Page 170 of 324

168
Dit systeem is hoofdzakelijk ontworpen
voor snelwegen en autowegen. Het werkt
alleen bij bewegende voertuigen die in
dezelfde richting als uw auto rijden.
Als u de richtingaanwijzer inschakelt bij
het inhalen van een langzamer voertuig,
staat de snelheidsregelaar tijdelijk toe
dat u de voorligger dichter nadert om
het inhalen mogelijk te maken zonder de
ingestelde snelheid te overschrijden.
Sommige auto's op de weg zijn niet goed
zichtbaar of worden slecht geïnterpreteerd
door de radar (bijvoorbeeld een
vrachtwagen), wat kan leiden tot een
slechte inschatting van de afstand en
onnodig accelereren of remmen.Stuurkolomschakelaars
1ON (stand CRUISE )/OFF (stand 0).
2 Activeren van de snelheidsregelaar met
de actuele rijsnelheid/verlagen van de
ingestelde snelheid.
3 Activeren van de snelheidsregelaar met
de actuele rijsnelheid/verhogen van de
ingestelde snelheid.
4 Onderbreken/hervatten van de
snelheidsregelaar met de eerder
opgeslagen snelheid
5 Gebruiken van de door het
snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem ( MEM)
weergegeven snelheid.
6 Weergeven en instellen van de
afstandsinstelling tot de voorligger.
Gebruik
Activeren van het systeem
(indien onderbroken)
De adaptieve snelheidsregelaar moet worden
geselecteerd in het menu " Rijden/Auto".
F
Z
et, bij een draaiende motor, knop 1 omlaag
in de stand CRUISE . De snelheidsregelaar
is klaar voor gebruik.
Snelheidsregelaar inschakelen
en een snelheid selecteren
De snelheid van de auto moet tussen 40 en
150 km/h liggen.
Bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de derde of
vierde versnelling zijn ingeschakeld.
Bij auto’s met een automatische transmissie
of een elektronisch gestuurde versnellingsbak
moet minimaal de tweede versnelling zijn
ingeschakeld.
Als de ingestelde snelheid hoger
is dan 150
km/h, gaat de actieve
snelheidsregelaar automatisch over op
een conventionele snelheidsregeling
(zonder automatische regeling van de
afstand tot de voorligger).
F
D
ruk op de knop 2 of 3 : de huidige snelheid
wordt de snelheidsinstelling (minimaal
40
km/h) en de snelheidsregelaar wordt
direct geactiveerd.
Rijden
Page 176 of 324

174
De bestuurder kan op elk gewenst
moment de controle over de auto weer
overnemen door een ferme stuurbeweging
te maken en/of het gaspedaal in te
trappen.
Als de functie in werking is, kunnen
er lichte trillingen voelbaar zijn in het
rempedaal.
Als de auto volledig tot stilstand
is gekomen, blijven de remmen
automatisch
1 tot 2 seconden geactiveerd.
Uitschakelen/inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.Dit systeem kan worden
uit- of ingeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Het uitschakelen van het systeem
wordt aangegeven door het branden
van dit lampje, in combinatie met de
weergave van een melding.
Storing
In het geval van een storing in het
systeem wordt u gewaarschuwd door
het continu branden van dit lampje, in
combinatie met de weergave van een
melding en een geluidssignaal.
Als deze lampjes gaan branden
nadat de motor is afgezet en
weer gestart, raadpleeg dan
een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Lane Departure Warning
System
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem signaleert, met behulp van een
camera die doorgetrokken of onderbroken
strepen herkent, het onvrijwillig overschrijden
van een rijstrookmarkering en waarschuwt in
dat geval de bestuurder.
De waarschuwing wordt geactiveerd als
bij een rijsnelheid hoger dan 80
km/h een
rijstrookmarkering wordt overschreden zonder
dat de richtingaanwijzer wordt ingeschakeld.
Detectie - waarschuwing
U wordt gewaarschuwd door het
knipperen van dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel in
combinatie met een geluidssignaal.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en tot ongeveer 20 seconden nadat deze
is uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven.
Inschakelen / uitschakelen
Met/zonder audiosysteem
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen
en autowegen.
F
U k
unt het systeem in- of uitschakelen door
op deze toets te drukken.
Het verklikkerlampje brandt als het systeem is
ingeschakeld .
Met touchscreen
De functie kan worden
in- en uitgeschakeld in het
configuratiemenu van de auto.
Rijden
Page 225 of 324

223
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
gereedschapskist.
Auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: zet de versnellingshendel
in de neutraalstand.
Selecteer bij een automatische
transmissie of elektronisch gestuurde
versnellingsbak de stand N .
Als u dit niet doet, is het mogelijk
dat bepaalde onderdelen van het
remsysteem beschadigd raken en dat de
rembekrachtiger na het starten niet meer
werkt.
Slepen van uw auto
F Draai het sleepoog vast tot de aanslag.
F Be vestig de sleepstang.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van de te
slepen auto in.
F
R
ijd voorzichtig weg en houd zowel de
snelheid als de af te leggen afstand
beperkt.
Slepen van een andere auto
F Druk op het klepje in de achterbumper (zoals hierboven aangegeven) om het los te
maken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van de te
slepen auto in.
F
R
ijd voorzichtig weg en houd zowel de
snelheid als de af te leggen afstand
beperkt.
F
B
eweeg uw vinger vanuit het midden van
het klepje in de voorbumper naar een
bovenhoek (zoals hierboven aangegeven)
om het los te maken. Algemene tips
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Controleer of het gewicht van de
trekkende auto hoger is dan van de auto
die wordt gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van
de gesleepte auto blijven zitten. Deze
persoon moet beschikken over een geldig
rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen
op de grond altijd een goedgekeurde
sleepstang; kabels, touwen en riemen zijn
verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet
voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met
uitgeschakelde motor, werken ook de rem-
en stuurbekrachtiging niet.
Schakel in de volgende gevallen een
professioneel bergingsbedrijf in:
-
a ls de auto is gestrand op de
autosnelweg of autoweg,
- b ij auto's met vier wielaandrijving,
-
a
ls het niet mogelijk is de
versnellingsbak in de neutraalstand te
zetten, het stuurslot te ontgrendelen of
de parkeerrem los te zetten;
-
a
ls het bij een auto met automatische
transmissie niet mogelijk is om deze te
slepen met draaiende motor,
-
b
ij takelen met slechts twee wielen op
de grond,
-
b
ij het ontbreken van een
goedgekeurde sleepstang.
8
In geval van pech
Page 323 of 324
Automobiles CITROËN verklaart dat, door
toepassing van de voorschriften in de Europese
regelgeving (Richtlijn 2000/53) met betrekking
tot autowrakken, wordt voldaan aan de in deze
richtlijn gestelde doelen en dat recycleerbare
materialen worden gebruikt voor de fabricage
van producten die door haar worden verkocht.
Reproductie of vertaling van dit document, zelfs
gedeeltelijk, is verboden zonder schriftelijke
toestemming van Automobiles CITROËN.Gedrukt in de EUNéerlandais
4DconceptXerox
Interak
12-18