Page 57 of 256

55
- als een portier wordt geopend,
- a ls op de vergrendelingsknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt om de auto
te lokaliseren.
De interieurverlichting dooft geleidelijk:
-
a
ls de auto wordt vergrendeld,
-
a
ls het contact wordt aangezet,
-
3
0 seconden na het sluiten van het laatste
portier.
Permanent uit.
Permanent aan.
Als de interieurverlichting permanent is
ingeschakeld, blijft deze gedurende een
bepaalde tijd branden:
-
b
ij afgezet contact: ongeveer 10 minuten,
-
i
n de eco-mode: ongeveer 30 seconden,
-
b
ij draaiende motor: onbeperkt.
Als de plafonnier vóór permanent is
ingeschakeld, zal de plafonnier achter ook
branden tenzij deze op "permanent uit"
staat.
Zet de plafonnier achter op "permanent
uit" als u deze wilt uitschakelen.
Kaartleeslampjes vóór en
achter
F Druk bij aangezet contact op de desbetreffende schakelaar.
Zorg er voor dat er geen voor werpen in
contact zijn met de plafonniers.
Bagageruimteverlichting
Deze gaat automatisch branden wanneer de
bagageruimte geopend wordt.
De verlichting van de bagageruimte kan
verschillende perioden blijven branden:
-
b
ij afgezet contact: ongeveer 10 minuten,
-
i
n de eco-mode: ongeveer 30 seconden,
-
b
ij draaiende motor: onbeperkt.
Panoramadak
Het panoramadak vergroot het zicht en zorgt
voor meer licht in het interieur, ter wijl de
temperatuur in het interieur aangenaam blijft
dankzij de sterk warmtewerende werking.
Onderhoudstips
Om er voor te zorgen dat het panoramadak zijn
goede eigenschappen behoudt, adviseren wij
de ruit aan de binnenzijde te reinigen met een
schone, zachte en droge doek.
Verwijder hardnekkig vuil met
ruitensproeiervloeistof, spoel de ruit vervolgens
af met schoon water en droog de ruit met een
schone, zachte en droge doek.
Gebruik geen zeepsop, schuurmiddelen,
reinigingsmiddelen (in het bijzonder
op ammoniakbasis), oplosmiddelen,
producten met een hoge concentratie
alcohol, wasbenzine, enz.
3
Ergonomie en comfort
Page 58 of 256

56
Voorzieningen interieur4.USB-poort.
5. Open opbergvakken.
(afhankelijk van de uitvoering)
6. Bekerhouder.
7. Armsteun vóór met opbergvak.
(afhankelijk van de uitvoering)
8. Opbergvakken in de voorpor tieren.
9. Matten.
Zonneklep
De zonneklep aan de bestuurderszijde is
voorzien van een make-upspiegel met klep en
een kaarthouder (of tickethouder).
Bevestig geen voor werpen aan de
zonneklep aan passagierszijde. Deze
voor werpen kunnen bij het afgaan van
de airbag vóór (in het dashboard) letsel
veroorzaken.
1. Zonneklep.
2. Dashboardkastje.
In het dashboardkastje bevindt zich een
aux-aansluiting.
3. 12 V-aansluiting (max. 120
W). In het dashboardkastje kunt u bijvoorbeeld een
fles water of het instructieboekje van uw auto,
enz. bewaren.
F
Z
et voor het openen van het
dashboardkastje de hendel omhoog en
begeleid het deksel met de hand tot een klik
aangeeft dat het volledig is geopend.
In het dashboardkastje bevinden zich een
JACK-aansluiting en de schakelaar voor het
uitschakelen van de airbag aan passagierszijde.
Rijd nooit met een geopend dashboardkastje
als er iemand op de voorpassagiersstoel zit
– bij een noodstop of een aanrijding kan dit
leiden tot ernstig letsel!
Dashboardkastje
Ergonomie en comfort
Page 59 of 256

57
12 V-aansluiting
F Open, als u een 12 V-accessoire (max. vermogen: 120 W) wilt aansluiten, het kapje
en sluit een geschikte adapter aan.
Houd rekening met het maximale
vermogen van de aansluiting (anders is er
kans op beschadiging van uw accessoire).
Het aansluiten van elektrische apparatuur
die niet door CITROËN is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen,
kan leiden tot storingen in de werking
van de elektrische componenten van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
USB-aansluiting
Op de middenconsole bevindt zich een USB-
aansluiting.
Hierop kunt u draagbare apparatuur of een
USB-stick aansluiten.
Via deze aansluiting kunt u de audiobestanden
op uw draagbare apparatuur beluisteren via de
luidsprekers van het audiosysteem.
U kunt deze bestanden beheren met
de knoppen op het stuur wiel of op het
touchscreen.
Tijdens het gebruik van de USB-
aansluiting wordt de draagbare apparatuur
automatisch opgeladen.
Er wordt een melding weergegeven als
het stroomverbruik van de draagbare
apparatuur hoger is dan de door de auto
geleverde stroomsterkte.
AUX-aansluiting (JACK)
Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten
om muziekbestanden via de geluidsinstallatie
van de auto te kunnen beluisteren.
De muziekbestanden worden beheerd via het
draagbare apparaat.Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de Audio en
datacommunicatie en in het bijzonder
over het gebruik van deze voorziening.
3
Ergonomie en comfort
Page 60 of 256
58
Armsteun vóór
Ontgrendelen
F Toegang tot het afgesloten opbergvak: til de handgreep op om het deksel op te tillen.
In deze opbergvakken kunt u draagbare
apparatuur (telefoon, MP3-speler enz.)
opbergen die op de USB-/AUX-aansluiting
kan worden aangesloten of via de
12
V-aansluiting van de middenconsole
kan worden opgeladen.
Kledinghaken
Deze bevinden zich boven beide
achterportieren.
Matten
Plaatsen
Gebruik, wanneer u een nieuwe mat
bevestigt aan bestuurderszijde, uitsluitend de
bijgeleverde bevestigingen.
De overige matten worden gewoon op de
vloerbedekking gelegd.
Verwijderen
Ver wijderen van de mat aan de
bestuurderszijde:
F
z
et de stoel in de achterste stand,
F
m
aak de bevestigingen los,
F
v
erwijder vervolgens de mat.
Monteren
Terugplaatsen van de mat aan
bestuurderszijde:
F
l
eg de mat goed op zijn plaats,
F
d
ruk de bevestigingen vast,
F
c
ontroleer of de mat goed vastzit.
Ergonomie en comfort
Page 61 of 256

59
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
g
ebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen is
verplicht,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Bij gebruik van niet door CITROËN
goedgekeurde matten kunnen de
bediening van de pedalen en de werking
van de snelheidsregelaar/-begrenzer
worden gehinderd.
De door CITROËN goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen
onder de stoel.
Voorzieningen bagageruimte
1. Hoedenplank.
2. Haak.
3. Opbergruimte onder de vloer.
4. Bagagenet (accessoire).
5. Bevestigingsogen voor het bagagenet.
De bevestigingsogen voor het bagagenet
zijn niet geschikt voor het vastsjorren of
op zijn plaats houden van bagage.
Opbergbak
F Ver wijder de vloermat van de bagageruimte
voor toegang tot de opbergbak.
Hierin vindt u, afhankelijk van de uitvoering,
verschillende ruimtes voor het opbergen van:
-
e
en sleepoog,
-
e
en bandenreparatieset,
-
e
en gevarendriehoek,
-
... Uitvoeringen met opbergbak: deze moet
op de daar voor bestemde plaats zijn
aangebracht voordat u de bagageruimte
gaat beladen.
Haak
Hieraan kunt u een tas ophangen.
Hang alleen lichte tassen op.
Hoedenplank
Verwijderen van de hoedenplank:
F m aak de twee koorden los,
3
Ergonomie en comfort
Page 62 of 256
60
F til de hoedenplank op en ver wijder hem.
Er zijn meerdere mogelijkheden om de
hoedenplank op te bergen:
-
r
echtop achter de voorstoelen,
-
o
f plat in de bagageruimte.
Afdekplaat achter
(service-uitvoering)
Plaats geen voor werpen op het
tussenschot. Plaats geen zware of harde voor werpen
op de afdekplaat achter.
Ze kunnen bij een noodstop of een
aanrijding veranderen in gevaarlijke
projectielen.
Hiermee kunt u het interieur aan het oog
onttrekken, als aanvulling op de bestaande
afdekplaat.
Ergonomie en comfort
Page 63 of 256

61
Lichtschakelaar
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Als één of meer lampen defect zijn
ontvangt u een melding dat u de
betreffende lampen moet controleren.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de dimlichten worden gewijzigd
om te voorkomen dat tegemoetkomend
verkeer wordt verblind. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Hoofdverlichting
Selecteren van de stand van de
hoofdverlichting
Draai aan de ring om het symbool van de
gewenste stand tegenover het merkteken te
zetten.Lichten uit/dagrijverlichting.
Alleen parkeerlichten.
Dimlicht of grootlicht.
Automatisch inschakelen van de
verlichting.
Zonder automatische verlichting
Met automatische verlichting
Overschakelen van dim- naar grootlicht
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsignaal geven door de hendel naar u
toe te trekken.
Weergave
Een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Mistachterlichten
De mistlampen kunnen alleen worden
geactiveerd als het dimlicht of het grootlicht is
ingeschakeld.
Mistachterlicht
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
van dim- naar grootlicht en terug.
F Draai de ring naar voren om de mistverlichting
4
Verlichting en zicht
Page 64 of 256

62
in te schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoeringen met de stand AUTO),
blijven het mistachterlicht en het dimlicht branden.
F
D
raai de ring naar achteren om het
mistachterlicht uit te schakelen.
Mistlichten vóór en
mistachterlichten
Draai de ring kort:
F é én stand naar voren om de mistlampen
vóór in te schakelen,
F
e
en tweede maal naar voren om de
mistachterlichten in te schakelen.
F
e
enmaal naar achteren om de
mistachterlichten uit te schakelen,
F
n
ogmaals naar achteren om de mistlampen
vóór uit te schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische
verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt
uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en de
parkeerlichten branden.
F
D
raai de ring naar achteren om de
mistverlichting uit te schakelen;
de parkeerlichten worden dan ook
uitgeschakeld. Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het gebruik
van de mistlampen vóór en de
mistachterlichten niet toegestaan. Ze zijn
onder deze omstandigheden namelijk
verblindend voor medeweggebruikers.
Gebruik de mistlampen vóór en de
mistachterlichten uitsluitend bij mist of
sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden dient u
de mistlampen en het dimlicht handmatig
in te schakelen, omdat de lichtsensor
voldoende licht kan waarnemen.
Zet de mistlampen uit zodra ze niet meer
nodig zijn.
De verlichting uitschakelen na het
afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle lichten
automatisch uitgeschakeld, behalve als de
automatische "follow me home"-verlichting
is geactiveerd.
Inschakelen van de verlichting na het
afzetten van het contact
Draai om de lichtschakelaar weer te
activeren ter wijl de verlichting uit is, de
ring in de stand 0 en ver volgens in de
stand van uw keuze.
Als het bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt er een geluidssignaal om aan te
geven dat de verlichting nog brandt.
De verlichting, met uitzondering van
het parkeerlicht, wordt na maximaal
30
minuten automatisch uitgeschakeld om
het ontladen van de accu te voorkomen.Richtingaanwijzers
(verklikkerlampjes)
F Links: duw de hendel omlaag, voorbij het zware punt.
F
R
echts: duw de hendel omhoog, voorbij het
zware punt.
Verlichting en zicht