16
Bandenspanning
te laagPermanent, in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding.De bandenspanning van een of
meerdere wielen is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de
bandenspanning.
Reset na het afstellen van de druk het
controlesysteem.
+
Bandenspanning
te laagKnippert en brandt vervolgens
permanent, in combinatie met
het waarschuwingslampje
Service. Er zit een storing in de functie: de
bandenspanning wordt niet meer
gecontroleerd.
Controleer zo snel mogelijk de
bandenspanning en 3.
Voorgloeien
dieselmotor Permanent.
Hoe lang het lampje brandt,
is afhankelijk van de
weersomstandigheden. Het contact is aan.
Wacht met starten tot het waarschuwingslampje uitgaat.
Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af.
Zet het contact ver volgens weer aan en wacht opnieuw
tot het lampje uitgaat voordat u de motor start.
Airbag
voorpassagier
(ON)
Permanent.
De airbag vóór aan passagierszijde
is geactiveerd.
De schakelaar staat in de stand
"ON ". Plaats in dit geval GEEN kinderzitje
met de "
rug in de rijrichting " op de
voorpassagiersstoel – risico op zwaar
letsel!
Airbag
voorpassagier
(OFF) Permanent.
De airbag vóór aan passagierszijde
is uitgeschakeld.
De schakelaar staat in de stand
"OFF ". U kunt een kinderzitje met de "rug in de
rijrichting" plaatsen, behalve in het geval van
een storing in het airbagsysteem (brandend
waarschuwingslampje Airbags).
Airbags Permanent. Een van de airbags of
gordelspanners is defect. (3) uitvoeren.
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampje
Status
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Instrumentenpaneel
28
- Het tabblad "Traject 1" met daarin:
• g emiddelde snelheid,
•
he
t gemiddelde brandstofverbruik,
•
d
e afgelegde afstand, voor het eerste
traject.
-
H
et tabblad "Traject 2 " met daarin:
•
g
emiddelde snelheid,
•
he
t gemiddelde brandstofverbruik,
•
d
e afgelegde afstand, voor het tweede
traject.
Dagteller op nul zetten
F Druk, zodra het gewenste traject wordt weergegeven, op de knop Reset of op het
uiteinde van de ruitenwisserschakelaar.
De trajecten " 1" en " 2" zijn onafhankelijk.
Traject "1 " kan bijvoorbeeld gebruikt worden
voor een dagelijks verbruik en traject " 2" voor
een maandelijks verbruik.
Enkele definities...
Actieradius
(k m)
Aantal kilometers dat u nog met de
resterende hoeveelheid brandstof
kunt rijden (berekend op basis van
het gemiddelde verbruik over de
laatste afgelegde kilometers). Deze waarde kan schommelen door
een gewijzigde rijstijl of het rijden op
een helling, waardoor het huidige
brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.
Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt,
verschijnen streepjes op het display.
Na het tanken van minimaal 5 liter brandstof
wordt de actieradius opnieuw berekend en
weergegeven als deze meer dan 100 km
bedraagt.
Wanneer tijdens het rijden streepjes in plaats
van waarden worden weergegeven, dient u
contact met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats op te nemen.
Huidig brandstofverbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
B erekend over de laatste seconden.
Deze functie wordt alleen weergegeven bij
snelheden vanaf 30
km/h.
Gemiddeld brandstofverbruik
(l/100 km, km/l of mpg)B erekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)
Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Afgelegde afstand
(km of mijl)Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Teller Stop & Star t
(minuten/seconden of uren/minuten)
Een teller registreert hoelang de STOP-stand in
totaal tijdens een traject is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u het contact
aanzet weer op nul gezet.
Kilometerteller en dagteller
De kilometerteller en dagteller worden
gedurende 30 seconden weergegeven bij het
afzetten van het contact, bij het openen van het
bestuurdersportier en bij het vergrendelen en
ontgrendelen van de auto.
Instrumentenpaneel
29
Voor reizen in het buitenland kan
de eenheid van de afstand worden
aangepast: de snelheid moet namelijk
worden weergegeven in de officiële
eenheid van het land (km of mijl).
De eenheid kan bij stilstaande auto
worden gewijzigd via het configuratiemenu
van het display.
Kilometerteller
Deze teller geeft de totale kilometerstand van
de auto aan.
Dagteller
Deze teller geeft het aantal gereden kilometers
weer sinds de bestuurder de teller op 0 heeft
gezet.
Deze functie is toegankelijk via de
boordcomputer van het touchscreen.F
S
electeer in het menu
" Applicaties " het tabblad
" Voertuigapps " en dan
" Boordcomputer ".
F
S
electeer het tabblad voor traject "
1" of " 2".
F
U k
unt het traject op nul zetten door
toets " Reset" of het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar in te drukken tot er
nullen verschijnen.
Datum en tijd instellen
Met CITROËN Connect
Radio
F Selecteer het menu Instellingen .
F
V
ervolgens " Configuratie ".
F
Sel
ecteer " Systeemconfiguratie ".
F
Sel
ecteer " Datum en tijd ".
F
Sel
ecteer " Datum" of "Tijd".
F
S
electeer het formaat van de weergave.
F
W
ijzig de datum en/of de tijd met het
numerieke toetsenbord.
F
Be
vestig met " OK".
Met CITROËN Connect Nav
Het instellen van de datum en tijd is alleen
mogelijk als de GPS-synchronisatie is
uitgeschakeld.
F
S
electeer het menu
Instellingen .
F
D
ruk op de toets " OPTIES" om de
secundaire pagina te openen.
F
Sel
ecteer "Instellen tijd-
datum ".
F
S
electeer het tabblad " Datum" of "Tijd: ".
F
W
ijzig de datum en/of de tijd met het
numerieke toetsenbord.
F
Be
vestig met " OK".
Extra instellingen
U kunt:
-
H et weergaveformaat voor de datum en de
tijd (12 H/24 H) wijzigen.
-
D
e regelfunctie voor de zomertijd/wintertijd
activeren of deactiveren.
-
D
e GPS-synchronisatie in- of uitschakelen.
1
Instrumentenpaneel
36
Afstandsbediening
De radiografische afstandsbediening is
een systeem met een groot bereik. Het
is raadzaam om niet met de knop van
de afstandsbediening te spelen om te
voorkomen dat de portieren per ongeluk
ontgrendeld worden.
Druk nooit op de knoppen van uw
afstandsbediening buiten het bereik en het
zicht van uw auto. De afstandsbediening kan
niet meer werken en moet gerest worden.
De afstandsbediening kan niet functioneren
als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als
het contact uitstaat.Elektrische storingen
De elektronische sleutel van het Keyless
entry and start-systeem werkt in sommige
gevallen niet correct in de nabijheid van
elektronische apparatuur: telefoon, laptop,
sterke magnetische velden, enz.
Vergrendelen van de auto
Het rijden met vergrendelde portieren kan in
geval van nood de toegang tot het interieur
belemmeren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen
in de auto) de sleutel met afstandsbediening
of de elektronische sleutel mee als u de auto
verlaat, zelfs al is dit voor korte duur. Diefstalbeveiliging
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering; dit kan tot
storingen leiden.
Vergeet bij uitvoeringen met contactslot
niet om de sleutel te ver wijderen en aan
het stuur wiel te draaien om het stuurslot te
activeren.Noodprocedure
Sleutels, afstandsbediening,
elektronische sleutel
verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw
legitimatiebewijs en indien mogelijk de sticker
met de sleutelcode naar het CITROËN-
netwerk.
Het CITROËN-netwerk kan de speciale code
van de sleutel en de transponder opzoeken en
een nieuwe sleutel bestellen.
De auto volledig ontgrendelen/
vergrendelen met de sleutel
Gebruik in de volgende situaties deze
procedures:
-
l
ege batterij van de afstandsbediening,
-
s
toring van de afstandsbediening,
-
i
n een gebied met sterke
elektromagnetische straling.
In het eerste geval moet u ook de batterij van
de afstandsbediening vervangen.
In het tweede geval kunt u het probleem
mogelijk verhelpen door de afstandsbediening
te resetten.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken.
Toegang tot de auto
38
Uitvoering met Keyless entr y and star t
Batterijtype: CR2032/3 V.
F
W
ip het deksel met een kleine
schroevendraaier bij de uitsparing los en zet
de deksel omhoog.
F
V
erwijder de lege batterij.
F
P
laats de nieuwe batterij terug en zorg voor
de correcte polariteit, en klik de deksel op
de behuizing.
F
R
eset de afstandsbediening.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het resetten van de
afstandsbediening .
Gooi de lege batterijen van de afstandsbediening
niet weg: ze bevatten metalen die schadelijk zijn
voor het milieu. Lever lege batterijen in bij een
speciaal verzamelpunt.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
Na het ver vangen van de batterij of in het geval
van een storing moet de afstandsbediening
gesynchroniseerd worden.
Uitvoering zonder Keyless entry
and start
F Zet het contact uit.
F
Z et de sleutel in de stand 2 (contact aan) .
F
D
ruk direct daarna gedurende enkele
seconden op het vergrendelknopje
(gesloten hangslot) van de
afstandsbediening.
F
Z
et het contact af en ver wijder de sleutel uit
het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer.
Uitvoering met Keyless entry and
start
F Zet bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak de versnellingshendel
in de neutraalstand en trap het
koppelingspedaal volledig in.
F
S
electeer bij een auto met een
automatische transmissie de stand P en
trap ver volgens het rempedaal stevig in.
F
S
electeer bij een auto met een
elektronisch gestuurde versnellingsbak
de stand N en trap ver volgens het
rempedaal stevig in.
F
S
teek eerst de mechanische sleutel
(ondergebracht in de afstandsbediening) in
het slot om de auto te ontgrendelen.
F
H
oud de elektronische sleutel
tegen de noodsleutellezer onder de
parkeerremhendel tot het contact is
aangezet.
Toegang tot de auto
39
Portieren
Openen
Van buitenaf
F Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel en trek aan
de portiergreep.
Van binnenuit
F Trek aan de binnenportiergreep van een portier; de auto wordt dan volledig
ontgrendeld.
Het openen van een achterportier van
binnenuit is niet mogelijk als het kinderslot
is geactiveerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over dhet kinderslot .
Sluiten
Als een portier niet goed is gesloten:
-
b ij een draaiende motor of tijdens het
rijden (snelheid lager dan 10
km/h),
verschijnt een melding op het scherm.
-
t
ijdens het rijden (snelheid hoger dan
10
km/h), verschijnt een melding op het
scherm en klinkt er een geluidssignaal.
F
Z
et het contact aan door op de knop
" START/STOP " te drukken.
De elektronische sleutel werkt nu weer volledig.
Raadpleeg als de storing na het resetten niet
is verholpen zo snel mogelijk het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Achterklep
Openen
F Druk op de middelste knop van de achterklep ter wijl de auto ontgrendeld
is of de elektronische sleutel van het
Keyless entry and start-systeem zich in de
detectiezone bevindt.
F
T
il de achterklep omhoog.
Bij het ontgrendelen van de auto met de afstandsbediening
wordt de achterklep op een kier gezet.
Raadpleeg voor meer informatie over de
afstandsbediening of het Keyless entr y and
start-systeem de desbetreffende rubriek.
2
Toegang tot de auto
42
Automatische werking
Duw of trek de schakelaar voorbij het zware
punt om de ruit te openen of te sluiten. Als u de
schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de
ruit volledig. Druk opnieuw op de schakelaar
om het openen of sluiten te stoppen.De elektrisch bedienbare ruiten kunnen
nog 45
seconden nadat het contact is
uitgezet, worden bediend.
Na die tijd kunnen de ruiten niet meer
worden bediend. Zet het contact aan om
de ruiten weer te kunnen bedienen.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
weer open.
Druk op de schakelaar om de ruit volledig te
openen en trek dan de schakelaar onmiddellijk
omhoog totdat de ruit volledig is gesloten,
om de normale werking te resetten . Houd
de schakelaar na het sluiten nog ongeveer
1
seconde vast.
De antiklemvoorziening is niet actief wanneer
de functie wordt geactiveerd.
Resetten van de
ruitbediening
Nadat de accukabels los zijn geweest, moet de
antiklemvoorziening opnieuw gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Voer bij elke ruit de volgende procedure uit:
-
l
aat de ruit volledig zakken en weer volledig
omhoog gaan. De ruit zal telkens een paar
centimeters omhoog gaan. Herhaal deze
procedure totdat de ruit volledig dicht is,
-
h
oud de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1
seconde vast zodra de ruit
volledig is gesloten.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning bekneld
raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk daar voor op de desbetreffende
schakelaar.
Als bestuurder de elektrische ruit aan
passagierszijde bedient, is het belangrijk
om er voor te zorgen dat niets het correct
sluiten van de ruit verhindert.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze
zich tijdens het bedienen van de ruit niet
kunnen bezeren.
Achterportierruiten
De achterportierruiten kunnen geopend worden
voor de ventilatie van de zitplaatsen achterin.
Openen
F Kantel de hendel naar voren.
F D uw de hendel zo ver mogelijk naar buiten om
de ruit in de geopende stand te vergrendelen.
Sluiten
F Trek de hendel naar binnen om de ruit te ontgrendelen.
F
K
antel de hendel volledig naar achteren om
de ruit in de gesloten stand te vergrendelen.
Toegang tot de auto
120
Storing
Reinig de voorruit, met name het gedeelte
vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook
rondom de camera beslagen worden. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig
ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of op
het dak liggen, omdat de detectiecamera
erdoor kan worden afgedekt.
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld nadat het gebruik van
het noodreservewiel is gedetecteerd
of een storing van de zijremlichten is
waargenomen.Vermoeidheidsherkenningssysteem
Het is raadzaam om een pauze te nemen
wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval
elke twee uur.
De functie combineert "Signaal rijtijd" met
"Waarschuwing oplettendheid bestuurder".Deze systemen zijn hulpmiddelen voor de
bestuurder die desondanks waakzaam
moet blijven.
Ga niet rijden als u moe bent.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto. F
S
electeer in het menu
Rijverlichting/Auto van
het touchscreen het tabblad
" Overige instellingen "
en dan " Beveiliging " en
activeer/deactiveer " Detectie
verslapping aandacht ".
Signaal rijtijd
Het systeem geeft een
waarschuwing zodra het detecteert
dat de bestuurder langer dan twee
uur heeft gereden met een snelheid
van meer dan 65
km/h zonder dat hij
een pauze heeft genomen. Deze waarschuwing bestaat uit een melding
die de bestuurder adviseert een pauze te
nemen, en een geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt
de waarschuwing elk uur herhaald tot de motor
wordt afgezet.
In het geval van een storing in het
systeem wordt u gewaarschuwd
door het branden van dit lampje, in
combinatie met de weergave van
een melding en een geluidssignaal.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren. Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voor waarden is voldaan:
-
d
e auto staat gedurende meer dan
15 minuten stil met draaiende motor,
-
s
inds het afzetten van het contact zijn
enkele minuten verstreken,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend.
Zodra de snelheid lager is dan 65 km/h,
gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra
de snelheid hoger is dan 65 km/h.
Rijden