Page 41 of 296
AUTOMATISCHE DUAL-ZONE KLIMAATREGELING
A - regelknop temperatuur bestuurderszijde;
B - aan/uitknop interne luchtrecirculatie;
C - knop voor inschakeling/uitschakeling compressor klimaatregeling;
D - Inschakelingsknop MAX-DEF functie (snel ontdooien/ontwasemen van de voorruiten);
E - aan/uit knop klimaatregeling;
F - knop voor instelling ventilatorsnelheid;
G - led ventilatorsnelheid;
H - selectieknoppen luchtverdeling;
I - Knop voor inschakeling/uitschakeling achterruitverwarming;
36F1B0051C
39
Page 42 of 296

L - regelknop temperatuur passagierszijde;
M - knop voor inschakeling SYNC-functie (uitlijning van ingestelde temperaturen) bestuurders-/passagierszijde;
N - inschakelingsknop AUTO-functie (automatische werking).
Selectie luchtverdeling
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen van de voorruit en de voorste zijruiten om deze te ontwasemen of te ontdooien.
Luchtstroom naar de luchtroosters in het midden en aan de zijkant van het dashboard om de borst en het gelaat tijdens het
warme seizoen te verkoelen.
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen voor de beenruimten voor en achter. Deze luchtverdeling zorgt voor een snelle
verwarming van het interieur, waardoor onmiddellijk een behaaglijk gevoel wordt verkregen.
+Luchtstroomverdeling tussen uitstroomopeningen beenruimten (hetere lucht) en luchtroosters midden/zijkanten
dashboard (koelere lucht). Deze luchtdistributie is bijzonder nuttig in het voor- en het najaar en op zonnige dagen.
+Luchtstroom verdeeld tussen de roosters van de beenruimten en de roosters voor de voorruit en zijruiten. Deze
luchtverdeling zorgt voor een snelle verwarming van het interieur en voorkomt dat de ruiten beslaan.
+Luchtstroom verdeeld over luchtroosters in het midden en aan de zijkanten van het dashboard en de luchtroosters
voor de voorste zijruiten. Zo kan de lucht op de voorruit worden gericht bij sterk zonlicht.
++Luchtstroomverdeling naar alle uitstroomopeningen van het voertuig.
In de AUTO-modus wordt de luchtverdeling automatisch door de klimaatregeling geregeld (de leds op de knoppen H zijn uit).
Bij handmatige bediening wordt de ingestelde luchtverdeling aangegeven door het aangaan van de leds op de betreffende
knoppen. Bij de gecombineerde functiemodus, wordt bij bediening van een knop de betreffende functie gelijktijdig met de reeds
ingestelde functies geactiveerd. Als een knop wordt ingedrukt waarvan de functie reeds actief is, wordt de werking geannuleerd
en gaat de betreffende led op de knop uit. Druk op de AUTO-knop om de automatische regeling van de luchtverdeling na een
handmatige instelling te herstellen.
Start&Stop
De automatische dual-zone klimaatregeling regelt het Start&Stopsysteem (motor wordt afgezet wanneer de voertuigsnelheid
0 km/h is) om een passend comfort in het interieur te garanderen. Wanneer het Start&Stopsysteem is ingeschakeld (motor uit
en voertuig stilstaand), wordt de automatische recirculatiefunctie met lucht van buitenaf uitgeschakeld om de kans op beslagen
ruiten te verminderen (aangezien de compressor is uitgeschakeld).
40
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 43 of 296
AVVERTENZA
2)Het systeem gebruikt het koelmiddel R1234YF dat het milieu niet verontreinigt als het per ongeluk weglekt. Gebruik onder geen enkele
omstandigheid R134a en R12 vloeistoffen, die niet compatibel zijn met de componenten van het systeem.
41
Page 44 of 296

ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
21)
De ruiten kunnen op en neer worden
bewogen met de contactsleutel op
MAR en gedurende ongeveer 3 minuten
nadat de startinrichting op STOP is
gedraaid (of ook als de mechanische
sleutel verwijderd is, bij auto’s uitgerust
met mechanische sleutel met
afstandsbediening). Wanneer een van
de voorportieren wordt geopend wordt
het systeem buiten werking gesteld.
Bedieningselementen
bestuurdersportier
Alle ruiten kunnen bediend worden
vanaf het portierpaneel aan
bestuurderszijde fig. 37.
A: linker voorruit openen/sluiten.
"Continue automatische" werking
tijdens openen/sluiten en knelbeveiliging
ingeschakeld.
B: zijruit rechtsvoor openen/sluiten.
"Continue automatische" werking
tijdens openen/sluiten en
inklembeveiliging ingeschakeld (waar
aanwezig).
C: inschakeling/uitschakeling
bediening achterste zijruiten;
D: linker achterruit openen/sluiten
(indien aanwezig). "Continue
automatische" modus voor alleen
openen;
E: rechter achterruit openen/sluiten
(indien aanwezig). "Continue
automatische" modus voor alleen
openen.
Ruit openen
Druk op de toetsen om de gewenste
ruit fig. 38 te openen.Wanneer een van de toetsen op de
voor- of achterportieren kort wordt
ingedrukt, beweegt de ruit in "stappen";
als de knop ingedrukt wordt gehouden,
wordt de "continue automatische"
werking geactiveerd.
Als er opnieuw op de toets wordt
gedrukt, stopt de ruit in de gewenste
stand.
Ruit sluiten
Trek de knoppen omhoog om de
gewenste ruit fig. 39 te sluiten.
37F1B0066C38F1B0067C
42
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 45 of 296

Wanneer een van de knoppen op de
voor- of achterportieren kort wordt
ingedrukt, beweegt de ruit in stappen;
de "continue automatische" werking is
alleen mogelijk voor de ruiten van de
voorportieren.
De achterruiten kunnen alleen in
stappen gesloten worden.
Knelbeveiliging ruit voorportier
(indien aanwezig)
Dit veiligheidssysteem kan de
aanwezigheid van een obstakel tijdens
het sluiten van de ruit herkennen. Als
dat gebeurt, wordt de beweging van de
ruit door het systeem gestopt en
omgekeerd, afhankelijk van de stand.
De ruit wordt daarom 5 cm vanaf de
aanvankelijke stoppositie neergelaten.
Tijdens de omkering van de beweging
kan de ruit op geen enkele manier
bediend worden.Initialisatie elektrische
ruitbediening
Als de stroomtoevoer is onderbroken,
moet de elektrische ruitbediening
opnieuw worden geïnitialiseerd.
De hieronder beschreven
initialisatieprocedure moet met gesloten
portieren en voor elk portier uitgevoerd
worden:
sluit de ruit door de knop ingedrukt
te houden;
zodra de ruit volledig gesloten is, de
knop gedurende nog eens 3 seconden
ingedrukt houden.
ATTENZIONE
21)Oneigenlijk gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen altijd of de
passagiers niet kunnen worden verwond
door de bewegende ruiten of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als het voertuig
(voorzien van mechanische sleutel met
afstandsbediening) wordt verlaten om te
voorkomen dat onverwachtse bediening
van de elektrische ruitbediening gevaar
oplevert voor de achtergebleven
passagiers.
ELEKTRISCH
SCHUIFDAK
22)11)
Het elektrische schuifdak bestaat uit
twee glazen panelen (het voorste is
beweegbaar en het achterste is een
vast paneel) en is voorzien van twee
handmatig te bedienen
zonneschermen.
De bediening van het schuifdak werkt
alleen met de startinrichting in de stand
MAR.
OPENEN
Druk op knop A fig. 40: het dak zal
volledig geopend worden.
39F1B0068C
43
Page 46 of 296

De automatische beweging kan in elke
stand onderbroken worden door
nogmaals op knop A te drukken.
SLUITEN
Druk op knop A fig. 40: het dak wordt
volledig gesloten.
De automatische beweging kan in elke
stand onderbroken worden door
nogmaals op knop A te drukken.
SCHARNIEROPENING
Om het dak in "scharnierstand" te
zetten, knop Bfig. 40 indrukken en weer
loslaten.
Dit type scharnieropening kan
geactiveerd worden ongeacht de stand
van het schuifdak. Als het dak in
gesloten stand staat, wordt het door
het indrukken van de knop automatisch
geopend in scharnierstand. Als het
reeds geopend is, moet de knop
ingedrukt gehouden worden tot het dak
de scharnierstand bereikt heeft.
Als knop B tijdens de automatische
beweging van het dak nogmaals wordt
ingedrukt, wordt de beweging gestopt.
BEWEGING
ZONNESCHERM
Het zonnescherm werkt handmatig: hij
kan in iedere stand worden gestopt.
KNELBEVEILIGING
Het schuifdak is uitgerust met een
knelbeveiliging die tijdens het sluiten
van het dak een eventueel obstakel kan
herkennen: wanneer dit gebeurt,
onderbreekt het systeem de beweging
en wordt de beweging van het dak
onmiddellijk omgedraaid.
NOODBEDIENING
Als de bedieningsknoppen niet werken,
kan het cabriodak handmatig bediend
worden zoals hieronder is beschreven:
verwijder beschermdop A fig. 41 op
de binnenbekleding;
neem de bijgeleverde inbussleutel B;
plaats inbussleutel B in zitting A;
draai inbussleutel B rechtsom om
het dak te openen of linksom om het te
sluiten.
INITIALISATIEPROCEDURE
Na onregelmatig gedrag van het
schuifdak of een noodmanoeuvre (zie
beschrijving in de vorige paragraaf),
moet de automatische werking van het
schuifdak opnieuw geïnitialiseerd
worden.
40F1B0069C
41F1B0070C
44
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 47 of 296

Ga als volgt te werk:
druk op knop A fig. 40 om het dak in
volledig gesloten stand te zetten;
zet de startinrichting op STOP en
wacht minstens 10 seconden;
zet de startinrichting naar MAR;
houd knop A minstens 10 seconden
ingedrukt, daarna zou het mechanisch
stoppen van de motor van het dak
hoorbaar moeten zijn;
druk knop A binnen 5 seconden in:
het dak zal een volledige openings- en
sluitingscyclus uitvoeren (om aan te
geven dat de initialisatieprocedure
correct is uitgevoerd). Als dit niet
gebeurt, moet de procedure vanaf het
begin herhaald worden.
BELANGRIJK
22)Verwijder altijd de sleutel (indien
aanwezig) uit het contactslot als het
voertuig wordt verlaten om het risico op
letsel te voorkomen als het schuifdak per
ongeluk wordt bediend. Oneigenlijk gebruik
van het schuifdak kan gevaarlijk zijn.
Controleer voor en tijdens het bedienen
altijd of iemand kan worden verwond door
het bewegende schuifdak of door
voorwerpen die door het mechanisme
worden meegesleept of geraakt.
BELANGRIJK
11)Open het schuifdak niet als er een
imperiaal of dwarsstangen gemonteerd zijn.
Open het schuifdak niet als er sneeuw of ijs
op ligt: risico op beschadiging.
MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
trek de hendel fig. 42 in de richting
van de pijl;
verplaats hendel B fig. 43, in de
richting van de pijl en til de motorkap
op;
42F1B0500C
43F1B0072C
45
Page 48 of 296

maak de steunstang C fig. 44 los uit
klem D, en zet het uiteinde ervan in de
zitting E op de motorkap.
BELANGRIJK Verzeker u ervan, voordat
u de motorkap opent, dat de armen
van de ruitenwissers tegen de ruit
liggen en dat de ruitenwisser niet werkt.
23) 24) 25)
SLUITEN
26)
Ga als volgt te werk:
houd de motorkap met één hand
omhoog, verwijder met de andere hand
de stang C fig. 44 uit de zitting E en zet
hem terug in vergrendeling D;
laat de motorkap tot op ongeveer
40 cm van de motorruimte zakken en
laat hem dan vallen.Controleer of de motorkap volledig
gesloten is en niet alleen met de
beveiliging is vergrendeld door te
proberen hem op te tillen. Als de
motorkap niet perfect gesloten is,
probeer dan niet erop te drukken maar
open hem opnieuw en herhaal de
handeling.
BELANGRIJK Controleer altijd of de
motorkap goed vergrendeld is om te
voorkomen dat deze tijdens het rijden
open gaat.
ATTENZIONE
23)Verricht deze handelingen uitsluitend bij
stilstaande auto.
24)De motorkap kan plotseling omlaag
vallen als de steunstang niet correct
geplaatst is.
25)Gebruik beide handen om de motorkap
op te tillen. Controleer voordat de
motorkap wordt opgetild, of de armen van
de ruitenwissers wel tegen de ruit liggen,
het voertuig stilstaat en de handrem is
aangetrokken.
26)Om veiligheidsredenen moet de
achterklep tijdens het rijden altijd goed
gesloten zijn. Controleer dus altijd of de
motorkap goed gesloten en vergrendeld is.
Mocht u tijdens het rijden merken dat de
motorkap niet goed vergrendeld is, stop
dan onmiddellijk en sluit de motorkap op
de correcte manier.
BAGAGERUIMTE
De ontgrendeling van de bagageruimte
gebeurt elektrisch en is uitgeschakeld
wanneer het voertuig rijdt.
OPENEN
27)
Openen van buitenaf
Indien ontgrendeld kan de achterklep
van buitenaf geopend worden met de
elektrische hendel A fig. 45 onder de
handgreep van de achterklep tot de klik
van het ontgrendelen wordt gehoord of
door het tweemaal snel indrukken van
de knop
op de
afstandsbediening.
44F1B0073C
45F1B0074C
46
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG