Page 137 of 256
ZORGELOOS
BIJVULLEN
MET TOTAL QUARTZ-
SMEERMIDDELEN
Al meer dan 45 jaar delen
TOTAL en CITROËN dezelfde
waarden: topprestaties, creativiteit
en technische innovatie.
In het kader hiervan heeft TOTAL een
serie TOTAL QUARTZ smeermiddelen
ontwikkeld die geschikt zijn voor
motoren van het merk CITROËN.
Deze smeermiddelen dragen er
toe bij dat het brandstofverbruik
wordt verminderd en het milieu
zo min mogelijk wordt belast.
TOTAL En CITROËN test de
betrouwbaarheid en de prestatie van
hun producten tijdens motorsportraces
onder extreme omstandigheden.
Kies TOTAL QUARTZ-
smeermiddelen voor het
onderhoud van uw auto; deze
garanderen een optimale
levensduur en uitstekende
prestaties van uw motor.
Page 138 of 256

136
Geschikte brandstoffen
Brandstof voor
benzinemotoren
De benzinemotoren zijn geschikt voor
biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en
die bij tankstations getankt kunnen worden:Benzine die voldoet aan de norm
EN228 en is gemengd met een
biobrandstof die voldoet aan de norm
EN15376.
Alleen brandstofadditieven die voldoen
aan de norm B715001
mogen worden
gebruikt.
Brandstof voor
dieselmotoren
De dieselmotoren zijn geschikt voor
biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en
die aan de pomp getankt kunnen worden: Diesel die voldoet aan de richtlijn
EN16734 gemengd met biobrandstof
die voldoet aan de richtlijn EN14214
(met een gehalte aan methyl-
ester vetzuren van 0 tot 10%),
Paraffinehoudende diesel die voldoet
aan de richtlijn EN15940 gemengd met
biobrandstof die voldoet aan de richtlijn
EN14214 (met een gehalte aan methyl-
ester vetzuren van 0 tot 7%).
De brandstof B20 of B30 die voldoet
aan de richtlijn EN16709 is ook geschikt
voor de dieselmotor van uw auto. Maar
als deze brandstof, ook al is het slechts
incidenteel, wordt gebruikt, moeten de
bijzondere onderhoudsvoorschriften
(voor "Zware rijomstandigheden") strikt
worden nageleefd.
Raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Diesel die voldoet aan de richtlijn
EN590 gemengd met biobrandstof die
voldoet aan de richtlijn EN14214 (met
een gehalte aan methyl-ester vetzuren
van 0 tot 7%), Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie...)
is nadrukkelijk verboden (kans op schade
aan de motor en het brandstofcircuit). Alleen het gebruik van dieseladditieven
die voldoen aan de norm B715000 is
toegestaan.
Diesel bij lage buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en
storingen in het brandstofsysteem van uw
auto veroorzaken. Om dit te voorkomen is het
raadzaam winterdiesel te tanken en de tank
voor minimaal 50% gevuld te houden.
Als desondanks de motor bij een temperatuur
lager dan -15°C moeilijk aanslaat, laat dan
de auto even in een garage of ver warmde
werkplaats staan.
Reizen naar het buitenland
Sommige brandstoffen kunnen de motor
van uw auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoor t te gebruiken
(specifiek octaangetal, specifieke
commerciële benaming enz.) om de goede
werking van de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Praktische informatie
Page 139 of 256

137
Brandstoftank
Inhoud van de tank:
- B enzine: ongeveer 50 liter.
-
D
iesel: ongeveer 45 of 50 liter (afhankelijk
van de uitvoering).
Indien u per vergissing de verkeerde
brandstof voor uw auto tankt, moet de
tank beslist worden afgetapt voordat
de motor kan worden gestar t.
Laag brandstofniveau
Als de minimumbrandstofvoorraad
is bereikt, gaat dit lampje branden,
vergezeld van een geluidssignaal
en een melding. Bovendien
gaat het laatste segment van de
brandstofmeter rood knipperen.
Als het lampje gaat branden, bevindt zich nog
ongeveer 5
liter brandstof in de tank.
Als u niet tankt, gaat dit lampje elke keer als u
het contact aanzet weer branden, klinkt er een
geluidssignaal en verschijnt er een melding.
Dit geluidssignaal en deze melding worden
steeds vaker herhaald naarmate de tank verder
leegraakt.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u zonder brandstof komt te staan. Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over een lege
brandstoftank (diesel)
.
Vullen
Een sticker aan de binnenzijde van de tankklep
geeft aan welke brandstof u moet tanken voor het
type motor in uw auto.
Als er minder dan 5
liter brandstof getankt wordt,
wordt deze stijging van het brandstofniveau niet
weergegeven op de brandstofmeter.
Tijdens het openen van de tankdop kan een
geluid van aangezogen lucht hoorbaar zijn. Dit is
volkomen normaal en wordt veroorzaakt door de
onderdruk die ontstaat door de afdichting van het
brandstofcircuit.
Om veilig te tanken:
F Z et altijd eerst de motor af. F
D
ruk als de auto is ontgrendeld op
het achterste middendeel van de
brandstofvulklep om deze te openen.
F
S
electeer de juiste brandstof voor uw auto.
F
S
teek de sleutel in de dop en draai de
sleutel linksom, of draai de dop handmatig
linksom (afhankelijk van de uitvoering).
Als u klaar bent met tanken:
F
D
raai de tankdop dicht.
F
D
raai de sleutel naar rechts en ver wijder
deze uit de tankdop, of draai de dop
handmatig rechtsom (afhankelijk van de
uitvoering).
F
D
ruk de klep van de tankdop dicht.
F
V
er wijder de dop en plaats deze in de
houder (op de tankklep).
F
S
teek het vulpistool zover mogelijk in de
vulopening alvorens te tanken (kans op
spatten).
F
v
ul de tank maar laat het vulpistool niet
meer dan drie keer afslaan ; doet u dit wel,
dan kan dit leiden tot storingen.
7
Praktische informatie
Page 140 of 256

138
Indien uw auto is voorzien van het Stop
& Start-systeem, tank dan nooit wanneer
de motor zich in de STOP-stand bevindt;
zet in dat geval altijd het contact af met
de sleutel of met de knop "START/STOP"
bij een auto met het Keyless entry and
start-systeem.
Onderbreking
brandstoftoevoer
Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij
een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer
afsluit.
Tankbeveiliging (diesel)
(Afhankelijk van het verkoopland.)
Dit mechanisme is aangebracht in auto's met
een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is
om benzine te tanken. Hiermee wordt schade
aan de motor, ontstaan door het tanken van de
verkeerde brandstof, voorkomen.
Werking
Het vullen van de brandstoftank met behulp
van een jerrycan (die dan wel gevuld moet zijn
met diesel) is wel mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht, druk deze
niet tegen de klep van de tankbeveiliging en
giet voorzichtig om er voor te zorgen dat de
brandstof netjes in de vulopening stroomt.
Reizen naar het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken
van diesel per land kunnen verschillen,
kan de aanwezigheid van een
tankbeveiliging op de auto er toe leiden
dat tanken niet mogelijk is.
Niet alle auto's met een dieselmotor
zijn voorzien van een tankbeveiliging.
Daarom adviseren wij u voordat u naar
het buitenland afreist bij het CITROËN-
netwerk te informeren of uw auto geschikt
is om in het desbetreffende land te kunnen
tanken.
Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep,
waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet
getankt kan worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken
maar kies een dieseltankpistool.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden
verbeteren sneeuwkettingen de
tractie en het remgedrag van de
auto.
Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Een noodreser vewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Praktische informatie
Page 141 of 256

139
Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd voorzichtig weg en rij even met een
snelheid van maximaal 50
km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de kettingen
correct gespannen zijn.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek het
monteren van de sneeuwkettingen te oefenen;
doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade aan
de banden en het wegdek te voorkomen.
Als uw auto is voorzien van lichtmetalen
aluminium velgen, controleer dan of de
ketting en de bevestigingen de velg niet
raken.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Sneeuwschermen
Afneembare sneeuwschermen voorkomen de
opeenhoping van sneeuw bij de koelventilator
van de radiateur.
Schakel de motor uit en controleer of de
ventilator stil voordat u handelingen aan
het sneeuwscherm uitvoert.
Wij adviseren het plaatsen en verwijderen
van de sneeuwschermen te laten
uitvoeren door het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Aanbrengen
Verwijderen
F Maak de bevestigingselementen van ieder scherm een voor een los.
Vergeet niet de sneeuwschermen te
verwijderen:
-
a
ls de buitentemperatuur hoger is dan
10°C,
-
b
ij het slepen,
-
b
ij snelheden hoger dan 120 km/h.
Maat van de af
fabriek gemonteerde banden Kettingtypen
205/55 R16
Maximale afmeting
van de schakel: 9 mm
205/50 R17Bandenmaat niet geschikt voor sneeuwkettingen
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. F
B reng het desbetreffende scherm aan op het
bovenste luchtrooster van de voorbumper.
F
D
ruk op de gehele omtrek om de
bevestigingen één voor één vast te klikken.
Bevestig het andere scherm op dezelfde wijze op
het onderste luchtrooster van de voorbumper.
7
Praktische informatie
Page 142 of 256

140
Trekhaak
Lastverdeling
F V erdeel het gewicht in de caravan/
aanhanger gelijkmatig, plaats zware
voor werpen zo dicht mogelijk bij de as en
probeer de maximaal toegestane kogeldruk
zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze
te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek
daarbij voor elke 1000
m hoogte 10% van het
maximale aanhangergewicht af.
Maak gebruik van trekhaken en de
desbetreffende bedrading, goedgekeurd
door CITROËN. Wij adviseren de
installatie te laten uitvoeren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als de trekhaak wordt gemonteerd door
een bedrijf dat niet tot het CITROËN-
netwerk behoort, moet de montage altijd
volgens de voorschriften van de fabrikant
worden uitgevoerd.
Sommige rijhulp- of besturingshulpfuncties
worden automatisch uitgeschakeld
wanneer een goedgekeurde trekhaak
wordt gebruikt. Houd u aan het maximale
aanhangergewicht dat is vermeld op
het kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in de rubriek
Technische gegevens
van dit boekje.
Om te voldoen aan de maximaal
toelaatbare kogeldruk moet ook
rekening worden gehouden met
het gebruik van accessoires
(fietsendragers, trekhaakboxen, enz.).
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Verwijder de afneembare trekhaakkogel
wanneer er geen aanhanger wordt
getrokken.
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming,
...)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat.
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het audio-
en telematicasysteem, de ruitenwissers,
dimlichten, interieurverlichting, enz.
gecombineerd maximaal veertig minuten
gebruiken.
Inschakelen van de eco-mode
Een melding op het touchscreen geeft aan dat
de eco-mode is ingeschakeld en de actieve
functies worden in de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het
gesprek nog gedurende ongeveer 10
minuten
worden voortgezet via het Bluetooth-systeem
van het audiosysteem in uw auto.
Eco-mode afsluiten
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
m
inder dan tien minuten om de functies
ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,
Praktische informatie
Page 143 of 256

141
Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12 V-accu.
-
m
eer dan tien minuten om de functies
ongeveer dertig minuten te kunnen
gebruiken.
Neem de tijd die nodig is voor het starten van
de motor in acht om een juiste lading van de
accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Ruitenwisserblad
vervangen
Voordat u een wisserblad
demonteert
F Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut na het afzetten van het contact om de
ruitenwissers naar het midden van de voorruit
te verplaatsen.
Of
F
W
acht na het afzetten van het contact minimaal
één minuut en plaats de ruitenwisserarmen
handmatig in de verticale positie.
Verwijderen
F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.
F T rek de ruitensproeierslang los van de
sproeierkop van het wisserblad.
F
M
aak het wisserblad los en verwijder het.
Monteren
F Breng het nieuwe wisserblad aan en klik het vast.
F
S
luit de ruitensproeierslang aan op de
sproeierkop van het wisserblad.
F
K
antel de ruitenwisserarm voorzichtig omlaag.
7
Praktische informatie
Page 144 of 256

142
Na het monteren van een
wisserblad (voorruit)
F Schakel het contact uit.
F B edien nogmaals de ruitenwisserschakelaar
om de ruitenwissers in de ruststand te
zetten.
Vervanging mag uitsluitend worden
uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Allesdragers
Gebruik uit veiligheidsoverwegingen en
om te voorkomen dat het dak van uw auto
beschadigd raakt uitsluitend voor uw auto
goedgekeurde allesdragers.
Houd u aan de montagevoorschriften en
de gebruiksvoor waarden die zijn vermeld
in de handleiding die met de allesdragers
is meegeleverd.
Uitvoering zonder dakrails
U moet de vier verankeringspunten op het
dakframe gebruiken voor de bevestiging van
de allesdragers. Deze punten worden aan het
zicht onttrokken wanneer de portieren zijn
gesloten.
De bevestigingen van de allesdragers zijn
voorzien van een nok die in de opening van het
verankeringspunt moet worden gestoken.
Uitvoering met dakrails
U moet de allesdragers bevestigen op de
dakrails. Gebruik daarbij de bevestigingspunten
die met merktekens in de dakrails zijn
aangegeven.
Aanbevelingen
F
V
erdeel de lading gelijkmatig om te
voorkomen dat een van de zijden wordt
overbelast.
F
P
laats de zwaarste lading zo dicht
mogelijk bij het dak.
F
S
jor de lading goed vast en markeer
buiten de auto stekende lading.
F
R
ijd behoedzaam: wees bedacht op
een grotere zijwindgevoeligheid (de
stabiliteit van de auto kan door de
belading worden beïnvloed).
F
V
er wijder de allesdragers zodra deze
niet meer nodig zijn.
Praktische informatie