283
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
 “For Climate Control” (voor klimaatrege-
ling)
• De airconditioning wordt gebruikt wanneer 
de omgevingstemperatuur hoog of laag is.
 Het systeem treedt in werking wanneer het 
verschil tussen de ingestelde temperatuur en 
de temperatuur in het interieur te klein is.
• De voorruitverwarming is ingeschakeld.
●Wanneer de motor automatisch wordt her-
start terwijl hij was uitgeschakeld door het 
Stop & Start-systeem
 “Preparing to Operate” (in voorberei-
ding)
• Het rempedaal is dieper of pompend inge-
trapt.
 Het systeem wordt ingeschakeld als de 
motor draait en het vacuüm van de rembe-
krachtiger een bepaald niveau heeft bereikt.
 “For Climate Control” (voor klim.reg.)
• De airconditioning wordt ingeschakeld of 
gebruikt.
• De voorruitverwarming is ingeschakeld.
 “Battery Charging” (batt. laadt op)
• De accu is mogelijk bijna leeg.
 De motor wordt herstart om voorrang te 
geven aan het laden van de accu. Wanneer 
de motor kortstondig draait, kan het systeem 
herstellen.
●Wanneer de motor niet weer kan worden 
gestart door het Stop & Start-systeem
 “Shift to N and Press Clutch” (zet selec-
tiehendel in stand N en trap het koppelings-
pedaal in) (auto's met handgeschakelde 
transmissie)
 Terwijl de motor is uitgeschakeld door het 
Stop & Start-systeem wordt de selectiehendel 
in een andere stand dan de neutraalstand 
gezet zonder dat het koppelingspedaal is 
ingetrapt.
■Waarschuwingsmeldingen Stop & Start-
systeem
Als zich een systeemstoring voordoet, wordt 
er een waarschuwingsmelding weergegeven 
op het multi-informatiedisplay om de bestuur-
der te waarschuwen. (Blz. 520)
■Als het controlelampje uitgeschakeld 
Stop & Start-systeem blijft knipperen
Er is mogelijk een storing in het systeem aan-
wezig. Laat de auto nakijken door een 
erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING
■Als het Stop & Start-systeem is inge-
schakeld
●Trap het rempedaal in en activeer indien 
nodig de parkeerrem als de motor is uit-
gezet door het Stop & Start-systeem 
(het controlelampje van het Stop & 
Start-systeem brandt). (Behalve wan-
neer het Brake Hold-systeem is inge-
schakeld of de auto tot stilstand komt 
als gevolg van een gecontroleerde stop 
tijdens het rijden met de Dynamic Radar 
Cruise Control met volledig snelheids-
bereik in de afstandsregelmodus
*)
●Verlaat de auto niet als de motor is uit-
gezet door het Stop & Start-systeem 
(zolang het controlelampje van het Stop 
& Start-systeem brandt).
Anders kan door de automatische 
motorstartfunctie een ongeval ontstaan.
●Zorg ervoor dat de motor niet wordt uit-
gezet door het Stop & Start-systeem als 
de auto zich in een slecht geventileerde 
ruimte bevindt. De motor kan weer wor-
den gestart door de automatische 
motorstartfunctie, waardoor er uitlaat-
gassen in de auto terecht kunnen 
komen, hetgeen tot de dood kan leiden 
of zeer schadelijk kan zijn voor de 
gezondheid.
*: Auto's met Dynamic Radar Cruise Con-
trol met volledig snelheidsbereik
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book  Page 283  Wednesday, October 20, 2021  10:58 AM