Page 49 of 324

47
Resetten elektrisch
bedienbare schuifdeur(en)
Als de elektrische bediening niet meer werkt:
F Sluit handmatig de schuifdeur(en) tot deze
volledig is/zijn gesloten.
F
Open elektrisch de schuifdeur(en) tot deze
volledig is/zijn geopend.
F
S
luit de schuifdeur(en) elektrisch .
Na het uitvoeren van deze procedure kunnen
de schuifdeuren weer elektrisch worden
bediend.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als het probleem
niet is verholpen.
Op een steile helling
Het elektrisch openen en sluiten van de
schuifdeuren is mogelijk bij hellingen tot 20%.
Als de auto met de voorzijde naar boven op
een helling staat, is voorzichtigheid geboden
bij het bedienen van de schuifdeuren. De
helling kan een versnelde beweging van de
schuifdeuren veroorzaken. Als de auto op een steile helling staat, begeleid
de schuifdeur dan bij het sluiten met de hand.
Als de auto met de achterzijde naar boven op
een helling staat, kan het zijn dat de schuifdeur
niet in de geopende stand blijft staan,
schoksgewijs
weer sluit en daardoor letsel
veroorzaakt.
Op een steile helling kan de schuifdeur
zich door zijn eigen gewicht plotseling in
beweging zetten.
De beweging van de schuifdeur kan niet
worden gestopt door de schakelaar te
bedienen vanwege de tijd die nodig is om
het bedieningssignaal te verwerken.
Het obstakeldetectiesysteem heeft
onvoldoende tijd om te kunnen
reageren.
Zorg er voor dat de schuifdeur op een
steile helling niet onbewaakt geopend
blijft. Het niet in acht nemen van dit
veiligheidsvoorschrift kan leiden tot
schade aan voor werpen en letsel aan
personen indien deze tijdens het bewegen
van de schuifdeur bekneld raken.
Handsfree-functie
schuifdeur(en)
Openen/sluiten
Het automatisch vergrendelen na het
sluiten van de schuifdeur kan worden
geprogrammeerd in het configuratiemenu
van de auto.
Met een voetbeweging en de
afstandsbediening op zak in detectiegebied
A
wordt het systeem ontgrendeld en de
schuifdeur geopend of gesloten en
vergrendeld.
De afstandsbediening moet zich aan de
achterkant van de auto bevinden, op een
afstand van meer dan ca. 30 cm en minder dan
ca. 2 m.
2
Toegang tot de auto
Page 50 of 324

48
Zorg dat u stabiel en op de juiste positie
ten opzichte van de auto staat alvorens de
voetbeweging te maken, om te voorkomen
dat u uw evenwicht verliest of uitglijdt (vooral
bij regen, sneeuw, ijzel, modder, enz.).
Voorkom dat u bij de voetbeweging de
uitlaat raakt, u kunt hierdoor brandwonden
oplopen.
Maak de beweging één keer, zonder deze
te onderbreken.
Als de schuifdeur niet opengaat, wacht
dan ongeveer 2 seconden en probeer het
daarna nogmaals.
Houd uw voet niet omhoog.
Automatische vergrendeling
De auto wordt automatisch vergrendeld nadat
de schuifdeur via de handsfree-functie is
gesloten.
Activeren/Deactiveren
Met audiosysteem of touchscreen
De handsfree-functie is standaard
ingeschakeld. De functie "Handsfree toegang"
of automatisch vergrendelen van
de auto wanneer de schuifdeur
wordt gesloten, wordt geactiveerd
en gedeactiveerd via het
configuratiemenu van de auto.
Storingen
Als tijdens het gebruik van de functie een
geluidssignaal bestaande uit drie piepjes is te
horen, is er een storing in het systeem.
Raadpleeg een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats
om het systeem te
laten controleren.
F
Z
et uw voet onder de hoek van de
achterbumper en maak dan een rustige
horizontale beweging met uw voet.
De sensor signaleert de beweging van uw
voet en activeert het openen of sluiten van de
schuifdeur. Het sluiten of openen wordt bevestigd
door het gedurende enkele seconden
knipperen van de richtingaanwijzers in
combinatie met een geluidssignaal.
De bewegingsrichting wordt omgekeerd
als tijdens de beweging van de schuifdeur
de voetbeweging nogmaals wordt
gemaakt.
Afhankelijk van de uitvoering van de
auto worden de buitenspiegels bij het
vergrendelen/ontgrendelen elektrisch
ingeklapt/uitgeklapt.
Als uw auto niet is voorzien van het
alarmsysteem, wordt het vergrendelen
bevestigd door het gedurende
ongeveer 2 seconden branden van de
richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto,
worden de buitenspiegels tegelijkertijd
ingeklapt.
Toegang tot de auto
Page 51 of 324

49
Als in het menu Auto de optie "Handsfree
toegang automatische vergrendeling "
is geselecteerd, controleer dan na het
sluiten van de schuifdeur of de auto is
vergrendeld.
De auto wordt namelijk niet vergrendeld:
-
a
ls het contact aan staat,
-
a
ls een van de portieren/deuren of
de achterklep geopend of niet goed
gesloten is,
-
a
ls een afstandsbediening van het
Keyless entrée and start-systeem zich
in de auto bevindt.
Als meerdere, opeenvolgende
voetbewegingen geen effect hebben
gehad, wacht dan enkele seconden
alvorens weer een voetbeweging te
maken.
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld bij zware neerslag of
opeenhoping van sneeuw.
Als de functie niet werkt, controleer dan of
de werking van de afstandsbediening niet
wordt gehinderd door elektromagnetische
straling (smartphone enz.).
De functie werkt bij een beenprothese
mogelijk minder goed.
Ook als een trekhaakkogel is gemonteerd,
werkt de functie mogelijk niet correct. De schuifdeur kan mogelijk onver wacht
worden geopend of gesloten als:
-
e
en trekhaakkogel is gemonteerd,
-
e
en aanhanger wordt aangekoppeld of
losgekoppeld,
-
e
en fietsendrager wordt bevestigd of
losgemaakt,
-
f
ietsen op een fietsendrager worden
gezet of er van af worden gehaald,
-
i
ets achter de auto wordt neergezet of
opgepakt,
-
e
en dier de bumper nadert,
-
d
e auto wordt gewassen,
-
e
r onderhoud aan uw auto wordt
uitgevoerd,
-
e
en wiel wordt ver wisseld.
Om een ongewenste werking van de
functie te voorkomen, is het raadzaam
om de sleutel buiten het detectiebereik
te houden (en buiten de bagageruimte)
of de functie uit te schakelen via het
configuratiemenu van de auto.Achterdeuren
F Trek nadat u de linker achterdeur hebt geopend de hendel A naar u toe om de
rechter achterdeur te openen.
Sluiten
F Sluit eerst de rechter achterdeur en vervolgens de linker achterdeur.
Als eerst de linker
achterdeur wordt gesloten,
voorkomt een aanslag op
de zijkant van de rechter
achterdeur dat deze kan
worden gesloten.
Zorg er voor dat het sluiten of openen van
de schuifdeuren niet gehinderd wordt door
voorwerpen of personen.
Zorg er met name voor dat kinderen zich
tijdens het bedienen van de schuifdeuren
niet kunnen bezeren.
Als de linker achterdeur niet goed is gesloten,
gaat het lampje "portier geopend " branden
(bij de rechter achterdeur wordt dit niet
gesignaleerd). Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het overzicht
van waarschuwings- en verklikkerlampjes,
en in het bijzonder de waarschuwing voor een
geopend portier.
2
Toegang tot de auto
Page 52 of 324

50
Openen tot ongeveer 180°
Bij het parkeren
van de auto met de
achterdeuren 90° geopend,
bedekken de deuren de
achterlichten. Gebruik
een gevarendriehoek of
een andere in uw land
voorgeschreven signalering
om andere weggebruikers
die in dezelfde richting rijden
voor uw stilstaande auto te
waarschuwen.
Afhankelijk van de uitvoering maken de
deurvangers het mogelijk de achterdeuren in
een hoek van ongeveer 90° tot 180° te openen.
F
T
rek als de deur is geopend aan de gele
hendel.
Bij het sluiten van de deur komt de deur vanger
automatisch in zijn oorspronkelijke stand terug.
Achterklep
Openen
F Trek na het ontgrendelen van de auto aan de handgreep en open de achterklep.
Ruit van de achterklep
De ruit van de achterklep kunt u openen, zodat
u het achtercompartiment rechtstreeks kunt
bereiken zonder dat u de achterklep hoeft te
openen.
Openen
Sluiten
Sluit de achterruit door op het midden van de
ruit te drukken totdat deze volledig gesloten is.
Druk, nadat u de auto hebt ontgrendeld op
deze knop en til de achterruit op om deze te
openen.
Sluiten
F Trek de achterklep omlaag aan de
handgreep aan de binnenzijde en
vergrendel deze.
Als de achterklep niet goed is gesloten, gaat
het lampje " portier geopend " branden.
Raadpleeg het desbetreffende onderdeel
voor meer informatie over het overzicht van
waarschuwings- en verklikkerlampjes, en in
het bijzonder de waarschuwing voor geopend
portier.
Als de achterklep moeilijk opent of sluit,
laat hem dan zo snel mogelijk controleren
door het CITROËN-netwerk of door
een gekwalificeerde werkplaats om te
voorkomen dat het probleem verergert en
dat de achterklep dichtvalt en daardoor
letsel veroorzaakt. Als de achterruit van de achterklep niet goed is
gesloten, gaat het lampje "
portier geopend"
branden. Raadpleeg het desbetreffende
onderdeel voor meer informatie over
het overzicht van waarschuwings- en
verklikkerlampjes, en in het bijzonder de
waarschuwing voor een geopend portier.
De achterklep en de achterruit kunnen niet
gelijktijdig worden geopend. Ze zouden
anders beschadigd kunnen raken.
Toegang tot de auto
Page 53 of 324

51
Alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen
carrosseriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand bijvoorbeeld een
portier, de achterklep of de motorkap probeert
te openen.
Interieurbeveiliging
Het systeem controleert alleen de
bewegingen in de cabine .
Het alarm gaat af als er een ruit
wordt ingeslagen of als iemand de
cabine binnendringt, maar gaat
niet af als iemand de laadruimte
binnendringt. Het systeem controleert op
bewegingen in het interieur.
Het alarm gaat af als er een
ruit wordt ingeslagen, als iets
of iemand de auto binnendringt
of als iets of iemand in de auto
beweegt.
Zelfbeveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de accu,
de bedieningseenheid of de kabels van de
sirene uit te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voor alle
werkzaamheden aan het alarm.
Als uw auto is uitgerust met extra
verwarming/ventilatie, kan de
interieurbeveiliging niet worden gebruikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de extra
verwarming/ventilatie .
Vergrendelen van de auto
met volledig ingeschakeld
alarm
Inschakelen
F Zet het contact af en verlaat de auto. De omtrekbeveiliging wordt na 5 seconden
geactiveerd en de interieurbeveiliging na 45
seconden.
Indien bijvoorbeeld een portier, de
achterklep, een achterdeur of de motorkap
niet goed is gesloten, wordt de auto niet
vergrendeld, maar worden de omtrek- en
interieurbeveiliging na 45 seconden wel
ingeschakeld.
Uitschakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met
de afstandsbediening of met het
Keyless entry and start-systeem.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd, gaat
het lampje van de toets één keer per seconde
knipperen en gaan de richtingaanwijzers
ongeveer 2 seconden branden.
F
D
ruk op de ontgrendelknop van
de afstandsbediening.
of
F
O
ntgrendel de auto met het Keyless entrée
and start-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld;
het lampje van de toets gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2 seconden.
2
Toegang tot de auto
Page 54 of 324

52
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30 seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de beveiligingsfuncties uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop snel knippert bij het
ontgrendelen van de auto, is het alarm tijdens
uw afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Vergrendelen van de
auto met alleen de
omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te
voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
e
en huisdier in de auto wordt achtergelaten;
-
e
en ruit op een kier blijft staan;
-
d
e auto wordt gewassen;
-
e
en wiel wordt ver wisseld;
-
d
e auto wordt gesleept;
-
d
e auto wordt ver voerd per schip.
Als de auto automatisch opnieuw
wordt vergrendeld (als binnen 30
seconden niet een van de portieren of
de achterklep wordt geopend), wordt
ook het alarmsysteem automatisch weer
ingeschakeld.
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging
F Zet het contact af en druk binnen
10 seconden op de toets van het
alarmsysteem tot het lampje blijft branden.
F
V
erlaat de auto.
F
V
ergrendel de auto onmiddellijk met de
afstandsbediening of het "Keyless entry and
start"-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld; het rode verklikkerlampje van de
toets knippert één keer per seconde.
Deze procedure moet elke keer na het
afzetten van het contact weer worden
uitgevoerd als u de interieur- en
wegsleepbeveiliging uitgeschakeld wilt
houden.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging
F Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry
and start-systeem.
F
S
chakel het alarmsysteem op de
gebruikelijke wijze in.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F
o
ntgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier;
F
O
pen het portier; het alarm gaat af.
F
Z
et het contact aan, het alarm stopt. Het
lampje van de knop gaat uit.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het lampje
in de knop blijft branden, duidt dit op een
storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Automatisch inschakelen
van het alarm
(Afhankelijk van het verkoopland)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
2 minuten nadat het laatste portier of de
bagageruimte is gesloten.
F
O
m het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de achterklep
te voorkomen, moet u eerst op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening
drukken of moet u de auto ontgrendelen met
het Keyless entrée and start-systeem.
Toegang tot de auto
Page 55 of 324

53
Elektrische ruitbediening
1.Schakelaar ruitbediening links.
2. Schakelaar ruitbediening rechts.
Handbediening
Duw of trek aan de schakelaar zonder het
zware punt te passeren. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten.
Automatische stand
Duw of trek de schakelaar tot voorbij het zware
punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten,
opent of sluit de ruit volledig. Bedien de
schakelaar opnieuw om het openen of sluiten
te stoppen.
De elektrische ruitbediening wordt
uitgeschakeld:
-
o
ngeveer 45 seconden na het afzetten van
het contact.
-
a
ls bij afgezet contact een voorportier wordt
geopend.
Antiklemvoorziening
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
weer open.
Als de ruit niet wil sluiten, druk dan op de
schakelaar tot de ruit volledig wordt geopend.
Trek ver volgens binnen 4 seconden de
schakelaar omhoog tot de ruit wordt gesloten.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Resetten van de
ruitbediening
Als de accu losgekoppeld is geweest of na een
storing van de ruiten, moet de ruitbediening
gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Voer bij elke ruit de volgende procedure uit:
F
O
pen de ruit volledig en sluit de ruit. Telkens
als de schakelaar omhoog wordt bewogen,
sluit de ruit enkele centimeters. Laat de
schakelaar los en trek deze opnieuw
omhoog totdat de ruit volledig is gesloten.
F
h
oud de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1 seconde vast zodra de ruit
volledig is gesloten. Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning bekneld
raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk daar voor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder ruit aan
passagierszijde bedient, moet hij/zij
er van verzekerd zijn dat niets het correcte
sluiten van deze ruit hindert.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze
zich tijdens het bedienen van de ruiten
niet kunnen bezeren.
2
Toegang tot de auto
Page 56 of 324

54
Juiste zitpositie
Stel alvorens te gaan rijden en om optimaal te
profiteren van de ergonomische lay-out van
de instrumenten en bedieningselementen de
zitpositie in de volgende volgorde af:
-
d
e hoogte van de hoofdsteun,
-
d
e hoek van de rugleuning,
-
d
e hoogte van de zitting van de stoel,
-
d
e positie in lengterichting van de stoel,
-
d
e hoogte en diepte van het stuur wiel,
-
d
e binnenspiegel en buitenspiegels.
Controleer ver volgens of u vanuit uw
zitpositie een goed zicht hebt op het
instrumentenpaneel.
Handmatig verstelbare
voorstoelen
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
veiligheidsgordels .
Verstellen in lengterichting
F Beweeg de stang omhoog en schuif de stoel
naar voren of naar achteren.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar
achteren voor dat het schuiven van de
stoel niet wordt verhinderd door personen
of voorwerpen.
Er is een risico op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de
stoel als grote voor werpen op de vloer
achter de stoel zijn geplaatst.
Hoogte
F Trek de hendel omhoog of duw hem omlaag tot de gewenste stand van de
hoogteverstelling van de stoel bereikt is.
Rugleuninghoek
F Draai (afhankelijk van de uitvoering) aan de draaiknop of trek de hendel zo ver mogelijk
omhoog en kantel de rugleuning naar voren
of naar achteren om deze af te stellen.
Ergonomie en comfort