Page 209 of 324

207
De krik mag uitsluitend worden gebruikt
voor het ver wisselen van een wiel met een
beschadigde band.
Gebruik niet een andere krik dan de door
de fabrikant geleverde krik.
Als de auto niet is voorzien van de
originele krik, neem dan contact op
met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats, om de door
de fabrikant voorgeschreven krik aan te
schaffen.
De krik voldoet aan de Europese
regelgeving zoals deze is vastgelegd in de
Richtlijn 2006/42/EG over machines.
De krik is onderhoudsvrij.
Toegang tot het reservewiel
F Het reser vewiel is bereikbaar vanaf de achterzijde van de auto.
F
O
pen de achterdeuren of de achterklep
(afhankelijk van de uitvoering).
Om te voorkomen dat de elektrisch
bedienbare schuifdeur(en) ongewild wordt
(worden) geopend, moet u de functie
"Handsfree toegang" uitschakelen via het
configuratiemenu van de auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de schuifdeur met
handsfree-functie . F
A
ls de auto is uitgerust met een trekhaak,
krik de auto dan aan de achterzijde op
(uitsluitend bij punt B ) tot er voldoende
ruimte is om het reser vewiel te kunnen
verwijderen.
Het reservewiel verwijderen uit
de houder
F Open de achterdeuren (of achterklep) om bij de in de dorpel geplaatste bout van de
reservewielhouder te komen.
F
D
raai de bout los met behulp van de
wielsleutel (ongeveer 14 omwentelingen),
tot de reservewielhouder laag genoeg hangt
om de haak van de reser vewielhouder los te
maken. F
H
aal de reser vewielhouder los van de haak
en plaats het reser vewiel in de nabijheid
van het te ver vangen wiel.
Het reservewiel aanbrengen in de
houder
F Plaats het wiel voor de reservewielhouder.
F B eweeg het reser vewiel geleidelijk in de
reservewielhouder door hem heen en weer
(van links naar rechts) te bewegen tot het
bevestigingsgedeelte van de haak vrij komt.
8
In geval van pech
Page 210 of 324

208
Band in de reservewielhouder
Als u de maat wilt wijzigen van de band op het
reservewiel, volg dan onderstaande instructies.In de reservewielhouder kan een
bandenmaat 215 of 225 worden geplaatst.
Een wiel verwijderen
Stilzetten van de auto
Zet de auto stil op een plaats waar het
verkeer niet gehinderd wordt en zorg
er voor dat de auto op een horizontale,
stabiele en stroeve ondergrond staat.
Schakel bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak de
eerste versnelling in en zet ver volgens het
contact af om de wielen te blokkeren.
Zet bij een auto met een automatische
transmissie de selectiehendel in de
stand P en zet ver volgens het contact af
om de wielen te blokkeren.
Zet bij een auto met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak de
selectiehendel in de stand A en zet
ver volgens het contact af om de wielen te
blokkeren.
Trek de parkeerrem aan en controleer
of het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel brandt.
De inzittenden moeten de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plaats
bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen
op de krik steunt; gebruik een bok.
F
B
evestig de reser vewielhouder aan de haak
en draai de bout weer volledig vast met de
wielsleutel.
Oorspronkelijke
bandenmaat XS - M
XL
215/65 R16
Het plaatsen van
een 225 wiel in de
reservewielhouder is verboden.
Er is geen
beperking.
215/60 R17
215/60 R17 M&S
2 2 5 / 5 5 R17
Het plaatsen van
een 215 wiel in de
reservewielhouder wordt niet
aanbevolen (kans op bijgeluiden).
F Als uw auto is uitgerust met stalen velgen, ver wijder dan de naafdop met het
gereedschap 3 of ver wijder de afwerking
handmatig.
F
A
ls uw auto is uitgerust met lichtmetalen
velgen, ver wijder dan de sierdop van de
wielbouten met het gereedschap 3 .
F
A
ls uw auto is uitgerust met slotbouten,
zet dan de dop 4 op de wielsleutel 1 om de
slotbout los te draaien.
F
D
raai de andere bouten los (zonder ze te
verwijderen) met uitsluitend de wielsleutel 1 .
F
P
laats het voetstuk van de krik op de grond,
recht onder een van de twee steunpunten
A
of B . Gebruik het steunpunt dat zich het
dichtste bij het te ver wisselen wiel bevindt.
In geval van pech
Page 211 of 324

209
F Draai met de sleutel de krik 2 uit tot de kop van de krik het krikpunt A of B raakt; het
contactvlak van het krikpunt A of B moet
goed in het middelste deel van de kop van
de krik steken.
F
K
rik de auto op tot er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het
reservewiel te monteren. Kans op letsel!
Zorg er voor dat de krik stabiel staat. Op
een gladde of losse ondergrond kan de
krik wegglijden of wegzakken.
Plaats de krik uitsluitend onder de
steunpunten A of B onder de auto en
zorg er voor dat het contactvlak van het
steunpunt goed in het middelste deel van
de kop van de krik steekt. Anders kan
de auto beschadigd raken en/of de krik
wegzakken.
F V er wijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats weg.
F
V
erwijder het wiel.F
P
laats het wiel op de naaf.
F
D
raai de bouten met de hand vast.
F
D
raai de slotbout (indien aanwezig) met de
wielsleutel 1 en de dop 4 handvast .
F D raai de overige wielbouten handvast
met
alleen wielsleutel 1 .
Monteren van het wiel
8
In geval van pech
Page 212 of 324

210
F Laat de auto weer volledig zakken.
F V ouw de krik 2 op en verwijder hem.
F
D
raai de slotbout (indien aanwezig) met de
wielsleutel 1 en de dop 4 vast.
F
D
raai de overige wielbouten vast met alleen
de wielsleutel 1 .
F
B
erg het gereedschap op in de
gereedschapskist. Na het ver wisselen van het wiel
Berg het wiel met de lekke band correct
op in de reservewielhouder.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Laat de lekke band controleren. Na
nadere inspectie kan de technicus u
vertellen of de band gerepareerd kan
worden of moet worden vervangen. Bevestiging van het stalen reser vewiel
of het noodreser vewiel
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen is het normaal dat
bij het monteren van het reser vewiel de
ringen van de bouten de stalen velg of
het noodreser vewiel niet raken. Als de
bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt het
conische draagvlak van de bouten dat het
reservewiel stevig vastzit.
Bepaalde rijhulpsystemen moeten worden
uitgeschakeld, bijv. Active Safety Brake.Controleer als uw auto is uitgerust met
een bandenspanningscontrolesysteem de
bandenspanning en reset het systeem.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het bandenspannin
gscontrolesysteem
.
Bandenspanningscontrolesysteem
Het stalen reser vewiel is niet voorzien van
een bandenspanningssensor.
Wiel met naafdop
Monteren: plaats de naafdop met de
inkeping tegenover het ventiel en druk de
rand er van ver volgens rondom met de
hand vast.
In geval van pech
Page 213 of 324

211
Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met een
droge of schurende doek en gebruik
geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater of
een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te
ver wijderen, houd de straal dan
nooit langdurig op de koplampen,
de achterlichten en de randen er van
gericht, om beschadiging van de
vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het ver vangen van lampen moet
het contact en de verlichting minstens
enkele minuten zijn uitgeschakeld - om
brandwonden te voorkomen!
F
R
aak de lamp niet met de vingers aan,
maar gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) toepast
om beschadiging van de koplamp te
voorkomen.
Ver vang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties. Halogeenlampen
Controleer ten behoeve van goede
kwaliteitsverlichting of de lamp op juiste
wijze in de behuizing is geplaatst.
Na het ver wisselen van een lamp
Voer voor de montage de handelingen
voor het ver wijderen in omgekeerde
volgorde uit.
Sluit uiterst zorgvuldig de beschermkap
om er voor te zorgen dat de lampen goed
worden afgedicht. Openen van de motorkap/toegang tot
de lampen
Ga voorzichtig te werk bij een warme
motor - kans op brandwonden!
Wees voorzichtig met voorwerpen
of kleding die in de propeller van de
koelventilator kunnen komen - kans op
beknelling!
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Koplampen (halogeen)
Let op het gedeelte achter de rechter
lamp (voertuigrichting), dat zo heet
kan zijn dat u zich eraan kunt branden
(ontluchtingsleidingen).
1.
Parkeerlichten (W5W-5W).
2. Grootlicht (H1-55W).
3. Dimlicht (H7-55W).
4. Dagrijverlichting (W21W LL-21W).
5. Richtingaanwijzers (PY21W-21W oranje).
8
In geval van pech
Page 214 of 324

212
Toegang tot de lampen
Dimlicht
Zorg er bij het monteren voor dat de
stekker en de lamp goed in de lichtunit
worden vastgeklikt.
Dagrijverlichting
ParkeerlichtenGrootlicht
Richtingaanwijzers
Sneller knipperen van een
richtingaanwijzerlamp (links of rechts)
betekent dat één van de lampen aan die
zijde defect is.
F
D
ruk op de bovenste clip van het deksel en
kantel het deksel naar achteren om het te
verwijderen.
F
D
ruk op de onderste clip van de stekker en
ver wijder de stekker samen met de lamp.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en ver vang
de lamp. F
D
ruk op de twee clips aan de zijkant van de
stekker en ver wijder de stekker samen met
de lamp.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en ver vang
de lamp.
F
D
ruk op de twee clips aan de zijkant van de
stekker en ver wijder de stekker samen met
de lamp.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en ver vang
de lamp. F
D
ruk op de onderste clip van de stekker en
ver wijder de stekker samen met de lamp.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en ver vang
de lamp.
F
D
raai de lamphouder los door hem een
kwartslag linksom te draaien.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en ver vang
de defecte lamp.
In geval van pech
Page 215 of 324

213
Koplampen (xenon)
1.Grootlicht (H1-55W).
2. Dimlicht (D8S-25W).
3. Richtingaanwijzers (PY21W-21W oranje).
Let op het gedeelte achter de rechter
lamp (voertuigrichting), dat zo heet
kan zijn dat u zich eraan kunt branden
(ontluchtingsleidingen).
Toegang tot de lampen Dimlicht
Het ver vangen van een xenonlamp van
het type D8S moet door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
worden uitgevoerd: risico van elektrocutie!
Als een van de D8S-lampen defect is,
is het raadzaam beide lampen te laten
vervangen.
Grootlicht
Zorg er bij het monteren voor dat de
stekker en de lamp goed in de lichtunit
worden vastgeklikt.
F
D
ruk op de bovenste clip van het deksel en
kantel het deksel naar achteren om het te
verwijderen. F
D
ruk op de onderste clip van de stekker en
ver wijder de stekker samen met de lamp.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en ver vang
de lamp.
Richtingaanwijzers
Sneller knipperen van een
richtingaanwijzerlamp (links of rechts)
betekent dat één van de lampen aan die
zijde defect is.
Dagrijverlichting/
parkeerlichten
F Draai de lamphouder los door hem een kwartslag linksom te draaien.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en ver vang
de defecte lamp.
8
In geval van pech
Page 216 of 324

214
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type lampen
te laten vervangen.
Het CITROËN-netwerk kan u voor de LED's
een vervangingsset leveren.
Mistlampen vóór
H11- 5 5 W
F Draai de bevestigingsbouten voor het windscherm A onder de voorbumper los en
verwijder dit. F
D
raai de lamphouder een kwartslag linksom
en verwijder hem.
F
V
er vang de defecte lamp.
Voor het ver vangen van dit type lampen
kunt u ook het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats raadplegen.
Zijknipperlicht
- Druk het knipperlicht naar achteren en verwijder het.
-
B
reng het zijknipperlicht vanaf de
achterzijde aan en duw hem ver volgens
naar achteren.
De amberkleurige lampen (richtingaanwijzers
en zijknipperlichten) moeten worden
ver vangen door lampen met dezelfde kleur en
eigenschappen.
Achterlichten
1. Remlichten/parkeerlichten (P21/5W-
21/5W ).
2. Richtingaanwijzers (PY21W-21W oranje).
3. Achteruitrijlichten (P21W-21W).
4. Mistachterlicht/parkeerlichten (P21/5W-
21/4W ).
Raadpleeg voor auto's met
binnenbekleding het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om de
werkzaamheden te laten uitvoeren.
F
S
poor de defecte gloeilamp op en open de
achterdeuren of de achterklep (afhankelijk
van de uitvoering).
F
D
ruk op de borgklem en maak de stekker
los.
In geval van pech