Page 353 of 758

351
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Wanneer de bediening tijdelijk wordt onderbroken
MeldingSituatie/oplossing
“Steering Wheel Turned” (stuurwiel
gedraaid)
De bestuurder houdt het stuurwiel vast tijdens de
ondersteuningsregeling.
Breng de auto tot stilstand en laat uw handen
op het stuurwiel rusten zonder druk uit te oefe-
nen. Druk vervolgens op de S-IPA-schakelaar
om de ondersteuningsregeling weer te starten.
“Excessive Speed” (snelheid te hoog)
De rijsnelheid wordt tijdens de ondersteuningsrege-
ling hoger dan 7 km/h
Breng de auto tot stilstand en laat uw handen
op het stuurwiel rusten zonder druk uit te oefe-
nen. Druk vervolgens op de S-IPA-schakelaar
om de ondersteuningsregeling weer te starten.
“Pressure Applied to Steering Wheel”
(stuurwiel wordt vastgehouden)
De S-IPA-schakelaar wordt ingedrukt terwijl de onder-
steuningsregeling tijdelijk is onderbroken en het
stuurwiel stevig wordt vastgehouden.
Laat uw handen op het stuurwiel rusten zonder
druk uit te oefenen. Breng vervolgens de auto
tot stilstand om de ondersteuningsregeling
weer te starten.
“Stop the Vehicle” (breng de auto tot
stilstand)
De S-IPA-schakelaar wordt ingedrukt terwijl de
ondersteuningsregeling tijdelijk is onderbroken en
de auto rijdt.
Laat uw handen op het stuurwiel rusten zonder
druk uit te oefenen. Breng vervolgens de auto
tot stilstand om de ondersteuningsregeling
weer te starten.
“Resume” (hervatten)
De ondersteuningsregeling wordt tijdelijk onderbro-
ken (kan opnieuw worden gestart)
Breng de auto tot stilstand en laat uw handen
op het stuurwiel rusten zonder druk uit te oefe-
nen. Druk vervolgens op de S-IPA-schakelaar
om de ondersteuningsregeling weer te starten.
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 351 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 354 of 758
3524-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
“Too Close to Obstacle at Front” (te
dicht bij obstakel voor de auto)
“Shift to R” (zet de selectiehendel in
stand R)De auto kwam te dicht bij een obstakel voor de auto.
Druk, nadat u de selectiehendel in stand R
hebt gezet, op de S-IPA-schakelaar om de
ondersteuningsregeling weer te starten.
“Too Close to Obstacle at Rear” (te
dicht bij obstakel achter de auto)
“Shift to D” (zet de selectiehendel in
stand D)De auto kwam te dicht bij een obstakel achter de
auto.
Druk, nadat u de selectiehendel in stand D
hebt gezet, op de S-IPA-schakelaar om de
ondersteuningsregeling weer te starten.
MeldingSituatie/oplossing
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 352 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 355 of 758
353
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Sensoren
Signaleren de auto om de parkeerplaats
te helpen bepalen.
Hatchback
Zijsensoren voor
Zijsensoren achter
Wagon
Zijsensoren voor
Zijsensoren achter
■Voorzorgsmaatregelen tijdens het
gebruik
●Het detectiegebied van de sensor bij het
gebruik van de modus automatisch achter-
uit inparkeren
Beoogde parkeerplaats
●Het detectiegebied van de sensor bij het
gebruik van de Parallel Parking Assist-
modus
Beoogde parkeerplaats
●Wanneer er een auto geparkeerd staat ach-
ter de beoogde parkeerplaats, wordt deze
als gevolg van de afstand mogelijk niet
gesignaleerd. Ook wordt, afhankelijk van de
vorm van de auto en andere omstandighe-
den, de detectieafstand mogelijk korter of is
signalering wellicht niet mogelijk.
Voorzorgsmaatregelen tijdens
het gebruik
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 353 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 356 of 758

3544-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
●Andere objecten dan geparkeerde auto's,
zoals een paal of muur, worden mogelijk
niet gesignaleerd. Zelfs wanneer deze
objecten kunnen worden gesignaleerd, wijkt
de beoogde parkeerplaats mogelijk af.
Palen
Muur
●Ook wijkt de beoogde parkeerplaats moge-
lijk af wanneer een voetganger, enz. wordt
gesignaleerd.
Voetganger
●Het Simple Intelligent Parking Assist-sys-
teem werkt mogelijk niet wanneer roosters,
traanplaten o.i.d. worden gesignaleerd op
de parkeerplaats.
WAARSCHUWING
■Bij gebruik van het Simple Intelligent
Parking Assist-systeem
●Vertrouw niet uitsluitend op het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem. Rijd,
net als bij auto's zonder dit systeem,
voorzichtig vooruit en achteruit terwijl u
de omgeving van de auto in de gaten
houdt.
●Rijd niet achteruit terwijl u op het multi-
informatiedisplay kijkt. Als u tijdens het
achteruitrijden alleen op het scherm van
de monitor let, kan dat een aanrijding of
ongeval tot gevolg hebben, aangezien
het beeld dat op het scherm van de
monitor wordt weergegeven, kan afwij-
ken van de werkelijke situatie. Contro-
leer de omgeving van de auto tijdens
het achteruitrijden altijd visueel, zowel
met als zonder spiegels.
●Rijd langzaam terwijl u bij het achteruit-
en vooruitrijden de snelheid regelt met
het rempedaal.
●Als de kans bestaat dat de auto een
voetganger, een andere auto of een
ander obstakel zal raken, breng de auto
dan tot stilstand door het rempedaal in
te trappen en druk op de S-IPA-schake-
laar om het systeem uit te schakelen.
●Gebruik het systeem op een parkeer-
plaats met een vlakke ondergrond.
●Houd u aan de volgende voorzorgs-
maatregelen, aangezien het stuurwiel
tijdens het gebruik automatisch wordt
gedraaid.
• Het risico bestaat dat een stropdas,
sjaal, uw arm, enz. vast komt te zitten in
het stuurwiel. Zorg dat uw bovenli-
chaam niet te dicht bij het stuurwiel
komt. Voorkom ook dat kinderen te dicht
bij het stuurwiel komen.
• U kunt uzelf tijdens het draaien van het
stuurwiel bezeren als u lange vingerna-
gels hebt.
• Breng in een noodgeval de auto tot stil-
stand door het rempedaal in te trappen
en druk op de S-IPA-schakelaar om het
systeem uit te schakelen.
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 354 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 357 of 758

355
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
WAARSCHUWING
●Controleer altijd of er voldoende ruimte
is voordat u probeert de auto te parke-
ren en het systeem te bedienen.
●Gebruik het systeem in de volgende
situaties niet, aangezien het systeem u
mogelijk niet goed kan ondersteunen bij
het bereiken van de beoogde parkeer-
plaats, wat een ongeval tot gevolg kan
hebben.
• In een gebied waar geen parkeerplaat-
sen zijn
• Op een onverharde parkeerplaats zon-
der belijning, bijvoorbeeld op zand of
grind
• Op een parkeerplaats waarbij een hel-
ling of golving in de weg is
• Op een bevroren, met sneeuw bedekte
of gladde weg
• Op asfalt dat door hoge buitentempera-
turen zacht is geworden
• Als er een obstakel aanwezig is tussen
de auto en het beoogde parkeervak
• Gebruik van de sneeuwkettingen of het
compacte reservewiel (indien aanwezig)
●Gebruik geen andere dan de door de
fabrikant aanbevolen banden. Mogelijk
werkt het systeem niet goed. Neem voor
het vervangen van de banden contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
●In de volgende situaties kan het sys-
teem de auto mogelijk niet op de inge-
stelde locatie brengen.
• Als de banden erg versleten zijn of als
de bandenspanning te laag is
• De auto is zeer zwaar beladen
• De auto staat schuin doordat bagage
e.d. zich aan één kant van de auto
bevindt
• De parkeerplaats is voorzien van weg-
verwarming om te voorkomen dat het
wegdek bevriest
Laat in eventuele andere gevallen waarbij
de instelde positie en de positie van de
auto erg verschillen de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
●Neem de volgende voorzorgsmaatrege-
len met betrekking tot de modus par-
keerplaats fileparkeren verlaten in acht.
De modus parkeerplaats fileparkeren
verlaten is een functie die wordt gebruikt
bij het wegrijden van een parkeerplaats
na het fileparkeren. Deze functie kan
echter mogelijk niet worden gebruikt
wanneer obstakels of mensen worden
gesignaleerd vóór de auto. Gebruik
deze functie uitsluitend bij het wegrijden
van een parkeerplaats na het fileparke-
ren. Wanneer de stuurregeling in wer-
king is, schakel dan het systeem uit met
de S-IPA-schakelaar of bedien het
stuurwiel om de regeling te beëindigen.
●Als de modus parkeerplaats fileparkeren
verlaten in de volgende gevallen
abusievelijk wordt gebruikt, raakt de
auto mogelijk een obstakel.
De functie voor het verlaten van de par-
keerplaats wordt gebruikt in een richting
waar zich een obstakel bevindt, maar
het obstakel wordt niet gesignaleerd
door de zijsensoren (bijvoorbeeld wan-
neer de auto direct naast een paal
staat).
●Neem de volgende voorzorgsmaatrege-
len in acht, aangezien de sensoren
mogelijk niet meer goed werken, wat
een ongeval tot gevolg kan hebben.
• Stel de sensor niet bloot aan sterke
schokken door er tegen te slaan, enz.
Anders werken de sensoren mogelijk
niet goed.
• Spuit bij het wassen van de auto met
een hogedrukreiniger niet rechtstreeks
op de sensoren. De apparatuur werkt
mogelijk niet goed als gevolg van bloot-
stelling aan een sterke waterdruk. Wan-
neer de bumper iets raakt, werkt de
apparatuur mogelijk niet goed meer als
gevolg van een storing in de sensor.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 355 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 358 of 758

3564-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Multi-informatiedisplay
Rijmodusselectieschakelaar
Beweeg de rijmodusselectieschakelaar naar
voren of achteren om de gewenste rijmodus
te selecteren op het multi-informatiedisplay.
1Normal-modus
Biedt een optimale balans tussen brandstof-
verbruik, laag geluidsniveau en dynamische
prestaties. Geschikt voor normaal rijden.
WAARSCHUWING
●De sensoren werken in de volgende
situaties mogelijk niet goed, wat een
ongeval tot gevolg kan hebben. Rijd met
de nodige voorzichtigheid.
• Obstakels aan de zijkant kunnen niet
worden gesignaleerd totdat de scan van
de zijkanten is voltooid. (Blz. 303)
• Zelfs nadat de scan van de zijkanten is
voltooid, kunnen obstakels zoals andere
voertuigen, mensen of dieren die vanaf
opzij naderen niet worden gesignaleerd.
• De sensor is bevroren (zodra de sensor
ontdooit, zal het systeem weer normaal
werken).
Er wordt mogelijk een waarschuwings-
melding weergegeven bij zeer lage tem-
peraturen doordat de sensor is bevroren
en hij daardoor mogelijk geen gepar-
keerde auto's signaleert.
• De sensor wordt geblokkeerd door
iemands hand.
• De auto staat erg schuin.
• Bij extreem hoge of lage temperaturen.
• Er wordt gereden op een golvende weg,
helling, grindweg, in een gebied waar
het gras hoog is, enz.
• Er bevindt zich een bron van ultrasoon-
golven in de buurt, zoals een claxon of
sensoren van een ander voertuig, de
motor van een motorfiets of de lucht-
remmen van een groot voertuig.
• Zware regenval of een andere oorzaak
waardoor er te veel water op uw auto
terechtkomt.
• De hoek van de sensor wijkt mogelijk af
wanneer de ondersteuningsregeling
start, zelfs wanneer er een geparkeerde
auto op de beoogde parkeerplaats staat.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
• Monteer geen accessoires binnen het
detectiegebied van de sensor.
Rijmodusselectie-
schakelaar
De rijmodi kunnen worden gese-
lecteerd overeenkomstig de rijom-
standigheden.
Selecteren van een rijmodus
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 356 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 359 of 758

357
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
2Sportmodus
Regelt de transmissie en de motor voor een
snelle en krachtige acceleratie. In deze
modus wordt ook het stuurgevoel gewijzigd,
waardoor deze modus geschikt is voor wan-
neer wendbaarheid is gewenst, bijvoorbeeld
bij het rijden op zeer bochtige wegen.
Wanneer de sportmodus geselecteerd wordt,
gaat de sportmodusindicator branden.
Auto's met handgeschakelde transmissie:
Wanneer de sportmodus wordt geselec-
teerd, wordt de iMT ingeschakeld.
(Blz. 187)
3ECO-rijmodus
Helpt de bestuurder op milieuvriendelijke
wijze te accelereren en het brandstofver-
bruik te verlagen door een gematigde afstel-
ling van de smoorklep en door het regelen
van de werking van de airconditioning (ver-
warmen/koelen).
Wanneer de ECO-rijmodus geselecteerd
wordt, gaat de ECO-rijmodusindicator bran-
den.
■Werking van de airconditioning in de
ECO-rijmodus
De ECO-rijmodus regelt het verwarmen/koe-
len en de aanjagersnelheid van het airconditi-
oningsysteem om brandstof te besparen.
Doe het volgende om de prestaties van de
airconditioning te verbeteren:
●Schakel de ECO-rijmodus van de aircondi-
tioning uit (auto's met automatische aircon-
ditioning) (Blz. 430)
●Wijzig de aanjagersnelheid (Blz. 423,
428)
●Schakel de ECO-rijmodus uit
■Automatisch uitschakelen van de sport-
modus
Als het contact UIT wordt gezet nadat is
gereden in de sportmodus, wijzigt de rijmo-
dus in de normale modus.
*: Indien aanwezig
Uitlaatgasfiltersysteem*
Het uitlaatgasfiltersysteem is
ontworpen om roetdeeltjes in de
uitlaatgassen te verzamelen met
behulp van een uitlaatgasfilter dat
in de uitlaatpijpen is geplaatst.
OPMERKING
■Om storingen in het uitlaatgasfilter-
systeem te voorkomen
●Gebruik geen andere brandstof dan het
voorgeschreven type brandstof
●Breng geen wijzigingen aan de uitlaat-
pijp aan
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 357 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
Page 360 of 758

3584-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te
voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
■Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat
het rempedaal is ingetrapt als het sys-
teem oordeelt dat er sprake is van een
noodstop
■VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder con-
trole te houden bij uitwijkmanoeuvres
en het nemen van bochten op een glad
wegdek.
■VSC+ (Vehicle Stability Control+)
Coördineert de werking van ABS-,
TRC-, VSC- en EPS-systemen.
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit
behouden blijft bij uitwijkmanoeuvres
op een glad wegdek door de stuurcom-
mando's aan te passen.
■Trailer Sway Control
Helpt de bestuurder om de aanhangwa-
gen weer onder controle te krijgen door
op afzonderlijke wielen remdruk uit te
oefenen en het aandrijfkoppel te ver-
minderen wanneer wordt gesignaleerd
dat de aanhangwagen slingert.
■TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de aan-
drijvende wielen gaan doorslippen bij
het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
■Active Cornering Assist (ACA)
Helpt te voorkomen dat de auto naar de
buitenkant van de bocht uitwijkt door
remregeling uit te oefenen op de wielen
aan de binnenzijde wanneer tijdens het
rijden in een bocht wordt geprobeerd te
accelereren
■Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achter-
uit rolt bij helling op wegrijden
■EPS (elektrische stuurbekrachti-
ging)
Maakt gebruik van een elektromotor om
de benodigde kracht voor het rond-
draaien van het stuurwiel te verminde-
ren.
■Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt
ingetrapt, gaan de alarmknipperlichten
automatisch knipperen om het achter-
opkomende verkeer te waarschuwen.
Ondersteunende systemen
Om de veiligheid en de prestaties
tijdens het rijden te verbeteren is
uw auto uitgerust met de volgende
systemen die automatisch in wer-
king treden als de omstandighe-
den daar om vragen. Houd er ech-
ter rekening mee dat dit aanvul-
lende systemen zijn en vertrouw
niet in al te sterke mate op deze
systemen als u de auto bedient.
Overzicht van de
ondersteunende systemen
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 358 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM