Page 169 of 324

167
Wijzigen van de actuele ingestelde snelheid
op basis van de snelheidslimietherkenning
snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem:
F
D
e gedetecteerde snelheidslimiet wordt
weergegeven op het instrumentenpaneel.
F
D
ruk één keer op de toets 5 ; er verschijnt
een melding ter bevestiging van het verzoek
om de snelheid op te slaan.
F
D
ruk nogmaals op de toets 5 om de
weergegeven snelheid op te slaan.
Deze waarde verschijnt direct als nieuwe
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel.
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
Indien noodzakelijk
(inhaalmanoeuvre enz.) kunt u de
ingestelde snelheid overschrijden
door het gaspedaal in te trappen.
De snelheidsregelaar wordt tijdelijk
uitgeschakeld en de weergegeven ingestelde
snelheid knippert.
Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid weer aangehouden.
Zodra de auto de ingestelde snelheid
heeft bereikt, wordt de snelheidsregelaar
ingeschakeld: de weergegeven ingestelde
snelheid knippert niet meer. Op een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen dat de
auto de ingestelde snelheid overschrijdt.
U moet dan mogelijk het rempedaal
intrappen om de rijsnelheid te beperken.
De werking van de snelheidsregelaar
wordt dan automatisch onderbroken.
Druk op toets 4 om het systeem opnieuw
te activeren bij een rijsnelheid hoger dan
40
km/h.
Uitschakelen
F Draai de knop 1 in de stand 0
: de informatie
over de snelheidsregelaar wordt niet meer
weergegeven.
Storing
De weergave van streepjes (eerst knipperend
en dan permanent) wijst op een storing in de
snelheidsregelaar.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
adaptieve cruise control
Raadpleeg Algemene adviezen over het
gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen
en Snelheidsregelaar - specifieke adviezen :
Met behulp van dit systeem wordt de
snelheid van de auto automatisch
aangehouden op een waarde
die de bestuurder vooraf heeft
ingesteld (snelheidsinstelling), terwijl
voldoende afstand tot de voorligger
wordt gehouden. Dit systeem beheert
automatisch het accelereren en
decelereren van de auto door alleen
op de motor af te remmen (hetzelfde
effect als bij het indrukken van de
mintoets "-").
Hier voor is de auto voorzien van een radar in
de voorbumper.
6
Rijden
Page 170 of 324

168
Dit systeem is hoofdzakelijk ontworpen
voor snelwegen en autowegen. Het werkt
alleen bij bewegende voertuigen die in
dezelfde richting als uw auto rijden.
Als u de richtingaanwijzer inschakelt bij
het inhalen van een langzamer voertuig,
staat de snelheidsregelaar tijdelijk toe
dat u de voorligger dichter nadert om
het inhalen mogelijk te maken zonder de
ingestelde snelheid te overschrijden.
Sommige auto's op de weg zijn niet goed
zichtbaar of worden slecht geïnterpreteerd
door de radar (bijvoorbeeld een
vrachtwagen), wat kan leiden tot een
slechte inschatting van de afstand en
onnodig accelereren of remmen.Stuurkolomschakelaars
1ON (stand CRUISE )/OFF (stand 0).
2 Activeren van de snelheidsregelaar met
de actuele rijsnelheid/verlagen van de
ingestelde snelheid.
3 Activeren van de snelheidsregelaar met
de actuele rijsnelheid/verhogen van de
ingestelde snelheid.
4 Onderbreken/hervatten van de
snelheidsregelaar met de eerder
opgeslagen snelheid
5 Gebruiken van de door het
snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem ( MEM)
weergegeven snelheid.
6 Weergeven en instellen van de
afstandsinstelling tot de voorligger.
Gebruik
Activeren van het systeem
(indien onderbroken)
De adaptieve snelheidsregelaar moet worden
geselecteerd in het menu " Rijden/Auto".
F
Z
et, bij een draaiende motor, knop 1 omlaag
in de stand CRUISE . De snelheidsregelaar
is klaar voor gebruik.
Snelheidsregelaar inschakelen
en een snelheid selecteren
De snelheid van de auto moet tussen 40 en
150 km/h liggen.
Bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de derde of
vierde versnelling zijn ingeschakeld.
Bij auto’s met een automatische transmissie
of een elektronisch gestuurde versnellingsbak
moet minimaal de tweede versnelling zijn
ingeschakeld.
Als de ingestelde snelheid hoger
is dan 150
km/h, gaat de actieve
snelheidsregelaar automatisch over op
een conventionele snelheidsregeling
(zonder automatische regeling van de
afstand tot de voorligger).
F
D
ruk op de knop 2 of 3 : de huidige snelheid
wordt de snelheidsinstelling (minimaal
40
km/h) en de snelheidsregelaar wordt
direct geactiveerd.
Rijden
Page 171 of 324

169
F Druk op 3 voor verhogen of op 2 voor verlagen van de snelheidsinstelling (in
stappen van 5
km/h (mph) als de toets
ingedrukt wordt gehouden).
Tijdens het ingedrukt houden van de
toets
2 of 3 kan de wagensnelheid zeer
snel veranderen.
Onderbreken/hervatten van de
snelheidsregeling
F Druk op 4 of trap het rempedaal in. Het
is tevens mogelijk het koppelingspedaal
in te trappen om de snelheidsregeling te
onderbreken.
F
D
ruk op 4 om de snelheidsregeling te
hervatten. De snelheidsregelaar kan
automatisch zijn onderbroken:
-
a
ls een grenswaarde voor de afstand tot
de voorligger wordt bereikt,
-
a
ls de afstand tussen uw auto en uw
voorligger te klein wordt,
-
a
ls de snelheid van uw auto te laag wordt
of als de snelheid van de auto voor u te
laag wordt.
-
d
oor activeren van het ESP-systeem. Wanneer de bestuurder de onderbroken
snelheidsregelaar probeert te activeren,
wordt de melding "Inschakelen geweigerd,
omstandigheden ongeschikt" kortstondig
weergegeven zolang het niet mogelijk
is om de adaptieve snelheidsregelaar
weer te activeren (niet voldaan aan de
veiligheidsvoorwaarden).
Gebruik de functie
snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem of het
verkeersbordgeheugen om van
snelheid te veranderen
F Druk op 5 op het instrumentenpaneel of
het touchscreen om de door de functie
voorgestelde snelheid te accepteren en
druk ver volgens opnieuw om uw keuze te
bevestigen.
Om plotseling accelereren of decelereren
van de auto te voorkomen, is het
raadzaam een snelheid te selecteren die
dicht bij de actuele snelheid van uw auto
ligt.
Wijzigen van de afstand tot de
voorligger
F Druk op 6 om de drempelwaarden van de afstandsinstelling ("Veraf", "Normaal",
"Dichtbij") weer te geven en druk opnieuw
om een drempel te selecteren.
Na enkele seconden wordt de optie
geaccepteerd en wordt opgeslagen in het
geheugen bij het afzetten van het contact.
Tijdelijk overschrijden van de
ingestelde snelheid
F Trap het rempedaal in. Afstandscontrole en snelheidsregelaar worden gedeactiveerd
als u blijft accelereren. De snelheid wordt
knipperend op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Uitschakelen van het systeem
F Draai de knop 1 omhoog in de stand 0 (OFF ).
6
Rijden
Page 172 of 324

170
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het head-up
display.
Meldingen en
waarschuwingen
De weergave van deze meldingen of
waarschuwingen is niet sequentieel.
Werkingslimieten
“Cruise control onderbroken” of
“Cruise control afgebroken” na een
korte acceleratie door de bestuurder.
“Snelheidsregelaar actief”, geen auto
gedetecteerd.
“Snelheidsregelaar actief”, auto
gedetecteerd.
“Snelheidsregelaar actief en snelheid
aangepast”, detectie van een voertuig
dat zich te dicht vóór de auto bevindt
of waarvan de snelheid lager ligt.
“Snelheidsregelaar actief en
snelheid aangepast”, binnenkort
automatische deactivering nadat een
regelgevingslimiet is bereikt.
“Snelheidsregelaar onderbroken”,
automatische deactivering nadat
snelheidslimietaanpassing is
overschreden en geen reactie van de
bestuurder. Het regelingsbereik is beperkt tot een
verschil van maximaal 30
km/h tussen de
ingestelde snelheid en de snelheid van de
voorligger.
Als het verschil groter is, wordt de werking van
het systeem onderbroken als de afstand tot de
voorligger te klein wordt.
De adaptieve snelheidsregelaar vermindert de
rijsnelheid uitsluitend door af te remmen op de
motor. Daardoor neemt de snelheid langzaam
af, zoals dat ook gebeurt bij het loslaten van
het gaspedaal.
De werking van het systeem wordt automatisch
onderbroken:
-
a
ls de voorligger te sterk of te plotseling
afremt en u zelf niet remt,
-
a
ls een voertuig invoegt tussen uw auto en
uw voorligger,
-
a
ls het systeem de snelheid niet voldoende
kan verminderen om een veilige afstand te
bewaren, zoals in een steile afdaling.
Gevallen die niet door de radar worden
gedetecteerd:
-
S
tilstaande voertuigen (file, autopech enz.).
-
T
egemoetkomende voertuigen.
Head-up display
7.Snelheidsregeling onderbroken/hervat.
8. Snelheidsregelaar geselecteerd of
bijstelfase van de wagensnelheid.
9. Ingestelde snelheid.
Weergave op het
instrumentenpaneel
Rijden
Page 173 of 324

171
In de volgende situaties moet de bestuurder
de snelheidsregeling onderbreken:
-
B
ij het rijden achter een smal voertuig.
-
V
oertuigen die niet in het midden van de
rijstrook rijden.
-
V
oertuigen die een bocht in rijden.
-
V
oertuigen die plotseling van rijstrook
wisselen.
Schakel de snelheidsregelaar weer in zodra de
omstandigheden dit toelaten. Situaties waarin de bestuurder onmiddellijk
de controle moet overnemen:
-
E
r voegt plotseling een voertuig in tussen
uw auto en de voorligger.
-
D
e voorligger remt zeer sterk af.
De adaptieve snelheidsregelaar werkt
zowel overdag als 's nachts, ook bij mist
en matige regen.
De functie remt de auto niet af via het
remsysteem, maar alleen op de motor.
Het bereik van de adaptieve
snelheidsregeling is beperkt: de snelheid
wordt niet meer aangepast als het verschil
tussen de ingestelde snelheid van uw auto
en de snelheid van de voorligger te groot
wordt.
Als het verschil tussen de ingestelde
snelheid van uw auto en de snelheid
van uw voorligger te groot wordt, kan
het systeem de snelheid van uw auto
niet meer aanpassen: de regelaar wordt
automatisch uitgeschakeld.Storing
Bij een storing van het systeem wordt u door
een geluidssignaal en de weergave van de
melding "Storing functies hulp bij het rijden"
gewaarschuwd.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Active Safety Brake
met Distance Alert
en intelligente
noodremassistentie
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem:
-
w
aarschuwt de bestuurder wanneer er een
risico bestaat op een aanrijding met een
voorligger,
-
v
oorkomt een aanrijding, of beperkt de
zwaarte hier van, door de snelheid van de
auto te verminderen.
Dit systeem heeft drie functies:
-
D
istance Alert,
-
I
ntelligente noodremassistentie,
6
Rijden
Page 174 of 324

172
- Active Safety Brake (automatisch noodremsysteem).
De auto is voorzien van een camera bovenaan
de voorruit en een radar in de voorbumper. Ondanks de aanwezigheid van dit systeem
moet de bestuurder waakzaam blijven.
Dit systeem is ontwikkeld om de
bestuurder te ondersteunen en de
veiligheid te verbeteren.
De bestuurder moet zelf altijd het verkeer
in de gaten blijven houden en zich aan de
verkeersregels houden.
Zodra het systeem een mogelijk obstakel
detecteert, wordt het remcircuit voorbereid
op een automatische remactie. Er kan dan
een zwak geluid hoorbaar zijn en mogelijk
lijkt de auto wat af te remmen.Werkingsvoorwaarden
en
-beperkingen
Het ESP-systeem mag niet defect zijn.
Alle inzittenden moeten hun veiligheidsgordel
dragen.
De auto moet met een constante snelheid op
een niet te bochtige weg rijden.
In de volgende gevallen is het raadzaam
het systeem uit te schakelen via het
configuratiemenu van de auto:
-
t
rekken van een aanhanger,
-
a
ls lading op allesdragers of een imperiaal
wordt vervoerd,
-
a
ls sneeuwkettingen zijn gemonteerd,
-
v
oordat de auto met draaiende motor in een
automatische wasstraat wordt gewassen,
-
v
oordat de auto op een rollenbank wordt
getest,
-
a
ls de auto met draaiende motor wordt
gesleept,
-
a
ls de voorbumper beschadigd is,
-
n
a beschadiging van de voorruit ter hoogte
van de detectiecamera.
Het kan gebeuren dat waarschuwingen
niet, te laat of op onjuiste momenten
worden gegeven.
Daarom moet u altijd de controle over uw
auto behouden zodat u op elk moment
kunt ingrijpen om een aanrijding te
voorkomen. Na een aanrijding wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld. Neem
contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Distance Alert
Waarschuwt de bestuurder wanneer er een
risico bestaat op een aanrijding met een
voorligger of een voetganger op de rijstrook.
Werking
Afhankelijk van de door het systeem
gedetecteerde kans op een aanrijding
en de door de bestuurder geselecteerde
waarschuwingsdrempel kunnen meerdere
waarschuwingsniveaus worden geactiveerd en
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Daarbij wordt rekening gehouden met
de voertuigdynamiek, de snelheid van
uw auto en die van de voorligger, de
weersomstandigheden, de rijomstandigheden
(in een bocht, intrappen van pedalen enz.)
zodat de waarschuwing op het meest geschikte
moment wordt geactiveerd.
Niveau 1 (oranje) : waarschuwing
door middel van visuele signalen
die aangeeft dat de afstand tot de
voorligger zeer klein is.
De melding " Voertuig dichtbij"
wordt weergegeven.
Rijden
Page 175 of 324

173
Niveau 2 (rood): waarschuwing
door middel van visuele signalen en
geluidssignalen die aangeeft dat een
aanrijding dreigt.
De melding "Remmen!" wordt
weergegeven.
Als uw auto een voorligger te snel nadert,
wordt het eerste waarschuwingsniveau
mogelijk niet weergegeven: in dat geval
wordt waarschuwingsniveau 2 direct
weergegeven.
Belangrijk: waarschuwingsniveau 1 wordt
nooit weergegeven voor een stilstaand
obstakel of als de activeringsstand
" Sluiten ” is geselecteerd.
Activeringsdrempel voor de
waarschuwing wijzigen
Deze drempel bepaalt de manier waarop u
wordt gewaarschuwd voor een rijdende of
stilstaande voorligger, of een voetganger op uw
rijstrook.
De ingestelde drempel kan worden
gewijzigd via het configuratiemenu
van de auto met behulp van het
audiosysteem of het touchscreen.
U kunt een van drie vooraf gedefinieerde
drempels selecteren:
-
"Ver ",
-
"Normaal ",
-
"Dichtbij". De drempel die als laatste is geselecteerd,
wordt opgeslagen bij het afzetten van het
contact.
Intelligente
noodremassistentie (IBA)
Wanneer de bestuurder wel remt, maar niet
voldoende om een aanrijding te voorkomen,
vult deze functie de remkracht aan voor zover
dit binnen de natuurkundige grenzen mogelijk
is.
Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het
rempedaal intrapt.
Active Safety Brake
Werking
Het systeem werkt onder de volgende
omstandigheden:
-
D
e rijsnelheid is niet hoger dan 60 km/h
wanneer een voetganger wordt
gedetecteerd.
-
D
e rijsnelheid is niet hoger dan 80 km/h
wanneer een stilstaand voertuig wordt
gedetecteerd.
-
D
e rijsnelheid ligt tussen 5 en 85 km/h
wanneer een bewegend voertuig wordt
gedetecteerd.
Dit lampje knippert (gedurende
ongeveer 10
seconden) als de
functie ingrijpt op het remsysteem.
Bij auto's met een automatische transmissie
begint de auto weer te rijden nadat deze door
het automatische noodremsysteem tot stilstand
is gebracht. Houd het rempedaal ingetrapt als u
dit wilt voorkomen.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan als de
auto door het automatische noodremsysteem
tot stilstand wordt gebracht. Deze functie, ook wel automatisch
noodremsysteem genoemd, treedt in
werking wanneer de bestuurder, na de
waarschuwingen, niet snel genoeg reageert en
niet remt.
De functie is bedoeld om de snelheid van de
aanrijding te beperken of de frontale aanrijding
met de voorligger te voorkomen wanneer de
bestuurder niet ingrijpt.
6
Rijden
Page 176 of 324

174
De bestuurder kan op elk gewenst
moment de controle over de auto weer
overnemen door een ferme stuurbeweging
te maken en/of het gaspedaal in te
trappen.
Als de functie in werking is, kunnen
er lichte trillingen voelbaar zijn in het
rempedaal.
Als de auto volledig tot stilstand
is gekomen, blijven de remmen
automatisch
1 tot 2 seconden geactiveerd.
Uitschakelen/inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.Dit systeem kan worden
uit- of ingeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Het uitschakelen van het systeem
wordt aangegeven door het branden
van dit lampje, in combinatie met de
weergave van een melding.
Storing
In het geval van een storing in het
systeem wordt u gewaarschuwd door
het continu branden van dit lampje, in
combinatie met de weergave van een
melding en een geluidssignaal.
Als deze lampjes gaan branden
nadat de motor is afgezet en
weer gestart, raadpleeg dan
een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Lane Departure Warning
System
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem signaleert, met behulp van een
camera die doorgetrokken of onderbroken
strepen herkent, het onvrijwillig overschrijden
van een rijstrookmarkering en waarschuwt in
dat geval de bestuurder.
De waarschuwing wordt geactiveerd als
bij een rijsnelheid hoger dan 80
km/h een
rijstrookmarkering wordt overschreden zonder
dat de richtingaanwijzer wordt ingeschakeld.
Detectie - waarschuwing
U wordt gewaarschuwd door het
knipperen van dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel in
combinatie met een geluidssignaal.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en tot ongeveer 20 seconden nadat deze
is uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven.
Inschakelen / uitschakelen
Met/zonder audiosysteem
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen
en autowegen.
F
U k
unt het systeem in- of uitschakelen door
op deze toets te drukken.
Het verklikkerlampje brandt als het systeem is
ingeschakeld .
Met touchscreen
De functie kan worden
in- en uitgeschakeld in het
configuratiemenu van de auto.
Rijden