Page 201 of 758

199
4 4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
2Duw de hendel van u af terwijl de
lichtschakelaar in de stand of
staat.
Het controlelampje van het Automatic High
Beam-systeem gaat branden als het systeem
werkt.
■Voorwaarden voor het automatisch in-
en uitschakelen van het grootlicht
●Als aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, wordt het grootlicht auto-
matisch ingeschakeld (na ongeveer 1
seconde):
• De rijsnelheid is ongeveer 40 km/h of
hoger.
• Het gebied voor de auto is niet verlicht.
• Er zijn geen tegenliggers of voorliggers
met ingeschakelde koplampen of achter-
lichten.
• Er bevinden zich weinig straatlantaarns op
de weg voor u.
●Als aan een van onderstaande voorwaar-
den wordt voldaan, wordt het grootlicht
automatisch uitgeschakeld:
• De rijsnelheid is lager dan ongeveer
30 km/h.
• Het gebied voor de auto is verlicht.
• Tegenliggers of voorliggers hebben de
koplampen of achterlichten ingeschakeld.
• Er bevinden zich veel straatlantaarns op
de weg voor u.
■Informatie werking camerasensor
●In de volgende situaties wordt het grootlicht
mogelijk niet automatisch uitgeschakeld:
• Als plotseling een tegenligger uit een bocht
opdoemt
• Als plotseling een andere auto voor de
eigen auto invoegt• Als tegenliggers of voorliggers niet kunnen
worden gesignaleerd als gevolg van een
reeks bochten, wegafscheidingen of
bomen langs de weg
• Wanneer tegenliggers opdoemen in de
rechter tegemoetkomende rijstrook op een
brede weg
• Wanneer de verlichting van tegenliggers of
voorliggers niet is ingeschakeld
●Het grootlicht wordt mogelijk uitgeschakeld
als een tegenligger wordt gesignaleerd die
zijn mistlampen aan heeft terwijl de kop-
lampen uit zijn.
●Door de aanwezigheid van huisverlichting,
straatverlichting, verkeerslichten of ver-
lichte billboards en andere reflecterende
objecten wordt mogelijk geschakeld van
grootlicht naar dimlicht of blijft het dimlicht
mogelijk ingeschakeld.
●De volgende factoren kunnen van invloed
zijn op de reactietijd voor het in- of uitscha-
kelen van het grootlicht:
• De helderheid van koplampen, mistlampen
en achterlichten van tegenliggers en voor-
liggers
• De beweging en richting van tegenliggers
en voorliggers
• Als de verlichting van een tegenligger of
voorligger slechts aan één kant werkt
• Als een tegenligger of voorligger een voer-
tuig op twee wielen betreft
• De toestand van de weg (stijgingspercen-
tage, bochten, toestand van het wegdek,
enz.)
• Het aantal inzittenden en de hoeveelheid
bagage in de auto
●Het grootlicht wordt mogelijk onverwacht
in- of uitgeschakeld.
●Fietsen of vergelijkbare voertuigen worden
mogelijk niet gesignaleerd.
●In de volgende situaties kan het systeem
de helderheid van het omgevingslicht
mogelijk niet juist signaleren. Hierdoor blij-
ven de dimlichten mogelijk branden of gaat
het grootlicht knipperen of worden voet-
gangers, tegenliggers of voorliggers ver-
blind. Als dat het geval is, moet handmatig
geschakeld worden tussen grootlicht en
dimlicht.
• Bij rijden in slecht weer (zware regenval,
mist, sneeuw, zandstormen, enz.)
• Als het zicht door de voorruit wordt belem-
merd door damp, wasem, ijs, vuil, enz.
• Als de voorruit gebarsten of beschadigd is
• Als de camerasensor vervormd of vuil is
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 199 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 202 of 758

2004-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
• Als de temperatuur van de camerasensor
extreem hoog is
• Als de helderheid van het omgevingslicht
overeenkomt met die van koplampen, ach-
terlichten of mistlampen
• Als de koplampen of achterlichten van
tegenliggers of voorliggers zijn uitgescha-
keld, vuil zijn, een andere kleur hebben of
niet correct zijn afgesteld
• Als de auto wordt geraakt door water,
sneeuw, stof, enz. van een voorligger
• In gebieden waar lichte en donkere stuk-
ken elkaar afwisselen.
• Als geregeld en herhaaldelijk over stij-
gende en dalende wegen wordt gereden,
of over wegen met een slecht of oneffen
wegdek (zoals klinkerwegen, grindwegen,
enz.)
• Als geregeld en herhaaldelijk over boch-
tige wegen wordt gereden.
• Als er zich een sterk spiegelend voorwerp,
zoals een verkeersbord of spiegel, voor de
auto bevindt
• Als de achterzijde van een voorligger sterk
spiegelend is, zoals een container op een
truck
• Als de koplampen van de auto beschadigd
of vuil zijn, of niet correct zijn afgesteld
• Als de auto naar één kant overhelt door bij-
voorbeeld een lekke band, of aan de ach-
terzijde wat lager ligt doordat een aan-
hangwagen is aangekoppeld, enz.
• Als herhaaldelijk op een abnormale manier
wordt geschakeld tussen grootlicht en dim-
licht
• Als de bestuurder meent dat het grootlicht
mogelijk knippert of voetgangers of andere
bestuurders verblindt
■Dimlicht inschakelen
Trek de hendel in de oorspronkelijke
stand.
Het controlelampje van het Automatic High
Beam-systeem dooft.
Duw de hendel van u af om het Automatic
High Beam-systeem weer in te schakelen.
■Grootlicht inschakelen
Druk de Automatic High Beam-schake-
laar in.
Het controlelampje van het Automatic High
Beam-systeem dooft en het controlelampje
van het grootlicht gaat branden.
Druk de schakelaar in om het Automatic
High Beam-systeem weer in te schakelen.
Handmatig in- en uitschakelen
van het grootlicht
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 200 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 203 of 758

201
4 4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
*: Indien aanwezig
Past de helderheid en het verlichte
gebied van het grootlicht aan op
basis van de rijsnelheid.
Past de intensiteit van het grootlicht
tijdens het rijden in bochten aan,
zodat het gebied in de richting
waarin de auto draait helderder
wordt verlicht dan andere gebieden.
Regelt het variabel afgeschermde
grootlicht zo, dat het gebied rond
tegenliggers en voorliggers gedeel-
telijk niet wordt verlicht terwijl andere
gebieden wel verlicht worden door
het grootlicht.
Het variabel afgeschermde grootlicht helpt
het zicht naar voren te verbeteren terwijl
tegenliggers en voorliggers minder worden
verblind.
Past het stralingsbereik van de dim-
lichten aan in overeenstemming met
de afstand tot een voorligger.
1Druk op de schakelaar van het
Adaptive High Beam-systeem.
AHS (Adaptive High
Beam-systeem)*
Het Adaptive High Beam-systeem
gebruikt een camerasensor aan de
bovenzijde van de voorruit om de
helderheid van de verlichting van
tegenliggers en voorliggers,
straatverlichting, enz. te beoorde-
len en, indien nodig, automatisch
de verspreiding van het licht van
de koplampen te regelen.
WAARSCHUWING
■Beperkingen van het Adaptive High
Beam-systeem
Vertrouw niet blindelings op het Adaptive
High Beam-systeem. Rijd altijd voorzichtig
en houd hierbij de omgeving in de gaten
en schakel indien nodig handmatig het
grootlicht in of uit.
■Voorkomen van onjuiste werking van
het Adaptive High Beam-systeem
Voorkom overbelading van uw auto.
Systeemfuncties
Het Adaptive High
Beam-systeem activeren
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 201 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 204 of 758

2024-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2Duw de hendel van u af terwijl de
lichtschakelaar in de stand of
staat.
Het controlelampje van het AHS gaat bran-
den als het systeem werkt.
■Werkingsvoorwaarden voor het Adap-
tive High Beam-systeem
●Als aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, wordt het grootlicht automa-
tisch ingeschakeld en werkt het systeem:
• De rijsnelheid is ongeveer 60 km/h of hoger.
• Het gebied voor de auto is niet verlicht.
●Als aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, wordt het variabel afge-
schermde grootlicht ingeschakeld en wordt
het stralingsbereik van het dimlicht auto-
matisch aangepast, afhankelijk van de
locatie van tegenliggers en voorliggers:
• De rijsnelheid is ongeveer 60 km/h of
hoger.
• Het gebied voor de auto is niet verlicht.
• Er zijn tegenliggers of voorliggers met
ingeschakelde koplampen of achterlichten.
●Als aan een van onderstaande voorwaar-
den wordt voldaan, wordt automatisch
geschakeld van grootlicht of variabel afge-
schermd grootlicht naar dimlicht:
• De rijsnelheid is lager dan ongeveer 60
km/h.
• Het gebied voor de auto is verlicht.
• Er zijn veel tegenliggers en/of voorliggers.
• De positie van tegenliggers of voorliggers
verandert snel en het grootlicht kan de
bestuurders van de andere voertuigen ver-
blinden.
■Informatie werking camerasensor
●In de volgende situaties wordt mogelijk niet
automatisch geschakeld van grootlicht naar
variabel afgeschermd grootlicht:
• Als plotseling een tegenligger uit een bocht
opdoemt
• Als plotseling een andere auto voor de
eigen auto invoegt
• Als tegenliggers of voorliggers aan het zicht
zijn onttrokken als gevolg van een reeks
bochten, wegafscheidingen of bomen langs
de weg
• Wanneer tegenliggers opdoemen uit de
rechter tegemoetkomende rijstrook op een
brede weg
• Wanneer er tegenliggers of voorliggers met
uitgeschakelde verlichting zijn
●Er wordt mogelijk niet geschakeld van
grootlicht naar variabel afgeschermd groot-
licht als een tegenligger wordt gesignaleerd
die zijn mistlampen aan heeft terwijl de kop-
lampen uit zijn.
●Door de aanwezigheid van huisverlichting,
straatverlichting, verkeerslichten of verlichte
billboards en andere reflecterende objecten
wordt mogelijk geschakeld van grootlicht
naar variabel afgeschermd grootlicht, wordt
mogelijk niet geschakeld van grootlicht naar
variabel afgeschermd grootlicht of wordt het
niet verlichte gebied mogelijk gewijzigd.
●De volgende factoren kunnen van invloed
zijn op de reactietijd voor het in- of uitscha-
kelen van het grootlicht of op de snelheid
waarmee de niet verlichte gebieden veran-
deren:
• De helderheid van koplampen, mistlampen
en achterlichten van tegenliggers en voor-
liggers
• De beweging en richting van tegenliggers
en voorliggers
• Als de verlichting van een tegenligger of
voorligger slechts aan één kant werkt
• Als een tegenligger of voorligger een voer-
tuig op twee wielen betreft
• De toestand van de weg (stijgingspercen-
tage, bochten, toestand van het wegdek,
enz.)
• Het aantal inzittenden en de hoeveelheid
bagage
●De regeling van de lichtverspreiding van de
koplampen kan onverwacht veranderen.
●Fietsen of vergelijkbare objecten worden
mogelijk niet gesignaleerd.
●In de volgende situaties kan het systeem de
helderheid van het omgevingslicht mogelijk
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 202 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 205 of 758

203
4 4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
niet juist signaleren. Hierdoor blijven de
dimlichten mogelijk branden of gaat het
grootlicht knipperen of worden voetgangers,
tegenliggers of voorliggers verblind. Als dat
het geval is, moet handmatig geschakeld
worden tussen grootlicht en dimlicht.
• Bij rijden in slecht weer (zware regenval,
mist, sneeuw, zandstormen, enz.)
• Als het zicht door de voorruit wordt belem-
merd door damp, wasem, ijs, vuil, enz.
• Als de voorruit gebarsten of beschadigd is
• Als de camerasensor vervormd of vuil is
• Als de temperatuur van de camerasensor
extreem hoog is
• Als de helderheid van het omgevingslicht
overeenkomt met die van koplampen, ach-
terlichten of mistlampen
• Als de koplampen of achterlichten van
tegenliggers of voorliggers zijn uitgescha-
keld, vuil zijn, een andere kleur hebben of
niet correct zijn afgesteld
• Als de auto wordt geraakt door water,
sneeuw, stof, enz. van een voorligger
• In gebieden waar lichte en donkere stukken
elkaar afwisselen.
• Als geregeld en herhaaldelijk over stijgende
en dalende wegen wordt gereden, of over
wegen met een slecht of oneffen wegdek
(zoals klinkerwegen, grindwegen, enz.)
• Als geregeld en herhaaldelijk over bochtige
wegen wordt gereden.
• Als er zich een sterk spiegelend voorwerp,
zoals een verkeersbord of spiegel, voor de
auto bevindt
• Als de achterzijde van een voorligger sterk
spiegelend is, zoals een container op een
truck
• Als de koplampen van de auto beschadigd
of vuil zijn, of niet correct zijn afgesteld
• Als de auto naar één kant overhelt door bij-
voorbeeld een lekke band, of aan de achter-
zijde wat lager ligt doordat een aanhangwa-
gen is aangekoppeld, enz.
• Als herhaaldelijk op een abnormale manier
wordt geschakeld tussen grootlicht en dim-
licht
• Als de bestuurder meent dat het grootlicht
mogelijk knippert of voetgangers of andere
bestuurders verblindt
• Als de auto wordt gebruikt in een gebied
waar men aan de andere kant van de weg
rijdt. Bijvoorbeeld, een auto bestemd voor
rechtsrijdend verkeer in een gebied voor
linksrijdend verkeer of vice versa
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 577)
■Dimlicht inschakelen
Trek de hendel in de oorspronkelijke
stand.
Het controlelampje van het AHS dooft.
Duw de hendel van u af om het Adaptive
High Beam-systeem weer in te schakelen.
■Grootlicht inschakelen
Druk op de schakelaar van het Adap-
tive High Beam-systeem.
Het controlelampje van het AHS dooft en het
controlelampje van het grootlicht gaat bran-
den.
Druk op de schakelaar om het Adaptive High
Beam-systeem weer in te schakelen.
Handmatig in- en uitschakelen
van het grootlicht
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 203 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 206 of 758

2044-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Schakelaar mistachterlicht
Schakelt het mistachterlicht in
Als de schakelaarring wordt losgelaten,
keert de ring terug naar de stand .
Door de schakelaarring nogmaals te
draaien, wordt het mistachterlicht uitgescha-
keld.
Schakelaar mistlampen voor/mist-
achterlicht
1Schakelt de mistlampen voor
uit
2 Schakelt de mistlampen voor
in
3 Schakelt de mistlampen voor
en het mistachterlicht in
Als de schakelaarring wordt losgelaten,
keert de ring terug naar de stand .
Door de schakelaarring nogmaals te
draaien, wordt alleen het mistachterlicht uit-
geschakeld.
■Mistlampen kunnen worden gebruikt als
●Auto's met schakelaar mistachterlicht
De koplampen worden ingeschakeld.
●Auto's met schakelaar mistlampen voor en
mistachterlicht
Mistlampen voor: De koplampen of parkeer-
lichten voor zijn ingeschakeld.
Mistachterlicht: De koplampen of mistlampen
voor zijn ingeschakeld.
Schakelaar mistlampen
De mistlampen zorgen voor uitste-
kend zicht bij ongunstige rijom-
standigheden, zoals bij regen of
mist.
Bedieningsinstructies
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 204 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 207 of 758

205
4 4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
Door de hendel te bedienen
werken de ruitenwissers en -sproeiers
als volgt.
Ruitenwissers met intervalafstelling
1 Intervalstand
2 Lage snelheid ruitenwissers3 Hoge snelheid ruitenwissers
4 Enkele slag
Het wisinterval kan worden gewijzigd
als de intervalstand wordt geselecteerd.
5Verkort het interval van de wisser-
werking
6Verlengt het interval van de wisser-
werking
7Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwissers
Door aan de hendel te trekken treden de rui-
tenwissers en -sproeiers in werking.
De ruitenwissers maken automatisch een
aantal wisbewegingen nadat de sproeier in
werking treedt.
Auto's met koplampsproeiers: Als de kop-
lampen aan zijn en u de hendel naar u toe
getrokken houdt, werken de koplampsproei-
ers één keer. Daarna werken de koplamp-
sproeiers elke vijfde keer dat u de hendel
naar u toe trekt.
Ruitenwissers
en -sproeiers
Met de hendel kunnen de ruiten-
wissers en de ruitensproeiers wor-
den bediend.
OPMERKING
■Als de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwissers niet als de voor-
ruit droog is omdat hierdoor de voorruit
beschadigd kan worden.
Bedienen van de
ruitenwisserhendel
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 205 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 208 of 758

2064-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Ruitenwissers met regensensor
1 Stand AUTO
2 Lage snelheid ruitenwissers
3 Hoge snelheid ruitenwissers
4 Enkele slag
In de stand AUTO werken de ruitenwissers
automatisch wanneer de sensor signaleert
dat het regent. De wissnelheid wordt auto-
matisch afgestemd op de hoeveelheid neer-
slag en de rijsnelheid.
In de stand AUTO kan de gevoeligheid
van de sensor als volgt worden inge-
steld door de schakelaarring te draaien.5Verhoogt de gevoeligheid van de
ruitenwisser met regensensor
6Verlaagt de gevoeligheid van de rui-
tenwisser met regensensor
7Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwissers
Door aan de hendel te trekken treden de rui-
tenwissers en -sproeiers in werking.
De ruitenwissers maken automatisch een
aantal wisbewegingen nadat de sproeier in
werking treedt.
Auto's met koplampsproeiers: Als de kop-
lampen aan zijn en u de hendel naar u toe
getrokken houdt, werken de koplampsproei-
ers één keer. Daarna werken de koplamp-
sproeiers elke vijfde keer dat u de hendel
naar u toe trekt.
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 206 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM