Page 225 of 758

223
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
*: Indien aanwezig
Het systeem kan de volgende zaken
signaleren:
Voertuigen
Fietsers
Voetgangers
■Pre-Crash-waarschuwing
Wanneer het systeem oordeelt dat een
frontale aanrijding waarschijnlijk is, klinkt
er een zoemer en wordt er een waar-
schuwingsmelding weergegeven op het
multi-informatiedisplay om de bestuur-
der aan te sporen om uit te wijken.
■Pre-Crash Brake Assist
Wanneer het systeem oordeelt dat een
aanrijding aan de voorzijde waarschijn-
lijk is, past het een grotere remkracht
toe in relatie tot de kracht waarmee het
rempedaal wordt ingetrapt.
■Pre-Crash-remmen
Wanneer het systeem oordeelt dat de
kans op een frontale aanrijding zeer
groot is, worden de remmen automa-
tisch bekrachtigd om te helpen een
aanrijding te voorkomen of de snelheid
van de aanrijding te verlagen.
PCS (Pre-Crash
Safety-systeem)*
Het Pre-Crash Safety-systeem
maakt gebruik van een radarsen-
sor en een camera voor om objec-
ten (Blz. 226) vóór de auto te
signaleren. Wanneer het systeem
oordeelt dat de kans op een fron-
tale aanrijding met een object
groot is, wordt een waarschuwing
geactiveerd om de bestuurder aan
te sporen om uit te wijken en
wordt de potentiële remdruk ver-
hoogd om de bestuurder te helpen
een aanrijding te voorkomen.
Wanneer het systeem oordeelt dat
de kans op een frontale aanrijding
met een object zeer groot is, wor-
den de remmen automatisch
bekrachtigd om te helpen een aan-
rijding te voorkomen of om de
impact van een aanrijding te hel-
pen verminderen.
Het Pre-Crash Safety-systeem kan
worden in-/uitgeschakeld en het
waarschuwingstijdstip kan wor-
den gewijzigd. (Blz. 225)
Signaleerbare objecten
Systeemfuncties
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 223 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 226 of 758

2244-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
■Beperkingen van het Pre-Crash
Safety-systeem
●De bestuurder is zelf verantwoordelijk
voor een veilig rijgedrag. Rijd altijd veilig
en houd rekening met de omgeving.
Gebruik het Pre-Crash Safety-systeem
nooit in plaats van normaal remmen. Dit
systeem voorkomt niet in alle gevallen
een aanrijding en vermindert ook niet
altijd de schade of het letsel bij de aan-
rijding. Vertrouw niet uitsluitend op dit
systeem. Als u dat niet doet, kan dat lei-
den tot een ongeval met dodelijk of ern-
stig letsel tot gevolg.
●Hoewel dit systeem is ontworpen om
aanrijdingen te helpen voorkomen of de
impact van een aanrijding te helpen ver-
minderen, is het effect afhankelijk van
allerlei omstandigheden. Hierdoor
bereikt het systeem mogelijk niet altijd
hetzelfde prestatieniveau.
Lees de hierna gegeven aanwijzingen
aandachtig door. Vertrouw niet blinde-
lings op dit systeem en rijd altijd voor-
zichtig.
• Omstandigheden waaronder het sys-
teem mogelijk werkt, zelfs als er geen
kans op een aanrijding is: Blz. 227
• Omstandigheden waaronder het sys-
teem mogelijk niet juist werkt:
Blz. 228
●Probeer niet zelf de werking van het
Pre-Crash Safety-systeem te testen.
Afhankelijk van de objecten die voor het
testen worden gebruikt (dummy's, kar-
tonnen imitaties van signaleerbare
objecten, enz.) werkt het systeem
mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden
tot een ongeval.
■Pre-Crash-remmen
●Als de Pre-Crash Brake-functie in wer-
king is, wordt er veel remkracht toege-
past.
●Als de auto wordt stilgezet door de wer-
king van de Pre-Crash Brake-functie,
wordt de werking van de functie na
ongeveer 2 seconden uitgeschakeld.
Trap indien nodig het rempedaal in.
●De Pre-Crash Brake-functie werkt
mogelijk niet, afhankelijk van de bedie-
ning van de auto door de bestuurder.
Als het gaspedaal diep wordt ingetrapt
of het stuurwiel wordt gedraaid, oordeelt
het systeem mogelijk dat de bestuurder
een uitwijkactie uitvoert en werkt het
Pre-Crash Brake-systeem mogelijk niet.
●Terwijl het Pre-Crash Brake-systeem is
ingeschakeld, wordt in sommige geval-
len de werking ervan mogelijk uitge-
schakeld, wanneer het gaspedaal diep
wordt ingetrapt of het stuurwiel wordt
gedraaid en het systeem oordeelt dat de
bestuurder een uitwijkactie uitvoert.
●Als het rempedaal wordt ingetrapt, oor-
deelt het systeem mogelijk dat de
bestuurder een uitwijkactie uitvoert en
stelt het mogelijk het werkingstijdstip
van de Pre-Crash Brake-functie uit.
■Wanneer moet het Pre-Crash Safety-
systeem worden uitgeschakeld
Schakel in de volgende situaties het sys-
teem uit, omdat het mogelijk niet juist
werkt, hetgeen kan leiden tot een ongeval
waarbij dodelijk of ernstig letsel kan ont-
staan:
●Als de auto wordt gesleept
●Bij het slepen van een andere auto
●Bij het vervoeren van de auto op een
vrachtwagen, boot, trein of vergelijkbaar
transportmiddel
●Wanneer de auto wordt opgetakeld ter-
wijl de motor aan staat en de wielen vrij
kunnen draaien
●Bij het controleren van de auto op een
rollenbank, bijvoorbeeld een vermo-
gensbank of een snelheidsmetertester,
of bij het balanceren van de wielen aan
de auto
●Als er veel kracht wordt uitgeoefend op
de voorbumper of de grille door een
aanrijding of een andere oorzaak
●Als niet op een stabiele wijze kan wor-
den gereden met de auto, bijvoorbeeld
als hij betrokken is geweest bij een
ongeval of als er storingen zijn
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 224 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 227 of 758

225
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■In-/uitschakelen van het Pre-Crash
Safety-systeem
Het Pre-Crash Safety-systeem kan
worden ingeschakeld/uitgeschakeld via
(Blz. 577) van het multi-informa-
tiedisplay.
Het systeem wordt iedere keer wanneer het
contact AAN wordt gezet automatisch inge-
schakeld.
Als het systeem wordt uitgeschakeld,
gaat het waarschuwingslampje PCS
branden en wordt er een melding weer-
gegeven op het multi-informatiedisplay.
■Wijzigen van de timing van de
Pre-Crash-waarschuwing
De timing van de Pre-Crash-waarschu-
wing kan worden gewijzigd via
(Blz. 577) van het multi-informatie-
display.
De instelling van de timing van de waarschu-
wing blijft behouden als het contact UIT
wordt gezet. Als het Pre-Crash Safety-sys-
teem echter is uitgeschakeld en weer is
ingeschakeld, wordt de timing weer inge-
steld op de standaardinstelling (gemiddeld).
1Vroeg
2Gemiddeld
Dit is de standaardinstelling.
3Laat
WAARSCHUWING
●Als sportief met de auto wordt gereden
of als op onverharde wegen wordt gere-
den
●Als de banden niet de juiste banden-
spanning hebben
●Als de banden zeer versleten zijn
●Als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
●Als er sneeuwkettingen zijn aangebracht
●Wanneer er een compact reservewiel is
gemonteerd of een bandenreparatieset
is gebruikt
●Als er tijdelijk uitrusting (sneeuwploeg,
enz.) die de radarsensor of de camera
voor kan hinderen op de auto is
geplaatst
Wijzigen van instellingen van
het Pre-Crash Safety-systeem
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 225 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 228 of 758

2264-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Werkingsvoorwaarden
Het Pre-Crash Safety-systeem wordt ingeschakeld en het systeem oordeelt dat de kans op een
frontale aanrijding met een obstakel groot is.
Voor de werking van elke functie gelden de volgende snelheden:
●Pre-Crash-waarschuwing
●Pre-Crash Brake Assist
●Pre-Crash-remmen
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk niet:
●Als een accupool is losgenomen en weer aangesloten en er vervolgens gedurende een
bepaalde tijd niet met de auto is gereden
●Als de selectiehendel in stand R staat
●Als het controlelampje VSC OFF brandt (alleen de Pre-Crash-waarschuwingsfunctie werkt)
■Objectdetectiefunctie
Het systeem signaleert obstakels op basis
van hun formaat, vorm, beweging, enz.
Afhankelijk van de helderheid van het omge-
vingslicht en de beweging, het postuur en de
hoek van het gesignaleerde object wordt een
object mogelijk niet gesignaleerd, waardoor
het systeem niet goed werkt. (Blz. 228)
De afbeelding geeft aan welke objecten
gesignaleerd kunnen worden.
■Uitschakelen van het Pre-Crash Brake-
systeem
Als zich een van de volgende situaties voor-
doet terwijl het Pre-Crash Brake-systeem in
werking is, wordt dit systeem uitgeschakeld:
●Het gaspedaal wordt diep ingetrapt.
Signaleerbare objectenRijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
VoertuigenOngeveer 10 - 180 km/hOngeveer 10 - 180 km/h
Fietsers en voetgangersOngeveer 10 - 80 km/hOngeveer 10 - 80 km/h
Signaleerbare objectenRijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
VoertuigenOngeveer 30 - 180 km/hOngeveer 30 - 180 km/h
Fietsers en voetgangersOngeveer 30 - 80 km/hOngeveer 30 - 80 km/h
Signaleerbare objectenRijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
VoertuigenOngeveer 10 - 180 km/hOngeveer 10 - 180 km/h
Fietsers en voetgangersOngeveer 10 - 80 km/hOngeveer 10 - 80 km/h
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 226 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 229 of 758

227
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
●Er wordt een scherpe stuurbeweging
gemaakt of het stuurwiel wordt plotseling
gedraaid.
■Omstandigheden waaronder het sys-
teem mogelijk werkt, zelfs als er geen
kans op een aanrijding is
●In bepaalde situaties, zoals de onder-
staande, oordeelt het systeem mogelijk dat
een aanrijding aan de voorzijde waar-
schijnlijk is en treedt het in werking.
• Wanneer een signaleerbaar object wordt
gepasseerd
• Bij het veranderen van rijstrook om een
signaleerbaar object in te halen
• Wanneer het signaleerbare object dat
wordt genaderd zich op een naastliggende
rijstrook of langs de weg bevindt, bijvoor-
beeld bij het veranderen van koers of bij
het rijden op een bochtige weg
• Wanneer u een signaleerbaar object snel
nadert
• Bij het naderen van objecten in de berm,
zoals signaleerbare objecten, vangrails,
telefoonpalen, bomen of muren
• Als er een signaleerbaar object of ander
object langs de weg staat aan het begin
van een bocht
• Als er (geverfde) patronen vóór uw auto
aanwezig zijn die ten onrechte aangezien
kunnen worden voor een signaleerbaar
object
• Als de voorzijde van uw auto wordt geraakt
door water, sneeuw, stof, enz.• Bij het inhalen van een signaleerbaar
object dat van rijstrook verandert of een
bocht naar rechts/links maakt
• Bij het passeren van een signaleerbaar
object dat stilstaat op de rijstrook voor het
tegemoetkomende verkeer om rechts of
links af te slaan
• Als een signaleerbaar object uw auto zeer
dicht nadert en vervolgens stopt voordat
het zich in de rijrichting van uw auto
bevindt
• Als de voorzijde van uw auto omhoog of
omlaag gaat, bijvoorbeeld op een oneffen
of golvend wegdek
• Bij het rijden op een weg omringd door een
constructie, zoals een tunnel of een stalen
brug
• Als er zich metalen objecten (putdeksel,
staalplaat, enz.), opstaande randen of uit-
stekende delen voor uw auto bevinden
• Wanneer onder een object (verkeersbord,
billboard, enz.) door wordt gereden
• Bij het naderen van een slagboom van een
elektronische tolpoort, slagboom bij een
parkeerterrein of andere afscheiding die
open en dicht gaat
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 227 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 230 of 758

2284-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
• Wassen in een autowasstraat
• Bij het rijden door of onder objecten die in
contact kunnen komen met uw auto, zoals
hoog gras, boomtakken of een spandoek
• Bij het rijden door stoom of rook
• Wanneer dicht bij een object wordt gere-
den dat radiogolven weerkaatst, zoals een
grote vrachtwagen of een vangrail
• Als wordt gereden in de buurt van een tele-
visiezendmast, radiozender, elektriciteits-
centrale of andere locatie waar sterke
radiogolven of elektromagnetische velden
aanwezig zijn
■Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
●In sommige situaties, zoals onderstaande,
wordt een object mogelijk niet gesignaleerd
door de radarsensor en de camera voor,
waardoor het systeem niet goed werkt:
• Wanneer een signaleerbaar object uw auto
nadert
• Wanneer uw auto of een signaleerbaar
object een schommelende beweging maakt
• Als een signaleerbaar object een abrupte
beweging maakt (zoals een uitwijkmanoeu-
vre, plotseling versnellen of afremmen)
• Wanneer uw auto een signaleerbaar object
snel nadert
• Wanneer een signaleerbaar object zich
niet direct voor uw auto bevindt• Wanneer een signaleerbaar object zich
vlak bij bijvoorbeeld een muur, hek, vang-
rail, putdeksel, voertuig of stalen rijplaat
bevindt
• Wanneer een signaleerbaar object zich
onder een constructie bevindt
• Wanneer een signaleerbaar object gedeel-
telijk verborgen is achter een object zoals
een groot stuk bagage, een paraplu of een
vangrail
• Wanneer zich meerdere signaleerbare
objecten dicht bij elkaar bevinden
• Als de zon of ander licht rechtstreeks op
een signaleerbaar object schijnt
• Wanneer een signaleerbaar object wit is
en er extreem licht uitziet
• Wanneer een signaleerbaar object bijna
dezelfde kleur heeft of even licht is als zijn
omgeving
• Wanneer een signaleerbaar object uw auto
afsnijdt of plotseling opduikt voor uw auto
• Als de voorzijde van uw auto wordt geraakt
door water, sneeuw, stof, enz.
• Wanneer een zeer fel licht, bijvoorbeeld de
zon of de koplampen van tegemoetko-
mend verkeer, rechtstreeks in de camera
voor schijnt
• Bij het naderen van de zijkant of voorkant
van een voorligger
• Als de voorligger een motorfiets is
• Als de voorligger smal is, zoals een scoot-
mobiel
• Als een voorligger een smalle achterzijde
heeft, zoals een onbeladen vrachtwagen
• Als een voorligger een lage achterzijde
heeft, zoals een oprijwagen
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 228 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 231 of 758

229
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
• Als een voorligger een extreem grote
bodemvrijheid heeft
• Als een voorligger een lading vervoert die
uitsteekt voorbij de achterbumper
• Als een voorligger een onregelmatige vorm
heeft, zoals een tractor of een zijspan
• Als de voorligger een kinderfiets, een fiets
met bepakking, een fiets met iemand ach-
terop of een fiets met een bijzondere vorm
(fiets met een kinderzitje, tandem, enz.) is
• Als een voetganger of de rijhoogte van een
fietser korter is dan ongeveer 1 m of langer
is dan ongeveer 2 m
• Als een voetganger of fietser breed val-
lende kleding (regenjas, lange rok, enz.)
draagt, waardoor zijn of haar silhouet
onduidelijk wordt
• Als een voetganger vooroverbuigt of
gehurkt zit of een fietser vooroverbuigt
• Als een voetganger of fietser zich snel
voortbeweegt
• Als een voetganger een wandelwagentje,
rolstoel, fiets of ander voertuig voortduwt
• Bij slecht weer zoals bij hevige regen, mist,
sneeuw of een zandstorm
• Bij het rijden door stoom of rook
• Als er weinig omgevingslicht is, zoals tij-
dens de schemering, of 's nachts of in een
tunnel, waardoor een signaleerbaar object
bijna dezelfde kleur lijkt te hebben als zijn
omgeving
• Wanneer er wordt gereden op een plek
waar de helderheid van het omgevingslicht
plotseling verandert, zoals bij het in- of uit-
rijden van een tunnel
• Nadat de motor gestart is, is er gedurende
een bepaalde tijd niet met de auto gereden
• Bij het afslaan naar links/rechts en gedu-
rende een paar seconden na het afslaan
naar links/rechts
• Bij het rijden in een bocht en een paar
seconden na het rijden in een bocht
• Wanneer uw auto slipt• Als de voorzijde van de auto omhoog of
omlaag staat
• Als de wielen niet goed zijn uitgelijnd
• Als een ruitenwisserblad de camera voor
blokkeert
• Er wordt met extreem hoge snelheden
gereden
• Als op een helling wordt gereden
• Wanneer de radarsensor of de camera
voor niet goed is uitgelijnd
●In sommige situaties, zoals de onder-
staande, kan wellicht onvoldoende rem-
kracht worden gerealiseerd, waardoor het
systeem mogelijk niet goed werkt:
• Als de remmen niet op volle sterkte kun-
nen werken, bijvoorbeeld wanneer de
onderdelen van het remsysteem extreem
koud, extreem heet of nat zijn
• Als de auto niet goed wordt onderhouden
(extreem versleten remdelen of banden,
onjuiste bandenspanning, enz.)
• Als er met de auto gereden wordt op grind
of een andere gladde ondergrond
■Als de VSC wordt uitgeschakeld
●Als de VSC wordt uitgeschakeld
(Blz. 359), worden ook de Pre-Crash
Brake Assist-functie en de Pre-Crash
Brake-functie uitgeschakeld.
●Het waarschuwingslampje PCS gaat bran-
den en “VSC Turned OFF Pre-Collision
Brake System Unavailable” (VSC uitge-
schakeld, Pre-Crash Brake-systeem niet
beschikbaar) wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 229 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 232 of 758

2304-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
*: Indien aanwezig
LTA (Lane Tracing Assist)*
Als wordt gereden op autowegen
en snelwegen met witte (gele) rij-
strookmarkeringen, waarschuwt
deze functie de bestuurder als de
auto de rijstrook of rijbaan
* dreigt
te verlaten en helpt hij om de auto
op de rijstrook of rijbaan
* te hou-
den door het stuurwiel te bedienen.
Daarnaast biedt het systeem
stuurassistentie om de auto in de
rijstrook te houden als de Dynamic
Radar Cruise Control met volledig
snelheidsbereik is ingeschakeld.
Het LTA-systeem herkent witte
(gele) rijstrookmarkeringen of de
rijbaan
* met behulp van de camera
voor. Het detecteert ook voorlig-
gers met behulp van de camera
voor en de radar.
*: De grens tussen asfalt en de kant van
de weg, zoals gras, grond of een stoep-
rand
WAARSCHUWING
■Voordat u het LTA-systeem gebruikt
●Vertrouw niet uitsluitend op het LTA-sys-
teem. Het LTA-systeem is geen systeem
dat de auto automatisch bestuurt of de
hoeveelheid aandacht die moet worden
besteed aan het gebied vóór de auto
beperkt. De bestuurder dient altijd volle-
dige verantwoordelijkheid te nemen
voor een veilig rijgedrag door de omge-
ving steeds goed in de gaten te houden
en het stuurwiel te bedienen om de rij-
richting van de auto te corrigeren. De
bestuurder moet ook zorgen voor vol-
doende pauzes als hij moe is, bijvoor-
beeld als hij langere tijd heeft gereden.
●Als u niet op de juiste manier rijdt en niet
goed oplet, kan dat leiden tot een onge-
val met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
●Als u het LTA-systeem niet gebruikt, zet
het systeem dan uit met de toets LTA.
■Situaties die niet geschikt zijn voor
gebruik van het LTA-systeem
Gebruik in de volgende gevallen de toets
LTA om het systeem uit te schakelen. Als u
dat niet doet, kan dat leiden tot een onge-
val met dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
●Er wordt gereden op een wegdek dat
glad is door regenachtig weer, sneeuw-
val, vorst, enz.
●Er wordt gereden op een met sneeuw
bedekte weg.
●Witte (gele) lijnen zijn moeilijk te zien
door regen, sneeuw, mist, stof, enz.
●Er wordt gereden in een tijdelijke rij-
strook of een smalle rijstrook door weg-
werkzaamheden.
●Er wordt gereden in een gebied met
wegwerkzaamheden.
●Er is/zijn een reservewiel, sneeuwkettin-
gen, enz. gemonteerd.
●Als de banden erg versleten zijn of als
de bandenspanning te laag is.
●Als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 230 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM