Page 89 of 256

87
Bevestiging kinderzitjes met een veiligheidsgordel
Overeenkomstig de Europese wetgeving toont dit overzicht de mogelijkheden voor het bevestigen met de veiligheidsgordel van een universeel
gehomologeerd kinderzitje (a) in uw auto, gerangschikt naar het gewicht van het kind en de plaats in de auto.
( a ) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle
auto's kan worden bevestigd met behulp van de
veiligheidsgordel.
(b) Categorie 0: vanaf de geboorte tot 10
kg.
Reiswiegen en "autobedjes" mogen niet op de
passagiersstoel vóór worden bevestigd.
Als ze op een zitplaats in de 2
e zitrij worden
geplaatst, zijn de andere zitplaatsen mogelijk
niet meer bruikbaar.
(c) Raadpleeg de wetgeving in uw land
alvorens u een kinderzitje op deze zitplaats
bevestigt. Wanneer u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorpassagiersstoel plaatst,
dient u de airbag vóór aan passagierszijde
uit te schakelen. Het kind kan anders bij het
afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Wanneer u een kinderzitje met het gezicht in
de rijrichting op de voorpassagiersstoel plaatst,
mag u de airbag vóór aan passagierszijde niet
uitschakelen.
(
e ) Schuif wanneer u een kinderzitje achterin
plaatst "met de rug in de rijrichting" of "met
het gezicht in de rijrichting" de voorstoel naar
voren en zet de rugleuning rechtop, zodat er
voldoende ruimte is voor het het kinderzitje en
de benen van het kind.
( f ) Een kinderzitje met een steun mag nooit op
de middelste zitplaats achter worden geplaatst.
U : plaats geschikt voor het bevestigen van een
universeel goedgekeurd kinderzitje met de
veiligheidsgordel. Kinderzitje geplaatst "met de
rug in de rijrichting" of "met het gezicht in de
rijrichting".
Gewicht van het kind/
leeftijdsindicatie
Zitplaats Groep 0 (b) en 0+
Vanaf de geboor te tot 13 kg
Tot ongeveer 1 jaar
Groep 1
Van 9-18 kg
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Groep 2
Van 15 tot 25 kg
Van 3 tot ongeveer 6 jaar
Groep 3
van 22 tot 36 kg
Van 6 tot ongeveer 10
jaar
1
e zitrij Passagiersstoel vóór (
c)
zonder hoogteverstelling (d ) U
UUU
2
e zitrij Buitenste zitplaatsen (
e) UUUU
Middelste zitplaats achter ( e) U (
f) U (f) U U
5
Veiligheid
Page 90 of 256

88
De hieronder aangegeven zitplaatsen zijn
uitgerust met de voorgeschreven ISOFIX-
bevestigingen:
ISOFIX-bevestigingen
- twee ringen A tussen de rugleuning en de zitting van de stoel, te herkennen aan een
markering,
Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen:
- één met een markering aangegeven bevestigingsring B achter de zitplaats, TOP
TETHER genoemd, voor de bevestiging van
de bovenste riem.
Dit systeem beperkt bij een frontale aanrijding
het naar voren kantelen van het kinderzitje.
Met de ISOFIX-bevestigingen kan een
kinderzitje veilig, degelijk en snel in uw auto
worden gemonteerd.
De ISOFIX-kinderzitjes zijn voorzien van twee
sloten die aan de twee bevestigingsringen A
kunnen worden verankerd.
Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien
van een bovenste riem die kan worden
vastgemaakt aan bevestigingsring B .
Kinderzitje vastmaken aan de TOP TETHER :
F v er wijder de hoofdsteun van de zitplaats
waarop u het kinderzitje wilt plaatsen en berg
de hoofdsteun op (plaats de hoofdsteun terug
zodra het kinderzitje is verwijderd),
F
v
oer de bovenste riem van het kinderzitje
achter de rugleuning van de zitplaats langs,
in het midden tussen de openingen voor de
pennen van de hoofdsteun door,
Voor u een ISOFIX-kinderzitje op de linker
achterstoel kunt plaatsen, moet u eerst de
middelste veiligheidsgordel achter naar
het midden van de auto duwen op een
zodanige manier dat de gordel normaal
blijft werken.
De onjuiste bevestiging van een
kinderzitje brengt de veiligheid van het
kind in gevaar in geval van een botsing.
Houd u nauwkeurig aan de
montagevoorschriften die zijn vermeld in
de gebruiksaanwijzing van het kinderzitje.
Raadpleeg het overzicht voor de
bevestiging van ISOFIX-kinderzitjes in
uw auto, waarin staat vermeld welke
kinderzitjes geschikt zijn.
F bevestig de aansluiting van de bovenste riem aan het bevestigingsoog B ,
F
t
rek de bovenste riem strak.
Veiligheid
Page 91 of 256

89
Aanbevolen ISOFIX-
kinderzitjes
Raadpleeg voor het aanbrengen en
verwijderen van het kinderzitje de
montage-instructies van de fabrikant.
" RÖMER Baby- Safe Plus met ISOFIX-
basis"
(maat: E )
Groep 0+: vanaf de geboor te tot 13
kg
Dit zitje dient te worden geplaatst "met de rug in de rijrichting" met behulp van een ISOFIX- basis, die wordt bevestigd aan de ringen A .
De basis is voorzien van een in hoogte
verstelbare steun die op de vloer van de auto rust.
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel. In dat geval wordt het
zitje zonder basis met de driepuntsgordel op de zitplaats van de auto bevestigd. RÖMER Duo Plus ISOFIX
(maat: B1 )
Groep 1: van 9 tot 18 kg
Dit zitje wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst.
Het wordt verankerd aan de ringen A en, met de bovenste riem, aan de ring B , de TOP
TETHER.
3 kantelstanden: rechtop, ruststand en ligstand.
Dit kinderzitje kan ook worden gebruikt op
zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX- bevestigingspunten. In dat geval moet het
zitje met de driepuntsveiligheidsgordel op de stoel van de auto worden bevestigd. Stel de
voorstoel zo af dat de voeten van het kind de rugleuning niet kunnen raken.
5
Veiligheid
Page 92 of 256

90
Overzichtstabel van zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes
Overeenkomstig de Europese wetgeving toont dit overzicht de mogelijkheden voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto
voorzien van ISOFIX-bevestigingen.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat van het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter
A t /m G .
Gewicht van het kind/leeftijdsindicatie
Tot 10
kg
(groep 0) Tot ca.
6
maandenTot 10
kg
(groep 0) < 13
kg
(groep 0+)
Tot ca. 1
jaarVan 9 tot 18
kg (groep 1)
Van 1 tot ca. 3
jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswiegrug in de rijrichting
rug in de rijrichting"Met het gezicht in de rijrichting"
ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1
1
e zitrij Passagiersstoel
voor Geen ISOFIX
2
e zitrij
Buitenste
zitplaatsen achterIL- SU * IL- SU IL- SU IL- SU IL- SU IUF
IL- SU
Middelste
zitplaats achter Geen ISOFIX
IL- SU:
zitplaats geschikt voor de bevestiging van een
semi-universeel gehomologeerd ISOFIX-kinderzitje:
-
"
met de rug in de rijrichting" voorzien van een
bovenste riem of een steun,
-
"
met het gezicht in de rijrichting", voorzien van
een steun,
*
E
en aan de onderste bevestigingspunten van een
ISOFIX-zitplaats bevestigde ISOFIX-reiswieg
neemt alle zitplaatsen van de achterbank in beslag. -
e en reiswieg voorzien van een bovenste riem of
een steun.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de ISOFIX-kinderzitjes en de
bovenste riem.
I UF:
zitplaats geschikt voor de bevestiging van een
universeel gehomologeerd ISOFIX-kinderzitje "met
het gezicht in de rijrichting " en een bovenste riem.
Veiligheid
Page 93 of 256

91
Overzicht van zitplaatsen
geschikt voor i-Size-
kinderzitjes
i-Size-kinderzitjes zijn voorzien van
twee vergrendelingen die aan de twee
bevestigingsringen A kunnen worden
vastgemaakt.
i-Size-kinderzitjes zijn ook uitgerust met:
-
e
en riem aan de bovenzijde die kan worden
vastgemaakt aan de bevestigingsring B ,
-
o
f een steun die op de vloer rust vóór de
voor i-Size-kinderzitjes geschikte zitplaats
van de auto.
Deze steun voorkomt dat het zitje bij een
ongeval kantelt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over ISOFIX-bevestigingen .
Overeenkomstig de nieuwe Europese
wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden
aan voor het bevestigen van een i-Size-
kinderzitje op een plaats in de auto voorzien
van ISOFIX-bevestigingen die voor i-Size-
kinderzitjes zijn goedgekeurd. i-Size-kinderzitje
1e zitrijVoorpassagiersstoelGeen i- Size
2
e zitrij Buitenste
zitplaatsen ( a) i-U
Middelste
zitplaats achter Geen i- Size
i- U: zitplaats geschikt voor de bevestiging
van een universeel gehomologeerd
i-Size-kinderzitje met het gezicht in de
rijrichting of met de rug in de rijrichting.
(a) Als u een kinderzitje met de rug of
het gezicht in de rijrichting op een
achterzitplaats bevestigt, moet u de
voorstoel naar voren schuiven en de
rugleuning er van rechtop zetten zodat er
voldoende ruimte is voor het kinderzitje
en de benen van het kind.
5
Veiligheid
Page 94 of 256

92
Instructies
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje
brengt de veiligheid van het kind in gevaar in
geval van een botsing.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of
gesp van de veiligheidsgordel onder het
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het
zitje in gevaar kunnen brengen.
Zorg er voor dat de veiligheidsgordels of het
tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten,
worden vastgemaakt waarbij de speling ten
opzichte van het lichaam van het kind zoveel
mogelijk moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het kinderzitje
met de veiligheidsgordel voor dat de
veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje
is gespannen en dat de gordel het kinderzitje
stevig op zijn plaats houdt. Schuif de
passagiersstoel, wanneer deze versteld kan
worden, indien nodig naar voren.
Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende
ruimte tussen de voorstoel en:
-
e
en kinderzitje dat met de rug in de
rijrichting wordt geplaatst,
-
d
e voeten van het kind wanneer het
kinderzitje in de rijrichting wordt geplaatst.
Schuif daartoe de voorstoel naar voren en zet
de rugleuning er van, indien nodig, rechter op.
Voor een optimale bevestiging van het
kinderzitje met "het gezicht in de rijrichting"
is het noodzakelijk dat de afstand tussen
de rugleuning van het kinderzitje en de
rugleuning van de stoel van de auto zo klein
mogelijk is. Ver wijder de hoofdsteun alvorens een
kinderzitje met een rugleuning te plaatsen
op een passagiersstoel.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te
voorkomen dat de hoofdsteun door de auto
vliegt bij krachtig afremmen. Plaats de
hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is
verwijderd.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
-
g een kinderen zonder toezicht achter in
een auto,
-
n
ooit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en
de auto in de zon staat,
-
d
e sleutels nooit binnen bereik van de
kinderen achter in de auto.
Gebruik het kinderslot om te voorkomen dat
de portieren en de portierruiten achter per
ongeluk geopend worden.
Zorg er voor dat de achterzijruiten niet verder
dan voor 1/3 deel worden geopend.
Plaats zonneschermen op de achterste
zijruiten om jonge kinderen tegen de zon te
beschermen.
Veiligheidsgordels vóór
De regelgeving met betrekking tot het ver voer
van kinderen op de passagiersstoel vóór is
per land verschillend. Raadpleeg de in uw
land geldende regelgeving.
Schakel de airbag vóór aan passagierszijde
uit zodra een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorpassagiersstoel wordt
geplaatst.
Anders kan het kind ernstig of fataal gewond
raken bij het afgaan van de airbag.
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de autogordel
moet over de schouder van het kind liggen
zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
Er wordt aanbevolen een stoelverhoger met
rugleuning te gebruiken voorzien van een
gordelgeleider ter hoogte van de schouder.
Veiligheid
Page 95 of 256

93
Mechanisch
kinderslot
VergrendelenOntgrendelen
F Draai de rode
knop met de contactsleutel of
de geïntegreerde sleutel (afhankelijk van de
uitvoering) tot de aanslag:
-
n
aar links bij het linker achterportier,
-
n
aar rechts bij het rechter achterportier.
Ver war de rode knop van het kinderslot
niet met de zwarte knop van de
noodvergrendeling.
Elektrisch kinderslot
Inschakelen/uitschakelen
Als het lampje een ander signaal geeft,
wijst dit op een storing in het elektrisch
kinderslot.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Dit is een op zichzelf staand systeem dat
in geen geval in de plaats komt van de
centrale vergrendeling.
Controleer bij het aanzetten van het
contact altijd de stand van het kinderslot.
Ver wijder bij het verlaten van de auto altijd
de contactsleutel, zelfs wanneer u de auto
maar even verlaat.
Mechanisch systeem om het openen van een
achterportier van binnenuit te verhinderen.
De knop bevindt zich op de zijkant van beide
achterportieren.
F
D
raai de rode knop met de contactsleutel of
de geïntegreerde sleutel (afhankelijk van de
uitvoering) tot de aanslag:
-
n
aar rechts bij het linker achterportier,
-
N
aar links bij het rechter achterportier. Met dit systeem, dat op afstand bedienbaar is,
vergrendelt u de bedieningsorganen voor het
openen van de portieren achter.
Met het contact aan:
F
d ruk op deze knop, het verklikkerlampje gaat
branden en er wordt een melding weergegeven
om de inschakeling te bevestigen.
F
d
ruk nogmaals op deze knop; het
verklikkerlampje gaat uit en er wordt een
melding weergegeven om de uitschakeling te
bevestigen.
Zolang het kinderslot actief is, blijft dit lampje
branden. Het openen van de portieren vanaf buiten
blijft mogelijk.
Het lampje blijft uit zolang het kinderslot is
uitgeschakeld.
5
Veiligheid
Page 96 of 256

94
Rijadviezen
Houd u aan de verkeersregels en let onder alle
omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Uit veiligheidsoverwegingen moet de
bestuurder handelingen die veel aandacht
vergen altijd bij stilstaande auto uitvoeren.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide.
Dit kan leiden tot een vergiftiging met
dodelijke afloop!
Laat onder extreem koude
omstandigheden (temperaturen lager dan
-23°C) de motor gedurende 4
minuten
stationair draaien alvorens weg te rijden.
Deze handelswijze komt de goede werking
en de duurzaamheid van de mechanische
onderdelen van de auto, motor en
versnellingsbak ten goede.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem
– Kans op over verhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enige tijd warm. Zet uw
auto daarom niet stil (om te parkeren of
met draaiende motor) op een plaats met
brandbaar materiaal (gras, afgevallen
bladeren enz.). Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de parkeerrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of in
de stand N of P , afhankelijk van het type
versnellingsbak.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen. Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
c
ontroleer dat de diepte van het water
nergens meer is dan 15 cm en houd daarbij
rekening met de golven die kunnen worden
veroorzaakt door andere gebruikers,
-
s
chakel de functie Stop & Start uit,
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller
dan 10 km/h,
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden