229
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
• Als een voorligger een extreem grote 
bodemvrijheid heeft
• Als een voorligger een lading vervoert die 
uitsteekt voorbij de achterbumper
• Als een voorligger een onregelmatige vorm 
heeft, zoals een tractor of een zijspan
• Als de voorligger een kinderfiets, een fiets 
met bepakking, een fiets met iemand ach-
terop of een fiets met een bijzondere vorm 
(fiets met een kinderzitje, tandem, enz.) is
• Als een voetganger of de rijhoogte van een 
fietser korter is dan ongeveer 1 m of langer 
is dan ongeveer 2 m
• Als een voetganger of fietser breed val-
lende kleding (regenjas, lange rok, enz.) 
draagt, waardoor zijn of haar silhouet 
onduidelijk wordt
• Als een voetganger vooroverbuigt of 
gehurkt zit of een fietser vooroverbuigt
• Als een voetganger of fietser zich snel 
voortbeweegt
• Als een voetganger een wandelwagentje, 
rolstoel, fiets of ander voertuig voortduwt
• Bij slecht weer zoals bij hevige regen, mist, 
sneeuw of een zandstorm
• Bij het rijden door stoom of rook
• Als er weinig omgevingslicht is, zoals tij-
dens de schemering, of 's nachts of in een 
tunnel, waardoor een signaleerbaar object 
bijna dezelfde kleur lijkt te hebben als zijn 
omgeving
• Wanneer er wordt gereden op een plek 
waar de helderheid van het omgevingslicht 
plotseling verandert, zoals bij het in- of uit-
rijden van een tunnel
• Nadat de motor gestart is, is er gedurende 
een bepaalde tijd niet met de auto gereden
• Bij het afslaan naar links/rechts en gedu-
rende een paar seconden na het afslaan 
naar links/rechts
• Bij het rijden in een bocht en een paar 
seconden na het rijden in een bocht
• Wanneer uw auto slipt• Als de voorzijde van de auto omhoog of 
omlaag staat
• Als de wielen niet goed zijn uitgelijnd
• Als een ruitenwisserblad de camera voor 
blokkeert
• Er wordt met extreem hoge snelheden 
gereden
• Als op een helling wordt gereden
• Wanneer de radarsensor of de camera 
voor niet goed is uitgelijnd
●In sommige situaties, zoals de onder-
staande, kan wellicht onvoldoende rem-
kracht worden gerealiseerd, waardoor het 
systeem mogelijk niet goed werkt:
• Als de remmen niet op volle sterkte kun-
nen werken, bijvoorbeeld wanneer de 
onderdelen van het remsysteem extreem 
koud, extreem heet of nat zijn
• Als de auto niet goed wordt onderhouden 
(extreem versleten remdelen of banden, 
onjuiste bandenspanning, enz.)
• Als er met de auto gereden wordt op grind 
of een andere gladde ondergrond
■Als de VSC wordt uitgeschakeld
●Als de VSC wordt uitgeschakeld 
(Blz. 359), worden ook de Pre-Crash 
Brake Assist-functie en de Pre-Crash 
Brake-functie uitgeschakeld.
●Het waarschuwingslampje PCS gaat bran-
den en “VSC Turned OFF Pre-Collision 
Brake System Unavailable” (VSC uitge-
schakeld, Pre-Crash Brake-systeem niet 
beschikbaar) wordt weergegeven op het 
multi-informatiedisplay.
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book  Page 229  Wednesday, October 20, 2021  10:58 AM