Page 249 of 377

535
Rijden met uw auto
E090000ABH
De cruise control stelt u in staat een
bepaalde rijsnelheid te programmeren
die de auto vervolgens aanhoudt, zonder
dat u de voet op het gaspedaal hoeft tehouden.
Dit systeem is ontworpen om bij een
snelheid van meer dan 40 km/h en
minder dan 180 km/h in werking tetreden.✽✽AANWIJZING
Tijdens de normale werking van de
cruise control zal deze na ongeveer 3
seconden in werking treden wanneer de
toets SET wordt ingedrukt of opnieuw
wordt ingedrukt nadat geremd is. Dezevertraging is normaal.
CRUISE CONTROL-SYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
WAARSCHUWING
Als de cruise control ingeschakeld blijft (controlelampje CRUISE in
het instrumentenpaneel blijft
branden), kan de cruise control
mogelijk onbedoeld worden
geactiveerd. Zet de cruise control
uit (controlelampje CRUISE UIT)
wanneer de cruise control niet
gebruikt wordt, om te voorkomendat u onbedoeld een snelheidinstelt.
Gebruik het cruise control-systeem alleen indien de verkeersdrukte en
de weersomstandigheden dattoelaten.
(Vervolg)
(Vervolg)
Gebruik de cruise control nooitwanneer niet veilig met een
constante snelheid gereden kan
worden, bijvoorbeeld bij
filerijden, op gladde wegen (door
regen, ijs of sneeuw), bochtige
wegen of op bergwegen met een
hellingspercentage van meer dan6%.
Houd bij het gebruik van het cruise control-systeem de
rijomstandigheden extra in acht.
Let op bij het gebruik van het cruise control-systeem bij het
afrijden van hellingen, omdat derijsnelheid kan toenemen.
Page 250 of 377

Rijden met uw auto
36
5
E090100ABK Rijsnelheid instellen:
1. Druk op de toets CRUISE ON-OFF op
het stuurwiel om de cruise control in te
schakelen. Het controlelampje
CRUISE in het instrumentenpaneel
gaat branden.
2. Versnel tot de gewenste snelheid, die hoger moet zijn dan 40 km/h en lagerdan 180 km/h. 3. Beweeg de combischakelaar (1)
omlaag (naar SET-) en laat deze los bij
de gewenste snelheid. Hetcontrolelampje SET in het
instrumentenpaneel zal gaan branden.
Haal uw voet van het gaspedaal. De
snelheid wordt nu automatischaangehouden.
Op steile hellingen kan de snelheid van
de auto tijdelijk iets hoger of lagerworden.
E090200ABK
Rijsnelheid verhogen
Volg één van de volgende procedures:
Beweeg de combischakelaar (1) omhoog (naar RES+) en houd deze
vast. De auto zal accelereren. Laat de
schakelaar los op het moment dat de
gewenste snelheid is bereikt.
Beweeg de combischakelaar (1) omhoog (naar RES+) en laat deze
onmiddellijk weer los. De rijsnelheid zal
iedere keer als u de combischakelaar
op deze manier omhoog beweegt(naar RES+) met 2,0 km/h of 1,6 km/htoenemen.
OBK059029NOBK059031NOBK059030N
11
Page 251 of 377

537
Rijden met uw auto
E090300ABK
Rijsnelheid verlagen:
Volg één van de volgende procedures:
Beweeg de combischakelaar (1)omlaag (naar SET-) en houd deze vast.
De auto mindert geleidelijk snelheid.
Laat de schakelaar los op het moment
dat de gewenste snelheid is bereikt.
Beweeg de combischakelaar (1) omlaag (naar SET-) en laat deze
onmiddellijk weer los. De rijsnelheid zal
iedere keer als u de combischakelaar
op deze manier omlaag beweegt (naar
SET-) met 2,0 km/h of 1,6 km/hafnemen. E090400ABK Tijdelijk accelereren met
ingeschakelde cruise control:
Trap het gaspedaal in als u tijdelijk
sneller wilt gaan rijden terwijl de cruise
control is ingeschakeld. De cruise control
wordt niet uitgeschakeld en de
rijsnelheid die oorspronkelijk was
ingesteld blijft behouden.
Laat het gaspedaal los om weer terug te
keren naar de oorspronkelijke rijsnelheid.
Als u de combischakelaar omlaag
beweegt (naar SET-) bij een hogere
snelheid, zal de rijsnelheid opnieuw
worden ingesteld.
E090500ABK
Schakel de cruise control op één
van de volgende manieren uit:
Trap het rempedaal in.
Zet de selectiehendel in stand N
(automatische transmissie).
Druk op de toets CANCEL op het stuurwiel.
Verlaag de snelheid tot een snelheid die 15 km/h (9 mph) lager is dan de snelheid die in het geheugen isopgeslagen.
Verlaag de snelheid tot een snelheid die lager is dan ongeveer 32 km/h (20mph).
Verhoog de rijsnelheid tot een snelheid die hoger is dan ongeveer 200 km/h.
OBK059032NOBK059031N
1
Page 252 of 377

Rijden met uw auto
38
5
Bedien de parkeerrem. Bedien tijdens
het rijden de parkeerrem niet, behalve
in een noodgeval.
Door deze handelingen wordt de werking
van de cruise control onderbroken (het
controlelampje SET op hetinstrumentenpaneel gaat uit), maarwordt het systeem niet uitgeschakeld.
Om de werking van de cruise control te hervatten drukt u op schakelaar RES+op het stuurwiel. De cruise control keert terug naar de eerder door u ingestelde
snelheid.
E090600ABH
Terugkeren naar ingestelde
rijsnelheid (boven 40 km/h (25 mph)):
Als de ingestelde rijsnelheid op een
andere manier dan met de schakelaar
CRUISE ON/OFF is onderbroken en het
systeem nog is geactiveerd, wordt demeest recente ingestelde snelheid
hervat wanneer de combischakelaar (1)
omhoog (naar RES+) wordt bewogen.
De ingestelde snelheid wordt echter niet
hervat wanneer de snelheid minder isdan 40 km/h (25 mph). E090700ABH
Schakel de cruise control op één
van de volgende manieren uit:
Druk op de toets CRUISE ON-OFF
(het controlelampje CRUISE in het
instrumentenpaneel gaat uit).
Zet de motor uit.
In deze beide gevallen wordt het systeem uitgeschakeld. Volg de aanwijzingen onder “Rijsnelheid
instellen” op de vorige bladzijde om decruise control opnieuw in te schakelen.
OBK059030N
Page 253 of 377

539
Rijden met uw auto
E100000AUN
Het brandstofverbruik van uw auto is
voornamelijk afhankelijk van uw rijstijl, de
plaatsen waar u rijdt en de
omstandigheden waaronder u rijdt.
Al deze factoren zijn van invloed op het totale aantal kilometers dat u op een liter
brandstof kunt afleggen. Door de
onderstaande suggesties op te volgen,
verbruikt uw auto zo min mogelijk
brandstof en bespaart u geld op zowel de
brandstof als op reparaties enonderhoud:
Rijd zo vloeiend mogelijk. Verhoog uwsnelheid geleidelijk. Rijd niet volgas
weg bij een verkeerslicht en houd uw
snelheid zo constant mogelijk. Sprint
niet van verkeerslicht naar
verkeerslicht. Pas uw snelheid zoveel
mogelijk aan aan de snelheid van de
overige verkeersdeelnemers zodat u
niet onnodig moet vertragen of
versnellen. Vermijd indien mogelijk
verkeersopstoppingen. Bewaar altijd
voldoende afstand tot uw voorligger,
zodat u onnodig remmen kunt
voorkomen. Dat beperkt tevens deslijtage aan het remsysteem. Rijd niet harder dan nodig is. Hoe
harder u rijdt, hoe meer brandstof uw
auto verbruikt. Rijden met een
constante, niet al te hoge snelheid,
vooral op de snelweg, is een van de
meest effectieve manieren om
brandstof te besparen.
Regel de snelheid niet met het rempedaal of het koppelingspedaal.
Dat verhoogt het brandstofverbruik en
kan tevens de slijtage aan deze
componenten bespoedigen. Verder
kan, als u uw voet tijdens het rijden op
het rempedaal laat rusten, het
remsysteem oververhit raken,
waardoor de remwerking in negatieve
zin beïnvloed kan worden, hetgeen
ernstige consequenties kan hebben.
Zorg goed voor uw banden. Houd de bandenspanning op de geadviseerde
waarde. Een onjuiste bandenspanning,te hoog of te laag, leidt tot onnodige
bandenslijtage. Controleer de
bandenspanning minimaal een keerper maand. Zorg ervoor dat de wielen goed
uitgelijnd zijn. Een onjuiste uitlijning
van de wielen kan het gevolg zijn van
het rijden tegen stoepranden of van
het met een te hoge snelheid rijden
over een weg met kuilen en hobbels.
Een onjuiste uitlijning zorgt voor eensnellere bandenslijtage en kan naast
een hoger brandstofverbruik ook nog
andere problemen veroorzaken.
Houd uw auto in een goede conditie. Laat het onderhoud aan uw auto uitvoeren
volgens het onderhoudsschema in
hoofdstuk 7. Dat is essentieel voor een zolaag mogelijk brandstofverbruik en zo
laag mogelijke onderhoudskosten.
Bij ongunstige gebruiksomstandigheden
dient er vaker onderhoud te worden
uitgevoerd (zie hoofdstuk 7 voor meerdetails).
BRANDSTOFBESPARING
Page 254 of 377

Rijden met uw auto
40
5
Houd uw auto schoon. Om optimaal
service aan uw auto te kunnen laten
uitvoeren, moet uw auto schoon zijn en
moeten materialen die corrosie
kunnen veroorzaken, verwijderd
worden. Het is vooral belangrijk
opeenhopingen van modder, vuil, ijs,
enz. aan de onderzijde van de auto te
voorkomen. Het extra gewicht van
dergelijke opeenhopingen verhoogt
het brandstofverbruik en het materiaal
kan corrosie veroorzaken omdat het
lang vochtig kan blijven.
Houd uw auto zo licht mogelijk. Vervoer geen onnodig gewicht in uw auto. Hoe
zwaarder de auto, hoe hoger het
brandstofverbruik.
Laat de motor niet langer stationair draaien dan nodig is. Als u ergens
moet wachten (en niet aan het verkeer
deelneemt), zet dan de motor uit en
start de motor pas weer als u weg wilt
rijden.
Denk eraan dat u uw auto niet langdurig warm hoeft te laten draaien.
Laat de motor na het starten 10 - 20
seconden stationair draaien voordat u
een versnelling inschakelt. Bij zeer
lage buitentemperaturen kunt u deze
periode iets verlengen. Laat de motor niet “bokken” of met een
hoog toerental draaien. Bokken is het
verschijnsel dat de motor onregelmatig
gaat draaien als u met een te lage
snelheid in een te hoge versnelling
gaat rijden. Schakel als dat gebeurt
terug naar een lagere versnelling. Bij
een te hoog toerental draait de motor
meer toeren dan goed voor hem is. Dat
kan worden voorkomen door te
schakelen bij de aanbevolensnelheden.
Maak met beleid gebruik van de airconditioning. De airconditioning
wordt aangedreven door de motor,
waardoor het brandstofverbruiktoeneemt als de airconditioning
gebruikt wordt.
Geopende ruiten verhogen bij hoge snelheid het brandstofverbruik.
Het brandstofverbruik neemt toe bij zij- en tegenwind. Verminder onder dezeomstandigheden snelheid om het
brandstofverbruik enigszins te
beperken.
Het in goede staat houden van uw auto is
van groot belang voor zowel de veiligheid
als het brandstofverbruik. Laat daarom
het voorgeschreven periodieke
onderhoud uitvoeren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING -
Rijden met uitgezette motor
Zet nooit de motor tijdens af om een helling af te rijden of tijdens het
rijden. Als de motor niet draait,
werken de stuurbekrachtiging en
de rembekrachtiging niet. Laat de
motor draaien en schakel terug
naar de juiste versnelling omoptimaal op de motor te kunnen
afremmen. Daarnaast kan het
uitzetten van de motor tijdens het
rijden het stuurslot inschakelen
waardoor de auto onbestuurbaar
wordt, hetgeen tot ernstig letselkan leiden.
Page 255 of 377

541
Rijden met uw auto
E110100ABH Rijden onder moeilijke omstandigheden
Neem de volgende raadgevingen in acht
als ten gevolge van zware regenval,
sneeuw, ijzel, modder of zand het rijden
bemoeilijkt wordt:
Rijd voorzichtig en bewaar extraafstand tot het overige verkeer.
Vermijd abrupt remmen of sturen.
Rem “pompend”als uw auto niet voorzien is van ABS. Probeer weg te rijden in de tweede
versnelling als de auto vastzit in
sneeuw, modder of zand. Geef
voorzichtig gas om te voorkomen datde wielen doorslippen.
Gebruik zand, pekel, sneeuwkettingen of ander anti-slipmateriaal onder de
aangedreven wielen als de auto vast is
komen te zitten in ijs, sneeuw of
modder. E110200ATQ
Op eigen kracht lostrekken van de auto
Verdraai eerst het stuurwiel een aantal
keren naar rechts en naar links om de
voorwielen vrij te maken wanneer de
auto vastzit in ijs, modder of sneeuw en
het nodig is de auto heen en weer teschommelen om te proberen hem los te
trekken. Schakel vervolgens afwisselend
stand R en één van de
vooruitversnellingen in (bij een
automatische transmissie). Laat demotor niet met een te hoog toerental
draaien en laat de wielen niet te lang
doorslippen. Als de auto na enkele
pogingen nog vastzit, dient u de auto los
te laten trekken om oververhitting van de
motor en beschadiging van de
transmissie te voorkomen.
RIJDEN ONDER SPECIALE RIJOMSTANDIGHEDEN
WAARSCHUWING - Remsysteem met ABS
Rem niet “pompend” als uw auto is
uitgerust met ABS.
WAARSCHUWING -
Terugschakelen
Op een glad wegdek terugschakelen
bij een automatische transmissie
kan ongelukken veroorzaken. Door
de plotselinge verandering inwielsnelheid kunnen de banden
slippen. Wees voorzichtig met het
terugschakelen op een gladwegdek.
OPMERKING
Het langdurig op eigen kracht lostrekken van de auto kanoververhitting van de motor en
beschadiging van de transmissieen van de banden veroorzaken.
OBK059019
Page 256 of 377

Rijden met uw auto
42
5
✽✽
AANWIJZING
De voertuigstabiliteitsregeling (indien van toepassing) moet in stand OFFwordt gezet voordat de auto op eigen
kracht losgetrokken wordt.E110300AUN
Vloeiend nemen van bochten
Pas uw snelheid zo aan dat u in bochten
niet hoeft te remmen of te schakelen,
vooral op een nat wegdek. Het beste is
licht accelererend de bocht uit te rijden.
Als u deze adviezen opvolgt wordt de
bandenslijtage tot een minimum beperkt.
WAARSCHUWING
Als u met u auto vast komt te zitten
in de sneeuw, modder, zand, enz.,
kunt u proberen de auto weer los te
krijgen door afwisselend voor- en
achteruit te rijden. Doe dat echterniet als er mensen of obstakels in
de directe nabijheid van de auto
aanwezig zijn. Tijdens het voor- of
achteruitrijden kan de auto
plotseling naar voren of naar
achteren bewegen als de
aangedreven wielen weer grip
krijgen, waardoor personen letsel
kunnen oplopen of schade kanontstaan.
OBK059020N
ADVERTENCIA - Patinar
con las ruedas
No haga patinar las ruedas, especialmente a más de 56 km/h
(35 mph). Patinar las ruedas a altavelocidad cuando el vehículo estáparado puede hacer que se
recaliente un neumático, queestalle y cause lesiones a lostranseúntes.