9
Lijst met waarschuwingslampjes
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Rode waarschuwingslampjes
STOPPermanent, in combinatie
met een ander
waarschuwingslampje, de
weergave van een melding en
een geluidssignaal. Geeft een ernstige storing van
de motor, het remsysteem, de
stuurbekrachtiging, de automatische
transmissie of een ernstige
elektrische storing aan. (1) uitvoeren en dan (2).
Motoroliedruk Permanent. Er is een storing in circuit voor de
motoroliesmering. (1) uitvoeren en dan (2).
Remsysteem Permanent. Het remvloeistofniveau is te laag. Voer (1) uit en vul het niveau van de
remvloeistof bij met een door de fabrikant
aanbevolen remvloeistof. Wanneer het
probleem blijft optreden (2) uitvoeren.
+ Remsysteem
Permanent, in combinatie met
het waarschuwingslampje
ABS. Er is een storing in de elektronische
remdrukregelaar (REF).
(1) uitvoeren en dan (2).
Parkeerrem Permanent. De parkeerrem is aangetrokken of
niet goed vrijgezet.
Te hoge
koelvloeistof
-t
emperatuur Permanent.
De temperatuur van de koelvloeistof
is te hoog. Voer (1) uit en wacht totdat de motor is
afgekoeld alvorens bij te vullen tot het
vereiste niveau. Wanneer het probleem blijft
optreden (2) uitvoeren.
1
Instrumentenpaneel
10
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Laadtoestand
accu Permanent.
Er is een storing in het laadstroomcircuit
van de accu (ver vuilde of losgeraakte
accuklemmen, aandrijfriem dynamo niet
correct gespannen of gebroken, enz.).Reinig de nokjes en bevestig deze weer
als het waarschuwingslampje niet uitgaat
wanneer de motor is gestart, (2) uitvoeren.
Autogordels
losgemaakt
of niet
vastgemaakt Permanent of knippert
in combinatie met een
geluidssignaal.
Een van de veiligheidsgordels is niet
vastgemaakt of weer losgemaakt.
Oranje waarschuwingslampjes
Antiblokkeersysteem
(ABS)Permanent.
Er is een storing in het
antiblokkeersysteem. De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig en met lage snelheid en dan
(3).
(1) : zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats en zet het contact af.
(2): neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
(3) : ga naar het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Instrumentenpaneel
72
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC)
Het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESC)
omvat de volgende systemen:
-
a
ntiblokkeersysteem (ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD),
-
n
oodremassistentie (BAS),
-
an
tispinregeling (ASR),
-
d
ynamische stabiliteitscontrole (DSC).
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en dragen bij tot een betere
controle in bochten, vooral op een slecht of
glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De elektronische remdrukregelaar (EBFD)
verdeelt de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (BAS)
Dit systeem zorgt er voor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt geactiveerd als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde. Het systeem zorgt er
dan voor dat de benodigde bedieningskracht
minder wordt en dat de effectiviteit van het
remmen wordt vergroot.
Antispinregeling (ASR)
De ASR (ook wel aangeduid met
tractieregeling) past de aandrijfkracht aan om
het doorspinnen van de wielen te beperken
via de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. De ASR zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole
(DSC)
De dynamische stabiliteitscontrole bewaakt de
vier wielen en grijpt, als de koers van de auto
afwijkt van de door de bestuurder gewenste
richting, automatisch in via de remmen van een
of meerdere wielen en het motorkoppel om de
auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers
te brengen.
Indien u gebruikmaakt van de dienst
Citroën Connect Box met SOS-pakket
en pechhulpser vice, beschikt u over
aanvullende diensten via uw persoonlijke
pagina op de landelijke website.
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD)
Als dit lampje blijft branden, duidt dit
op een storing in het ABS-systeem.
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met de lampjes STOP
en ABS, een geluidssignaal en een
melding, duidt dit op een storing in
de elektronische remdrukregelaar
(EBD).
Stop zo snel mogelijk op een
veilige plaats.
Laat in beide gevallen zo snel
mogelijk uw auto controleren door
het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Zorg er bij ver vanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat wielen
worden gemonteerd die voor uw auto zijn
gehomologeerd.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn
door het trillen van het rempedaal.
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig in en laat het niet los.
Veiligheid
126
Het is een aanvulling op de geluidssignalen,
ongeacht de rijweg, door op het scherm die
segmenten weer te geven waar van de locatie
de afstand tussen het obstakel en het voertuig
vertegenwoordigt (wit: obstakels veraf, oranje:
obstakels dichtbij, rood: obstakels zeer
dichtbij).
Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is,
verschijnt het symbool "Gevaar" op het scherm.
Parkeerhulp vóór
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op
de parkeerhulp achter en wordt geactiveerd
zodra er bij een wagensnelheid van maximaal
10 km/h vóór de auto een obstakel wordt
gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan
10
km/h.Het geluid dat uit de luidspreker komt
(voor of achter) geeft de relatie aan tussen
de plaats van het obstakel en het voertuig,
in de rijrichting van het voertuig voor of
a c h t e r.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto. F
S
electeer in het menu
Rijverlichting/Auto menu
van het touchscreen het
tabblad " Snelkoppelingen " en
deactiveer/activeer vervolgens
" Parkeerhulp " uit/in.
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld zodra een aanhanger wordt
aangekoppeld of een fietsendrager op de
trekhaak wordt gemonteerd (auto's met
een trekhaak die volgens de voorschriften
van de fabrikant is gemonteerd).
De parkeersensoren worden
uitgeschakeld wanneer de functie Park
Assist bezig is de beschikbare ruimte van
een parkeerplek te meten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de functie Park
Assist .
Werkingslimieten
- Bepaalde obstakels die aanvankelijk wel
worden gedetecteerd, worden mogelijk
niet meer gedetecteerd als ze zich in de
dode hoek van het detectiebereik van de
sensoren bevinden.
-
B
epaalde omgevingsgeluiden, zoals lawaai
afkomstig van voertuigen en machines (bijv.
vrachtwagens, pneumatische boren enz.),
kunnen de sensoren van de auto verstoren. -
B
epaalde materialen (stoffen) kunnen
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
-
O
phopingen van sneeuw of dode bladeren
op de weg kunnen de sensoren van de auto
verstoren.
-
E
en aanrijding aan de voorzijde
of achterzijde van de auto kan de
sensorinstellingen verstoren, hetgeen niet
altijd door het systeem wordt vastgesteld:
afstandsmetingen kunnen hierdoor incorrect
zijn.
-
B
ij zware belading van de bagageruimte kan
de hoek van de auto de afstandsmetingen
verstoren.
-
D
e sensoren kunnen worden beïnvloed
door slechte weersomstandigheden (zware
regenval, dichte mist, sneeuwval, enz.).
Aanbevelingen over
onderhoud
Let er bij slecht weer en in de winter
altijd op dat de sensoren niet met
modder, sneeuw of ijs bedekt zijn. Bij het
inschakelen van de achteruitversnelling
geeft een geluidssignaal (lange pieptoon)
aan dat de sensoren mogelijk vuil zijn.
Rijden
131
Het manoeuvreersymbool wordt in het
rood weergegeven in combinatie met de
melding "Manoeuvre geannuleerd " op het
touchscreen.
Een melding verzoekt de bestuurder om de
controle over de auto terug te nemen.
De functie wordt na een paar seconden
uitgeschakeld en keert terug naar de begin
weergave.
Einde van inrijd- of
uitrijmanoeuvre parkeerplek.
De auto stopt zodra de manoeuvre voltooid is.
Het manoeuvresymbool wordt in het rood
weergegeven in combinatie met de melding
" Manoeuvre voltooid " op het touchscreen.
Bij uitschakeling dooft het lampje in de toets en
klinkt er een geluidssignaal.
Bij het inrijden van een parkeerplek is het
mogelijk dat de bestuurder de manoeuvre moet
voltooien.
Werkingslimieten
- Het systeem kan een ongeschikte parkeerplaats voorstellen (parkeerverbod,
werk in uitvoer met beschadigd wegdek,
locatie naast een greppel enz.).
-
H
et systeem is niet ontworpen voor het
uitvoeren van parkeermanoeuvres bij
scherpe bochten. De sensoren en camera('s) van de auto kunnen
negatief worden beïnvloed door:
-
v
erzamelde sneeuw of gevallen bladeren op
het wegdek,
- sl echte weersomstandigheden (zware
regenval, dichte mist, sneeuwval),
-
g
eluidsverstoringen door lawaai van
voertuigen en machines (vrachtwagens,
pneumatische boren, enz.). Gebruik het systeem niet:
-
l
angs een zachte berm (greppel), kade
of een rand van een afgrond,
-
w
anneer voorwerpen worden vervoerd
die langer zijn dan de auto (ladder op
de dakdragers, fietsendrager op de
achterklep enz.),
-
i
ndien een niet goedgekeurde trekhaak
gemonteerd is,
-
i
ndien sneeuwkettingen gemonteerd
zijn,
-
b
ij een te lage bandenspanning,
-
i
ndien een noodreser vewiel wordt
gebruikt,
-
a
ls andere wielen dan de
oorspronkelijke zijn aangebracht,
-
a
ls een van de bumpers is beschadigd,
-
n
a aanpassing van een of beide
bumpers (aanvullende bescherming
e n z .),
-
a
ls een camera defect is,
-
a
ls de sensoren opnieuw gespoten zijn
buiten het CITROËN-netwerk van het
merk,
-
b
ij gebruik van sensoren die niet voor
uw auto zijn goedgekeurd,
-
b
ij een glad wegdek (ijzel enz.).
-
H
et systeem detecteert geen
parkeerplaatsen die veel groter zijn dan
de auto zelf of die begrensd worden door
obstakels die te laag (trottoirbanden,
drempels enz.) of te dun (bomen, palen,
draadhekken enz.) zijn.
-
B
epaalde obstakels die aanvankelijk wel
worden gedetecteerd, worden mogelijk
niet meer gedetecteerd als ze zich in de
dode hoek van het detectiebereik van de
sensoren bevinden.
-
B
epaalde materialen (stoffen) kunnen
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
-
E
en aanrijding aan de voorzijde
of achterzijde van de auto kan de
sensorinstellingen verstoren, hetgeen niet
altijd door het systeem wordt vastgesteld:
afstandsmetingen kunnen hierdoor incorrect
zijn.
-
A
ls de bagageruimte zwaar beladen is, kan
de hoek van de auto in de richting van de
achterkant de afstandsmetingen verstoren.
6
Rijden
181
AAanhanger............................................... 95, 140
Aanhangergewichten .................................... 176
Aansluiten MirrorLink
...........................19, 11 -12
Aansluiting 12 V
...............................
.........56-57
ABS
........
......................................................... 72
Accessoires ............................................... 69, 99
Accu
....................................... 140, 147 , 171 , 173
Accu laden
............................................. 172-173
Achterbank
...............................
.................45-46
Achterklep sluiten
..................................... 39-40
Achterportierruiten
.................................. 42,
152
Achterruitverwarming
..................................... 54
Achteruitrijcamera
......................................... 127
Achteruitrijlicht
.............................................. 16 4
Actieradius AdBlue
.................................... 21-23
Actieradius AdBlue
® ................................... 21 -22
Active Safety Brake........................... 15, 117-11 9
AdBlue
® ................................ 14, 21-22, 14 9 -15 0
Afmetingen .................................................... 179
Afstandsbediening
..................................... 31
- 3 6
AFU
................................................................. 72
Afzetten van de motor
..................................... 96
Afzonderlijk massapunt
................................ 14 4
Airbags
...............................
.................16, 78 , 82
Airbags vóór
........................................ 78- 80, 83
Airconditioning
............................................ 6, 50
Airconditioning (handbediend)
.................49, 51
Alarmknipperlichten
................................ 70,
15 3
Alarmsysteem
........................................... 4
0 - 41
Allesdragers
.................................................. 142
Antiblokkeersysteem (ABS)
............................72
Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling
.................................. 15, 7 2 -74
Apple CarPlay verbinding
.........................18, 12
Apple
®-speler .............................................. 26, 9
Armleuning vóór ........................................ 56, 58
ASR
........
......................................................... 72
Audio-aansluitingen
........................................ 57
Audiokabel
...................................................... 25
Automatische airconditioning
~ Airconditioning (automatisch) ..............49-53
Automatische ruitenwissers
......................66, 68
Automatische transmissie ~ Versnellingsbak,
automatische
............6, 101-103 , 107-109, 148
Automatisch inschakelen alarmknipperlichten
...................................... 70
Automatisch inschakelen verlichting
........61, 63
Automatisch noodremsysteem
.........15, 117-11 9
AUX-aansluiting
.......................................... 25, 9
BBagageafdekking ............................................ 60
Bagageruimte ................................ 39-40, 55, 59
Banden
................
...................................... 6, 18 0
Bandenreparatieset
...................................... 15 4
Bandenspanning
....................15 4, 157 , 179 -18 0
Bandenspanningscontrole (met set)
...................................... 15 3 -15 4, 15 6
Bandenspanning te laag (detectie)
...............132
Batterij afstandsbediening vervangen ~
Afstandsbediening, batterij vervangen
........37
Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening, batterij
....................35-38
Bediening autoradio aan stuurkolom ~ Autoradio,
bedieningen aan stuurkolom
...................... 3,
3
Bekerhouder
..............................
.....................56
Beladen
............................................................. 6
Benzinemotor
................................ 13 6, 14 4 , 17 7
Bijvullen AdBlue
® .......................................... 15 0
Binnenspiegel
................................................. 47
BlueHDi
.............................................. 21-22, 149
Bluetooth (handsfree set)
............... 27-2 8, 13 -14
Bluetooth (telefoon)
......................... 27-2 8, 13 -15
Bluetooth-verbinding
........... 21-22, 27-2 8 , 13 -15
Bochtverlichting .............................................. 65
Bochtverlichting, statisch ................................65
Boordcomputer
.......................................... 27-2 8
Boordgereedschap
....................................... 15 4
Brandstof
................................................... 6, 13 6
Brandstofadditief
............................................. 12
B
randstofniveaumeter
............................137-13 8
Brandstoftank
................................. 137-13 8, 13 8
Brandstof tanken
.................................... 13 6 -13 8
Brandstoftank leeg (diesel)
...........................15 3
Brandstofverbruik
............................................. 6
Brandstofvuldop ~ Brandstoftankdop ......13 7-13 8
Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep ....137-13 8
Buitenspiegels ............................ 46 - 47, 123 -124
CCD ............................................................... 25, 9
CD MP3 ....................................................... 25, 9
CD-/MP3 -speler
............................................. 25
C
entrale vergrendeling
.............................32, 34
CITROËN Connect Nav
....................................1
CITROËN Connect Radio
................................. 1
C
laxon
............................................................. 70
Configuratie van de auto
..........................24
-27
Contact
.......................................... 53, 97 , 99 , 29
Contact aangezet
............................................ 99
Controlelampjes
................................................ 9
Controle motorolieniveau ~ Motorolieniveau, controle
.............................21
Controles
........................................ 14
4, 147-148
DDAB (Digital Audio
Broadcasting) - Digitale radio ................... 24,
8
Dagrijverlichting
...............................
.............162
Dagteller
.................................................... 28-29
.
Trefwoordenregister