat het lampje branden. Na enkele seconden
moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als het systeem defect of niet
beschikbaar is. In dat geval blijft het remsysteem
normaal werken, maar zonder de mogelijkheden van het
ABS. Rijd voorzichtig verder en wendt u zo snel
mogelijk tot het Abarth Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
>
STORING EBD
(rood/geel)
Als bij een draaiende motor
tegelijkertijd de waarschuwingslampjes
xen >gaan branden, dan is er een storing in het
EBD-systeem of is het systeem niet beschikbaar; in dat
geval kunnen bij krachtig remmen de achterwielen
vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan gaan
slippen. Rijd direct zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde
werkplaats van het Abarth Servicenetwerk om het
systeem te laten controleren.
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
> x
STORING ESP
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait,
gaat het lampje branden. Na enkele seconden
moet het lampje doven.
Storing in ESP/ASR
Als het lampje niet dooft of blijft branden tijdens het
rijden, dan is er een storing in het ESP/ASR-systeem.
Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot het Abarth
Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
Opmerking Als het lampje knippert tijdens het rijden,
dan geeft dit aan dat het ESP in werking is getreden.
Storing Hill Holder
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als het lampje gaat branden, is er een storing in het Hill
Holder-systeem. Wendt u in dat geval zo snel mogelijk
tot het Abarth Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
á
STORING AIRBAG (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait,
gaat het lampje branden. Na enkele seconden
moet het lampje doven.
Als het lampje continu blijft branden, geeft dit een
storing in het airbagsysteem aan.
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
¬
Page 144 of 270

143
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
NIET OMGELEGDE
VEILIGHEIDSGORDELS (rood)
Het lampje gaat continu branden als bij
stilstaande auto de veiligheidsgordel aan
bestuurderszijde niet goed is omgelegd.
Als de auto rijdt en de veiligheidsgordels voor zijn niet
goed omgelegd, dan gaat het lampje knipperen en klinkt
een akoestisch signaal (zoemer).
<
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait en het lampje ¬gaat niet
branden of blijft branden tijdens het rijden, dan
is er mogelijk een storing in de veiligheidssystemen;
in dat geval kunnen de airbags of gordelspanners
niet geactiveerd worden bij een ongeval of, in
een zeer beperkt aantal gevallen, niet op de
juiste wijze geactiveerd worden. Voordat
u verder rijdt, dient u contact op te nemen met
het Abarth Servicenetwerk om het systeem
direct te laten controleren.
ATTENTIE
Een defect lampje ¬(lampje gedoofd)
wordt aangegeven doordat het lampje
voor de uitgeschakelde frontairbag aan
passagierszijde “langer dan de normale
4 seconden knippert.
ATTENTIE
Het lampje “geeft bovendien
eventuele storingen van het lampje ¬
aan. Dit wordt aangegeven door het langer
knipperen van het lampje “dan de normale 4
seconden. In dat geval kan het lampje ¬geen
storingen in de airbag-/gordelspannersystemen
aangeven. Voordat u verder rijdt, dient
u contact op te nemen met het Abarth
Servicenetwerk om het systeem direct te laten
controleren.
ATTENTIE
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE
UITGESCHAKELD (geel)
Het lampje
“brandt als de frontairbag aan
passagierszijde is uitgeschakeld.
Als u bij ingeschakelde frontairbag aan passagierszijde
de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje
“ongeveer 4 seconden branden en vervolgens
4 seconden knipperen. Hierna moet het lampje doven.
“
Het akoestische signaal (zoemer) van het SBR-systeem
(Seat Belt Reminder) kan alleen worden uitgeschakeld
door het Abarth Servicenetwerk.
Het systeem kan weer worden ingeschakeld via het
setup-menu.