
2284-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
• Wassen in een autowasstraat
• Bij het rijden door of onder objecten die in 
contact kunnen komen met uw auto, zoals 
hoog gras, boomtakken of een spandoek
• Bij het rijden door stoom of rook
• Wanneer dicht bij een object wordt gere-
den dat radiogolven weerkaatst, zoals een 
grote vrachtwagen of een vangrail
• Als wordt gereden in de buurt van een tele-
visiezendmast, radiozender, elektriciteits-
centrale of andere locatie waar sterke 
radiogolven of elektromagnetische velden 
aanwezig zijn
■Situaties waarin het systeem mogelijk 
niet goed werkt
●In sommige situaties, zoals onderstaande, 
wordt een object mogelijk niet gesignaleerd 
door de radarsensor en de camera voor, 
waardoor het systeem niet goed werkt:
• Wanneer een signaleerbaar object uw auto 
nadert
• Wanneer uw auto of een signaleerbaar 
object een schommelende beweging maakt
• Als een signaleerbaar object een abrupte 
beweging maakt (zoals een uitwijkmanoeu-
vre, plotseling versnellen of afremmen)
• Wanneer uw auto een signaleerbaar object 
snel nadert
• Wanneer een signaleerbaar object zich 
niet direct voor uw auto bevindt• Wanneer een signaleerbaar object zich 
vlak bij bijvoorbeeld een muur, hek, vang-
rail, putdeksel, voertuig of stalen rijplaat 
bevindt
• Wanneer een signaleerbaar object zich 
onder een constructie bevindt
• Wanneer een signaleerbaar object gedeel-
telijk verborgen is achter een object zoals 
een groot stuk bagage, een paraplu of een 
vangrail
• Wanneer zich meerdere signaleerbare 
objecten dicht bij elkaar bevinden
• Als de zon of ander licht rechtstreeks op 
een signaleerbaar object schijnt
• Wanneer een signaleerbaar object wit is 
en er extreem licht uitziet
• Wanneer een signaleerbaar object bijna 
dezelfde kleur heeft of even licht is als zijn 
omgeving
• Wanneer een signaleerbaar object uw auto 
afsnijdt of plotseling opduikt voor uw auto
• Als de voorzijde van uw auto wordt geraakt 
door water, sneeuw, stof, enz.
• Wanneer een zeer fel licht, bijvoorbeeld de 
zon of de koplampen van tegemoetko-
mend verkeer, rechtstreeks in de camera 
voor schijnt
• Bij het naderen van de zijkant of voorkant 
van een voorligger
• Als de voorligger een motorfiets is
• Als de voorligger smal is, zoals een scoot-
mobiel
• Als een voorligger een smalle achterzijde 
heeft, zoals een onbeladen vrachtwagen
• Als een voorligger een lage achterzijde 
heeft, zoals een oprijwagen
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book  Page 228  Wednesday, October 20, 2021  10:58 AM 

231
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
WAARSCHUWING
●Er wordt gereden op andere wegen dan 
autowegen en snelwegen.
●Bij het rijden met een aanhangwagen of 
tijdens het slepen in een noodgeval
■Voorkomen van storingen in het LTA-
systeem en onbedoeld uitgevoerde 
handelingen
●Breng geen wijzigingen aan de koplam-
pen aan en plak geen stickers op het 
lampglas.
●Breng geen wijzigingen aan de wielop-
hanging, enz. aan. Als onderdelen van 
de wielophanging moeten worden ver-
vangen, neem dan contact op met een 
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren 
gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
●Monteer of plaats geen voorwerpen op 
de motorkap of de grille. Monteer ook 
geen accessoires aan de voorzijde van 
de auto (bullbars, enz.).
●Als uw voorruit gerepareerd moet wor-
den, neem dan contact op met een 
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren 
gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
■Omstandigheden waaronder de func-
ties mogelijk niet goed werken
In de volgende situaties werken de func-
ties mogelijk niet goed, waardoor de auto 
zijn rijstrook zou kunnen verlaten. Houd 
om veilig te rijden de omgeving steeds 
goed in de gaten, bedien het stuurwiel om 
de rijrichting van de auto te corrigeren en 
vertrouw niet uitsluitend op de werking van 
het systeem.
●Wanneer het display voor rijden met de 
volgregeling wordt weergegeven 
(Blz. 236) en de voorligger van rij-
strook wisselt. (Uw auto volgt mogelijk 
de voorligger en wisselt ook van rij-
strook.)
●Wanneer het display voor rijden met de 
volgregeling wordt weergegeven 
(Blz. 236) en de voorligger slingert. 
(Mogelijk gaat uw auto dienovereen-
komstig ook slingeren en verlaat moge-
lijk de rijstrook.)
●Wanneer het display voor rijden met de 
volgregeling wordt weergegeven 
(Blz. 236) en de voorligger zijn rij-
strook verlaat. (Uw auto volgt mogelijk 
de voorligger en verlaat mogelijk de rij-
strook.)
●Wanneer het display voor rijden met de 
volgregeling wordt weergegeven 
(Blz. 236) en de voorligger zeer dicht 
op de rijstrookmarkering links/rechts 
rijdt. (Uw auto volgt mogelijk de voorlig-
ger en verlaat mogelijk de rijstrook.)
●Er wordt gereden in een scherpe bocht.
●Er bevinden zich naast de weg objecten 
die onterecht kunnen worden aangezien 
voor witte (gele) lijnen (vangrails, reflec-
terende palen, enz.).
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book  Page 231  Wednesday, October 20, 2021  10:58 AM 

2404-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
■Voordat u het LDA-systeem gebruikt
●Vertrouw niet uitsluitend op het LDA-
systeem. Het LDA-systeem is geen sys-
teem dat de auto automatisch bestuurt 
of de hoeveelheid aandacht die moet 
worden besteed aan het gebied vóór de 
auto beperkt. De bestuurder dient altijd 
volledige verantwoordelijkheid te nemen 
voor een veilig rijgedrag door de omge-
ving steeds goed in de gaten te houden 
en het stuurwiel te bedienen om de rij-
richting van de auto te corrigeren. De 
bestuurder moet ook zorgen voor vol-
doende pauzes als hij moe is, bijvoor-
beeld als hij langere tijd heeft gereden.
●Als u niet op de juiste manier rijdt en niet 
goed oplet, kan dat leiden tot een onge-
val met dodelijk of ernstig letsel tot 
gevolg.
●Als u het LDA-systeem niet gebruikt, zet 
het systeem dan uit met de toets LDA.
■Situaties die niet geschikt zijn voor 
gebruik van het LDA-systeem
Gebruik in de volgende gevallen de toets 
LDA om het systeem uit te schakelen. Als 
u dat niet doet, kan dat leiden tot een 
ongeval met dodelijk of ernstig letsel tot 
gevolg.
●Er wordt gereden op een wegdek dat 
glad is door regenachtig weer, sneeuw-
val, vorst, enz.
●Er wordt gereden op een met sneeuw 
bedekte weg.
●Witte (gele) lijnen zijn moeilijk te zien 
door regen, sneeuw, mist, stof, enz.
●Er is/zijn een reservewiel, sneeuwkettin-
gen, enz. gemonteerd.
●Als de banden erg versleten zijn of als 
de bandenspanning te laag is.
●Als er een andere maat banden dan 
voorgeschreven is gemonteerd
●Er wordt gereden op andere wegen dan 
autowegen en snelwegen.
●Bij het rijden met een aanhangwagen of 
tijdens het slepen in een noodgeval
■Voorkomen van storingen in het LDA-
systeem en onbedoeld uitgevoerde 
handelingen
●Breng geen wijzigingen aan de koplam-
pen aan en plak geen stickers op het 
lampglas.
●Breng geen wijzigingen aan de wielop-
hanging, enz. aan. Als onderdelen van 
de wielophanging moeten worden ver-
vangen, neem dan contact op met een 
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren 
gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
●Monteer of plaats geen voorwerpen op 
de motorkap of de grille. Monteer ook 
geen accessoires aan de voorzijde van 
de auto (bullbars, enz.).
●Als uw voorruit gerepareerd moet wor-
den, neem dan contact op met een 
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren 
gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
■Omstandigheden waaronder de func-
ties mogelijk niet goed werken
In de volgende situaties werken de func-
ties mogelijk niet goed, waardoor de auto 
zijn rijstrook zou kunnen verlaten. Houd 
om veilig te rijden de omgeving steeds 
goed in de gaten, bedien het stuurwiel om 
de rijrichting van de auto te corrigeren en 
vertrouw niet uitsluitend op de werking van 
het systeem.
●Er wordt gereden in een scherpe bocht.
●Er bevinden zich naast de weg objecten 
die onterecht kunnen worden aangezien 
voor witte (gele) lijnen (vangrails, reflec-
terende palen, enz.).
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book  Page 240  Wednesday, October 20, 2021  10:58 AM 

4607-1. Onderhoud en verzorging
7-1.Onderhoud en verzorging
Spoel de auto van boven naar bene-
den af met veel water en verwijder 
zo vuil en stof van de carrosserie, uit 
de wielkasten en van de onderkant 
van de auto.
Was de auto met een spons of een 
zachte doek (bijv. een zeemlap).
Verwijder hardnekkige vlekken met 
een autowasmiddel en spoel grondig 
af met water.
Veeg overtollig water weg.
Wanneer het water niet meer in 
druppels op de lak blijft liggen, moet 
de auto opnieuw in de was worden 
gezet.
Zet de auto alleen in de was als de carrosse-
rie is afgekoeld.
■Wassen in de wasstraat
●Voordat u de wasstraat inrijdt:
• Klap de spiegels weg.
• Schakel de elektrisch bedienbare achter-
klep uit. (indien aanwezig)
Begin met wassen vanaf de voorzijde van de 
auto. Klap de spiegels weer uit voordat u 
gaat rijden.
●Sommige borstels in wasstraten kunnen 
krassen veroorzaken op de carrosserie en 
andere onderdelen (velgen, enz.), waar-
door de lak van uw auto wordt beschadigd.
●In bepaalde automatische wasstraten kan 
de werking van de wasstraat nadelig wor-
den beïnvloed door de achterspoiler. Hier-
door kan het gebeuren dat de auto niet 
goed wordt gewassen of de achterspoiler 
beschadigd raakt.
■Hogedrukreinigers
Spuit niet van dichtbij op de randen van de 
portieren of de ruiten en blijf er niet langdurig 
op spuiten, omdat er anders water in het inte-
rieur terecht kan komen.
■Bij gebruik van een wasstraat (auto's 
met Smart entry-systeem en startknop)
Als de portiergreep nat wordt terwijl de elek-
tronische sleutel zich binnen het werkzame 
gebied bevindt, kan het portier herhaaldelijk 
worden vergrendeld en ontgrendeld. Volg in 
dat geval de correctieprocedure hieronder bij 
het wassen van de auto:
●Leg de sleutel op een afstand van ten min-
ste 2 m van de auto als u de auto wast. 
(Zorg ervoor dat de sleutel niet gestolen 
wordt.)
●Schakel de energiebespaarmodus van de 
elektronische sleutel in om het Smart 
entry-systeem met startknop uit te schake-
len. (Blz. 138)
■Velgen en wieldoppen
●Verwijder vuil onmiddellijk met een neu-
traal reinigingsmiddel.
●Spoel het reinigingsmiddel direct na het 
gebruik weg met water.
●Neem de volgende voorzorgsmaatregelen 
in acht om de lak tegen beschadiging te 
beschermen.
• Gebruik geen zuurhoudende of alkalische 
middelen of schuurmiddelen
• Gebruik geen harde borstels
• Reinig de velgen niet met reinigingsmidde-
len als de velgen, bijvoorbeeld na het rij-
den of stilstaan bij warm weer, nog warm 
zijn
■Remblokken en -klauwen
Als de auto geparkeerd wordt met vochtige 
remblokken of remschijven, kan er roest ont-
staan waardoor de remblokken of remschij-
ven vast kunnen komen te zitten. (Alvorens 
de auto na een wasbeurt te parkeren is het 
raadzaam langzaam te rijden en het rempe-
daal een aantal keren in te trappen om de 
onderdelen te drogen.)
Reinigen en beschermen 
van het exterieur van uw 
auto
Reinig de onderdelen en materia-
len op de daarvoor juiste wijze.
Reinigingsinstructies
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book  Page 460  Wednesday, October 20, 2021  10:58 AM