Page 225 of 377

511
Rijden met uw auto
E040100ABK
1. Zorg ervoor dat u de Smart Key bij uhebt of laat deze in de auto.
2. Controleer of de parkeerrem goed is geactiveerd.
3. Handgeschakelde transmissie - Tr a p
het koppelingspedaal volledig in en zet
de versnellingspook in de vrijstand.
Houd het koppelingspedaal en het
rempedaal ingetrapt terwijl u de motor
start.
Automatische transmissie - Zet de
selectiehendel in stand P. Trap het
rempedaal volledig in.
De motor kan ook worden gestart met de selectiehendel in stand N.
4. Druk de toets ENGINE START/STOP in.
5. Laat bij extreme kou (lager dan -18ºC) of wanneer de auto een aantal dagen
niet is gebruikt, de motor warmdraaien
zonder het gaspedaal in te trappen.
Of de motor nu warm is of koud, hij
dient gestart te worden zonder het
gaspedaal in te trappen. Zelfs als de Smart Key zich in de auto
bevindt, maar op enige afstand van u,zal de motor mogelijk niet aanslaan.
Als het contact in de stand ACC of ON staat terwijl een portier geopend is,
controleert het systeem of de Smart
Key aanwezig is. Als de Smart Key niet
in de auto aanwezig is en alle portierenzijn gesloten, zal de
waarschuwingszoemer gedurende
ongeveer 5 seconden klinken. Zorg dat
de Smart Key in de auto is wanneer
stand ACC is ingeschakeld of de motor
draait.
WAARSCHUWING
De motor zal starten wanneer u op
de startknop drukt, maar alleen
wanneer de Smart Key zich in de
auto bevindt. Laat kinderen enmensen die niet bekend zijn met de
auto de startknop en aanverwante
onderdelen niet aanraken.OPMERKING
Probeer de selectiehendel niet in stand P te zetten wanneer de motor
tijdens het rijden afslaat. Als deverkeersomstandigheden hettoelaten kunt u de selectiehendel in stand N (vrijstand) zetten terwijl de
auto nog rijdt en vervolgens de toetsENGINE START/STOP indrukken omte proberen de motor opnieuw te
starten.
Page 226 of 377
Rijden met uw auto
12
5
✽✽
AANWIJZING
Page 227 of 377

513
Rijden met uw auto
E050100ABK
Bedienen van de
handgeschakelde transmissie
De handgeschakelde transmissie heeft 6
versnellingen vooruit.
Het schakelpatroon is aangebracht in de
pookknop. Alle vooruitversnellingen zijn
volledig gesynchroniseerd zodat het
schakelen naar een hogere of lagere
versnelling soepel verloopt.
Trap het koppelingspedaal tijdens het
schakelen geheel in en laat het
langzaam opkomen.
Wanneer uw auto is uitgerust met een
startknop, kunt u de motor niet starten
zonder het koppelingspedaal in te
trappen. (indien van toepassing)Voordat de achteruitversnelling kan
worden ingeschakeld, moet de
versnellingspook eerst in de vrijstand
worden gezet.
Zorg ervoor dat de auto volledig tot
stilstand is gekomen voordat de achteruitwordt ingeschakeld.
Laat de motor nooit met een toerentaldraaien dat in het rode gebied van detoerenteller ligt.
HANDGESCHAKELDE TRANSMISSIE (INDIEN VAN TOEPASSING)
OPMERKING
Bij het terugschakelen van de vijfde naar de vierde versnelling
moet erop worden gelet dat de versnellingspook niet zo ver opzijwordt gedrukt dat per ongeluk detweede versnelling wordt
ingeschakeld. Hierdoor zou hetmotortoerental zo hoog kunnen oplopen dat de naald van de
toerenteller in het rode gebied terecht zou kunnen komen.Dergelijke hoge toerentallenkunnen ernstige motorschade
veroorzaken.
Schakel niet meer dan 2 versnellingen tegelijk terug enschakel niet terug als de motormet een hoog toerental draait
(5.000 omw/min). Terugschakelenonder dergelijke omstandighedenkan schade aan de motor veroorzaken.
Druk bij het schakelen naar de 5e of 6e versnelling deversnellingspook naar rechts.Anders kan de motor beschadigdraken doordat onbedoeld de 3e of
4e versnelling wordtingeschakeld.
OBK059005
Page 228 of 377

Rijden met uw auto
14
5
Bij zeer lage buitentemperaturen kan
het schakelen wat moeizamer gaan
zolang de transmissieolie nog koud is.
Dat is normaal en niet schadelijk voor
de transmissie.
Als de auto geheel tot stilstand is gekomen en de 1e versnelling of de
achteruit moeilijk ingeschakeld kunnen
worden, zet dan de versnellingspook in
de vrijstand en laat de koppeling
opkomen. Trap het koppelingspedaal
weer in en schakeel vervolgens de 1e
versnelling of de achteruit in. E050101AUN
Bedienen van de koppeling
Het koppelingspedaal moet geheel
worden ingetrapt alvorens de
versnellingspook te verplaatsen en moet
daarna weer langzaam worden
losgelaten. Het koppelingspedaal moet
tijdens het rijden altijd geheel zijn
losgelaten. Laat tijdens het rijden uw voet
niet op het koppelingspedaal rusten. Dat
veroorzaakt onnodige slijtage. Laat de
koppeling ook niet gedeeltelijk in
aangrijping komen om de auto op een
helling op zijn plaats te houden. Dat
veroorzaakt onnodige slijtage. Gebruik
de voetrem of de parkeerrem om de autoop een helling op zijn plaats te houden.
Trap het koppelingspedaal nietherhaaldelijk snel achter elkaar in.
OPMERKING
Laat, om vroegtijdige slijtage en
beschadiging van de koppeling tevoorkomen, uw voet tijdens het
rijden niet op het koppelingspedaalrusten. Gebruik de koppeling ookniet om de auto stil te laten staanop een helling (bijvoorbeeld bij
een verkeerslicht, enz.).
Laat tijdens het rijden uw hand niet op de versnellingspookrusten omdat hierdoor voortijdigeslijtage aan de schakelvorken in
de transmissie op kan treden.
WAARSCHUWING
Trek altijd de parkeerrem stevig aan en zet de motor af alvorens
de auto te verlaten. Zet de
transmissie vervolgens in de 1e
versnelling als de auto op een
vlakke ondergrond of opwaartse
helling staat, of schakel de
achteruitversnelling in als de
auto op een neerwaartse helling
staat. Als deze
voorzorgsmaatregelen niet
worden opgevolgd kan de auto
onverwacht en plotseling in
beweging komen.
Als uw auto is uitgerust met een handgeschakelde transmissie en
niet is voorzien van een
contactslot, kan de auto in
beweging komen en een ernstig
ongeval veroorzaken als de
motor wordt gestart zonder dat
het koppelingspedaal wordt
ingetrapt terwijl de parkeerremvrij is en de selectiehendel niet instand N staat.
Page 229 of 377

515
Rijden met uw auto
Stand R (achteruit) inschakelen
Deze handgeschakelde transmissie is
zodanig ontworpen dat voor het
inschakelen van stand R (achteruit) een
andere hoeveelheid kracht moet worden
uitgeoefend dan voor het inschakelen
van de 1e versnelling.
Stand R (achteruit) bevindt zich linksvan de 1e versnelling.
Breng de auto tot stilstand en druk de versnellingspook krachtig naar de
linkerzijde van de 1e versnelling en
vervolgens naar voren. De
waarschuwingszoemer klinkt eenmaal. E050102AUN
Terugschakelen
Schakel in druk verkeer of bij het oprijden
van een steile helling terug voordat de
motor te hard moet werken. Door terug te
schakelen wordt de kans op afslaan
beperkt en kan beter worden
geaccelereerd wanneer u uw snelheid
weer op moet voeren. Als de auto op een
steile helling naar beneden rijdt, kan door
terug te schakelen een veilige snelheid
worden gehandhaafd en wordt
bovendien de levensduur van de
remmen verlengd.
OBK059013
OPMERKING
Als u snel naar de 1e versnelling
schakelt, schakelt u mogelijk
door de kracht onbedoeld standR (achteruit) in.
Controleer vóór het rijden of de waarschuwingszoemer eenmaal
klinkt wanneer u het rempedaal intrapt en stand R (achteruit)inschakelt. Neem zo snel mogelijkcontact op met een officiële
Hyundai-dealer als de waarschuwingszoemer niet klinktwanneer u stand R (achteruit)inschakelt.
Leer vóór u gaat rijden hoe u stand R (achteruit), de 1eversnelling of de 2e versnellinginschakelt.
Schakel stand R alleen in wanneer de auto stilstaat.
Wanneer u de versnellingspooknaar links drukt, voelt u een lichteweerstand.
Page 230 of 377

Rijden met uw auto
16
5
E050200AUN
Goede rijgewoonten
Laat de auto nooit in zijn vrij een
helling af rijden. Dit is bijzonder
gevaarlijk. Laat de auto bij het afrijden
van een helling altijd in een versnellingstaan.
Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt. Hierdoor
kunnen de remmen oververhit raken
en dienst gaan weigeren. Schakel in
plaats daarvan bij het afrijden van een
lange helling terug naar een lagere
versnelling. Hierdoor remt de auto af
op de motor.
Vertraag de snelheid voordat u terugschakelt. Hiermee voorkomt u datde motor met een te hoog toerental
gaat draaien, hetgeen schadelijk kan
zijn voor de motor.
Verlaag uw snelheid ook als u geconfronteerd wordt met zijwind. Dankunt u de auto beter onder controlehouden. Zorg ervoor dat de auto volledig tot
stilstand is gekomen voordat de
achteruit wordt ingeschakeld. Als dat
niet het geval is, kan de transmissie
beschadigd raken. Trap het
koppelingspedaal in, zet de
versnellingspook in de vrijstand, en zet
daarna de versnellingspook in de
achteruit.
Wees vooral voorzichtig bij het rijden op een gladde ondergrond. Let in dat
geval vooral op bij het remmen,
gasgeven en schakelen. Op een glad
wegdek kan een abrupte
snelheidsverandering leiden tot verlies
van grip van de aangedreven wielen,
waardoor u de controle over uw auto
kunt verliezen.
WAARSCHUWING
Draag altijd uw veiligheidsgordel! Bij een aanrijding lopen inzittenden die hun
veiligheidsgordel niet dragen een
veel grotere kans op ernstigletsel dan inzittenden die hun
veiligheidsgordel wel dragen.
Pas uw snelheid aan voordat u een bocht aansnijdt of gaat keren.
Maak geen plotselinge stuurbewegingen bij het wisselen
van rijbaan of bij het nemen van
snelle, scherpe bochten.
De kans dat de auto over de kop slaat wanneer u de macht over
het stuur verliest, is veel groter
bij hogere snelheden.
Meestal verliest de bestuurder de macht over de auto wanneer twee
of meer wielen van de weg raken
en de bestuurder het stuuromgooit om de auto weer de wegop te sturen.
Gooi het stuur niet om wanneer uw auto van de weg raakt. Minder
in plaats daarvan snelheid
voordat u de auto terug de weg
op stuurt.
Houd u altijd aan de snelheidslimieten.
Page 231 of 377

517
Rijden met uw auto
E060000AENE060100ABH
Bediening automatische transmissie De uiterst efficiënte automatische
transmissie heeft zes (5) (of (6))
versnellingen vooruit en 1 versnelling
achteruit. De verschillende versnellingen
worden automatisch ingeschakeld, welke
versnellingen er beschikbaar zijn, is
afhankelijk van de stand van deselectiehendel.
✽✽
AANWIJZING
Het schakelen bij een nieuwe auto kan, als de accukabels losgenomen zijn
geweest, de eerste paar keer watschokkerig verlopen. Dat is een normaal
verschijnsel en na een paar keer
schakelen zal de TCM (Transaxle
Control Module) of de PCM
(Powertrain Control Module) hetschakelgedrag aanpassen.
Trap voor een soepele en veilige bediening het rempedaal in bij het overschakelen van stand N naar eenvooruitversnelling of de
achteruitversnelling.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
OBK059006
Als uw auto is uitgerust met een
schakelblokkeersysteem (moet u het
rempedaal intrappen als u wilt
schakelen.)
Daarna kunt u de selectiehendel in een
andere stand zetten.
+ (Opschakelen)
- (Terugschakelen)
WAARSCHUWING -
Automatische transmissie
Controleer altijd de omgeving rond de auto op de aanwezigheid
van anderen, in het bijzonder
kinderen, alvorens u detransmissie in stand D (Drive) of
R (Reverse) zet.
Controleer altijd of stand P is ingeschakeld, trek de parkeerrem
volledig aan en zet de motor uit
voordat u de auto verlaat. Als
deze voorzorgsmaatregelen niet
worden opgevolgd kan de auto
onverwacht en plotseling in
beweging komen.
Page 232 of 377

Rijden met uw auto
18
5
E060101ABK
Standen selectiehendel
De schakelstandindicator in het
instrumentenpaneel geeft, als het
contact in stand ON staat, aan in welkestand de selectiehendel staat.
P (parkeren)
Zorg ervoor dat de auto volledig tot
stilstand is gekomen voordat stand P
wordt ingeschakeld. In deze stand zijn de
transmissie en de voorwielen
geblokkeerd.
OPMERKING
Geef, om schade aan de
transmissie te voorkomen, geen
gas wanneer stand R of een vande vooruitversnellingen isingeschakeld en het rempedaal ingetrapt is.
Houd de auto bij stilstaan op een helling nooit op zijn plaats doorgas te geven. Gebruik de bedrijfsrem of de parkeerrem.
Schakel niet van stand N of P in stand D of R wanneer hetmotortoerental hoger is dan hetstationaire toerental.WAARSCHUWING
Wanneer stand P tijdens het rijden wordt ingeschakeld,
blokkeren de aangedreven wielen
en raakt u de controle over deauto kwijt.
Gebruik stand P niet in plaats van de parkeerrem. Zorg er altijd voordat de selectiehendel in stand Pstaat en dat de parkeerrem is
geactiveerd.
Laat een kind nooit zonder toezicht achter in de auto.
Controleer voordat u de bestuurdersstoel verlaat altijd of
de versnellingspook in stand P
staat. Activeer de parkeerrem, zetde motor af en neem de sleutel
mee. Als deze
voorzorgsmaatregelen niet
worden opgevolgd kan de auto
onverwacht en plotseling in
beweging komen.