Page 169 of 296

open de achterklep;
verwijder met het bijgeleverde
gereedschap A fig. 122 (dat zich in de
houder met de boorddocumenten
bevindt) de twee schroeven A
fig. 123 en maak de lichtunit los van de
betreffende penbevestigers door er
voorzichtig aan te trekken;
maak de middelste stekker B los,
draai vervolgens de twee schroeven C
los;
maak de met de pijlen aangegeven
lipjes los en trek lamphouder D
fig. 124 naar buiten;
identificeer de lamp die vervangen
moet worden (1 Stadslicht/Remlicht -
2 Richtingaanwijzer - 3 Mistachterlicht
(indien aanwezig) of Achteruitrijlicht);
alle lampen hebben een
bajonetsluiting; om deze te vervangen
moet er tegelijkertijd licht op worden
gedrukt en moeten ze worden
gedraaid: linksom om te verwijderen,
rechtsom om aan te brengen;
plaats de lamphouder D op de juiste
wijze in de koplampbehuizing; de lipjes
moeten hoorbaar klikken;
draai de twee schroeven C
fig. 123 vast en sluit de centrale stekker
B weer aan;
breng het lampenglas weer aan door
de twee schroeven A weer helemaal
vast te draaien;
sluit tenslotte de achterklep.
Lampjes 3
eremlicht
De lampjes van het 3eremlicht zijn
leds. Neem voor vervanging contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
Kentekenverlichting
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
verwijder, met de bijgeleverde
schroevendraaier, lampenglazen A
fig. 125 en ga te werk in het
aangegeven punt;
draai de lamphouder B
fig. 126 linksom, verwijder de lamp C
en vervang hem.
monteer tenslotte de lampenglazen
weer.
124F1B0152C125F1B0153C
126F1B0154C
167
Page 170 of 296

OPMERKING Breng, alvorens het
lampenglas te verwijderen, een
bescherming (bijv. een doek) aan op de
punt van de schroevendraaier, om te
voorkomen dat het lampenglas
beschadigd raakt.
BELANGRIJK
139)Wacht tot de uitlaatleidingen zijn
afgekoeld alvorens de lamp te vervangen:
GEVAAR VOOR BRANDWONDEN!
140)Wijzigingen of reparaties aan het
elektrisch systeem die niet correct zijn
uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt
gehouden met de technische
systeemgegevens, kunnen storingen in de
werking en zelfs brand tot gevolg hebben.
141)In halogeenlampen bevindt zich gas
onder druk. Als ze breken, kunnen er
glassplinters wegschieten.
142)Vervang de lampen uitsluitend bij
afgezette motor en na het voertuig
geparkeerd te hebben op een plaats waar
het verkeer niet in gevaar wordt gebracht
en u de lampen veilig kunt vervangen (zie
de paragraaf “Vervangen”). Controleer ook
of de motor koud is, om het risico op
brandwonden te voorkomen.
BELANGRIJK
77)Raak alleen het metalen gedeelte van
halogeenlampen aan. Het aanraken van de
bol met de vingers kan de lichtopbrengst
en de levensduur van de lamp reduceren.
Als de bol per ongeluk toch wordt
aangeraakt, moet hij worden
schoongewreven met een doekje
bevochtigd met alcohol en laat hem
vervolgens drogen.
ZEKERINGEN
VERVANGEN
INLEIDING
143) 144) 145) 146)
78) 79)
De elektrische installatie wordt beveiligd
door zekeringen: bij een storing of bij
oneigenlijk gebruik van de installatie
brandt de zekering door.
Tang voor het verwijderen van
zekeringen
Gebruik het tangetje dat in het deksel
van de zekeringenkast in de
motorruimte geklemd is, om een
zekering te vervangen (zie fig. 127 ).
De tang heeft twee uiteinden, speciaal
ontworpen (zie) om de verschillende
types zekeringen die aanwezig zijn in
het voertuig te verwijderen.
168
NOODGEVALLEN
Page 171 of 296

Om de tang uit te nemen, deze aan de
bovenste lipjes vastpakken, indrukken
en omhoog trekken. Na gebruik moet
de tang weer goed terug worden
geplaatst door deze aan de bovenste
lipjes vast te pakken, in te drukken en
aan te drukken tot een klik te horen is.PLAATS VAN DE
ZEKERINGEN
De zekeringen zijn gegroepeerd in de
zekeringenkasten die zich in de
motorruimte, onder het dashboard en in
de achterklep bevinden.
ZEKERINGKAST
MOTORRUIMTE
De zekeringenkast bevindt zich naast
de accu fig. 128.Ga als volgt te werk om een zekering te
vervangen:
draai schroef A fig. 129 volledig vast,
met behulp van de bijgeleverde
schroevendraaier;
draai tegelijk de schroef langzaam
linksom tot weerstand wordt ervaren
(niet te vast draaien);
draai de schroef langzaam los;
het openen wordt aangegeven als de
kop van de schroef volledig uit zijn
zitting is gekomen;
verwijder deksel B door het op de
zijgeleiders naar boven te schuiven,
zoals aangegeven in de afbeelding.
127F1B0187C
128F1B0191C
129F1B0190C
169
Page 172 of 296
Op het deksel zijn de
identificatienummers van de elektrische
onderdelen die met de zekeringen
overeenkomen aangegeven.
Zodra de zekering vervangen is, als
volgt te werk gaan:
plaats het deksel B weer in de
zijgeleiders van de kast;
schuif het deksel van bovenaf weer
volledig naar beneden;
draai schroef A volledig vast, met
behulp van de bijgeleverde
schroevendraaier;
draai tegelijk de schroef langzaam
rechtsom tot weerstand wordt ervaren
(niet te vast draaien);
draai de schroef langzaam los;
het sluiten wordt aangegeven als de
kop van de schroef volledig in zijn zitting
zit.
ZEKERINGENKAST IN
DASHBOARD
De zekeringenkast fig. 130 bevindt zich
aan de linkerkant van de stuurkolom en
de zekeringen zijn gemakkelijk
bereikbaar via het onderste deel van het
dashboard.Neem voor het vervangen van
zekeringen contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
130F1B0193C
170
NOODGEVALLEN
Page 173 of 296
ZEKERINGENKAST IN DE
BAGAGERUIMTE
Open inspectiedekseltje A fig. 131 voor
toegang tot de zekeringen in
zekeringenkast B fig. 132.
131F1B0194C
132F1B0195C
171
Page 174 of 296
ZEKERINGKAST MOTORRUIMTE
GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
ClaxonF10 10
Stroomvoorziening voor aansteker/stopcontact F84 20
ZEKERINGENKAST IN DASHBOARD
GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Elektrische ruitbediening voor (passagierszijde) F33 20
Elektrische ruitbediening voor (bestuurderszijde) F34 20
Voeding voorUconnect
™-systeem, klimaatregelsysteem,
buitenspiegelinklapsysteem, EOBD-systeem, USB/AUX-
aansluiting, plafondverlichting achterzijde (cabrioletversie)F36 15
Dead Lock-systeem (Ontgrendeling portier bestuurderszijde voor
bepaalde versies/markten)/Portierontgrendeling/Centrale
vergrendeling/Elektrische ontgrendeling achterklepF38 20
Elektrische ruitbediening linksachter F47 20
Elektrische ruitbediening rechtsachter F48 20
172
NOODGEVALLEN
Page 175 of 296
ZEKERINGENKAST IN DE BAGAGERUIMTE
OPMERKING De configuratie van de bagageruimte verschilt afhankelijk van de uitrusting van de auto.
Zekeringenkast B
GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Hi-Fi-systeem F2 20
Elektrisch schuifdak F3 20
Elektrische verstelling lendensteun voorstoel (bestuurderszijde) F4 7,5
Elektrische verstelling voorstoel (bestuurderszijde) F5 30
Elektrische verstelling voorstoel (bestuurders- en
passagierszijde)F6 7,5
Elektrische verstelling lendensteun voorstoel (bestuurders- en
passagierszijde)F7 30
173
Page 176 of 296

BELANGRIJK
143)Als de zekering opnieuw doorbrandt,
neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
144)Vervang een zekering nooit door een
exemplaar met een hogere stroomsterkte
(ampère); BRANDGEVAAR
145)Als er een zekering wordt gebruikt die
niet wordt aangeduid in deze of in de
vorige pagina, neem dan contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
146)Voordat u een zekering vervangt, zorg
ervoor dat de startinrichting op STOP
staat, dat de sleutel, indien mechanisch,
verwijderd is en dat alle apparatuur uit is
geschakeld en/of afgesloten is.
BELANGRIJK
78)Vervang een doorgebrande zekering
nooit door metalen draden of ander
materiaal.
79)Als de motorruimte moet worden
gewassen, zorg er dan voor dat de
waterstraal niet rechtstreeks op de
zekeringenkast en de motor van de
ruitenwissers terechtkomt.
EEN WIEL
VERVANGEN
KRIK
154) 155)
Het is nuttig om het volgende te weten:
de krik weegt 2,8 kg;
de krik behoeft geen afstelling;
de krik niet kan worden gerepareerd:
in geval van een defect moet de krik
door een origineel exemplaar worden
vervangen;
afgezien van de slinger mag geen
enkel ander gereedschap op de krik
gemonteerd worden.
Onderhoud
voorkom dat er vuil op de
“wormschroef” terechtkomt;
zorg ervoor dat de "wormschroef"
altijd gesmeerd is;
breng nooit wijzigingen aan de krik
aan.
Omstandigheden om niet bij te
gebruiken
temperaturen onder −40°C;
op zanderige of modderige grond;
op ongelijke ondergrond;
op steile wegen;
onder extreme
weersomstandigheden: onweer,tyfonen, orkanen, sneeuwstormen,
stormen, enz.
in direct contact met de motor of
voor reparaties onder de auto;
op schepen.
VERVANGINGSPROCEDURE
147) 148) 149) 150) 151) 152) 153)
Ga als volgt te werk:
stop het voertuig op een plek die niet
gevaarlijk is voor het verkeer en waar
het wiel op veilige wijze vervangen kan
worden. De grond moet zo mogelijk
vlak en voldoende compact zijn;
zet de motor af, schakel de
noodknipperlichten en de elektrische
parkeerrem in;
schakel de eerste of
achteruitversnelling in of, voor versies
met automatische versnellingsbak, zet
de pook in stand P (Parkeren);
Doe het reflecterende veiligheidsvest
(wettelijk verplicht) aan voordat u uit de
auto stapt;
open de bagageruimte en zet de
herconfigureerbare laadvloer in de
schuine stand (zie "Bagageruimte" in
het hoofdstuk "Kennismaking met uw
auto");
pak de bijgeleverde gereedschapstas
die door middel van speciale
bevestigingen op de mat van de
kofferruimte bevestigd is. De tas bevat
fig. 133: krik A; schroevendraaier B;
174
NOODGEVALLEN