Page 217 of 296

lijn de nieuwe arm goed uit;
draai moer B helemaal vast en zet
afdekking A terug.
BELANGRIJK Schakel de
achterruitwisser niet met van de ruit
opgeheven wisserblad in.
SPROEIERS
Ruitensproeier
De ruitensproeiers zijn niet verstelbaar.
Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst of er
ruitensproeiervloeistof in het reservoir zit
(zie paragraaf “Motorruimte” in dit
hoofdstuk). Controleer vervolgens of de
sproeigaatjes niet verstopt zijn. Gebruik
zo nodig een naald om ze te
ontstoppen.
BELANGRIJK Bij versies met schuifdak
controleren of het schuifdak gesloten is
alvorens de ruitensproeiers te bedienen.
Achterruitsproeier
De sproeier van de achterruit is niet
verstelbaar. De sproeiermond bevindt
zich aan de kant van het derde remlicht.
UITLAATSYSTEEM
178) 179)
98)
Passend onderhoud van het
motoruitlaatsysteem is de beste
bescherming tegen lekkage van
koolmonoxide in het interieur.
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
99)
Gebruik alleen versnellingsbakvloeistof
met dezelfde kenmerken als vermeld in
de tabel "Vloeistoffen en
smeermiddelen" (zie hoofdstuk
“Technische gegevens”).
BELANGRIJK
177)Het luchtinlaatsysteem (luchtfilter,
rubber slangen, enz.) kan als bescherming
fungeren in geval van terugslag van de
motor. VERWIJDER dit systeem NIET, tenzij
u reparatie- of onderhoudswerkzaamheden
moet uitvoeren. Controleer, alvorens de
motor te starten, dat het systeem niet
verwijderd is: het niet in acht nemen van
deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot
ernstig letsel.
178)Uitlaatgassen zijn uiterst gevaarlijk, en
kunnen dodelijk zijn. Ze bevatten
koolmonoxide, een kleurloos en reukloos
gas dat bij inademing bewustzijnsverlies en
vergiftiging kan veroorzaken.
179)Het uitlaatsysteem kan zeer hoge
temperaturen bereiken en kan leiden tot
brand als het voertuig geparkeerd wordt op
ontvlambaar materiaal. Droog gras of
bladeren kunnen ook vlam vatten als ze in
contact komen met het uitlaatsysteem.
Parkeer of gebruik het voertuig niet op een
plaats waar het uitlaatsysteem in contact
kan komen met ontvlambaar materiaal.
172F1B0303C
215
Page 218 of 296

BELANGRIJK
92)Het wordt geadviseerd het voertuig te
laten onderhouden bij een werkplaats van
het Fiat Servicenetwerk. Bij het persoonlijk
uitvoeren van normale periodieke
werkzaamheden en
onderhoudshandelingen wordt geadviseerd
gebruik te maken van geschikte
gereedschappen, originele
vervangingsonderdelen en de noodzakelijke
vloeistoffen. Voer geen enkele ingreep uit
als u niet over de noodzakelijke ervaring
beschikt.
93)Onjuist onderhoud van het voertuig of
het niet uitvoeren van
reparatiewerkzaamheden (indien nodig) kan
leiden tot duurdere reparaties, schade aan
andere onderdelen of een negatieve
inwerking op de prestaties van het voertuig.
Laat elke storing onmiddellijk controleren bij
een werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk.
94)Het voertuig is uitgerust met
vloeistoffen die geoptimaliseerd zijn of die
de prestaties en levensduur beschermen
en de onderhoudsintervallen groter maken.
Gebruik geen chemische middelen voor het
wassen van deze onderdelen omdat deze
de motor, de versnellingsbak of de
klimaatregeling kunnen beschadigen. Deze
schade wordt niet gedekt door de garantie
van het voertuig. Als er een onderdeel
gewassen moet worden omdat het niet
goed werkt, gebruik dan uitsluitend
speciale vloeistof om dat te doen.95)Een overtollige of onvoldoende
hoeveelheid olie in het motorblok leidt tot
ernstige beschadiging van de motor. Zorg
ervoor dat de olie altijd op een geschikt
niveau staat.
96)Vraag altijd om het gebruik van
uitsluitend goedgekeurde koel- en
smeermiddelen voor de compressor die
geschikt zijn voor het specifieke
klimaatregelsysteem dat op het voertuig
gemonteerd is. Sommige niet
goedgekeurde koelmiddelen zijn brandbaar
en kunnen exploderen, met risico op
verwondingen. Het gebruik van
niet-goedgekeurde koelmiddelen of
smeermiddelen kan de werking van het
systeem negatief beïnvloeden, wat tot dure
reparaties leidt.
97)Het airconditioningssysteem bevat
koelmiddel onder hoge druk: om letsel aan
mensen of schade aan het systeem te
voorkomen moet bijvullen van koelmiddel of
reparatie waarbij de kabels losgekoppeld
moeten worden, uitgevoerd worden bij een
werkplaats van het Fiat Servicenetwerk.
98)Voertuigen uitgerust met katalysator
mogen uitsluitend getakt worden met
loodvrije benzine. Loodhoudende benzine
kan de katalysator permanent beschadigen
en de werking om vervuilende emissies te
beperken teniet doen, waardoor de
prestaties van de motor in gevaar komen,
die hierdoor onherstelbaar beschadigd kan
raken. Als de motor niet goed werkt, in het
bijzonder bij moeizaam starten of bij
prestatieverlies, ga dan onmiddellijk naar
het Fiat Servicenetwerk. Langdurige en
onjuiste werking van de motor kan leiden
tot oververhitting van de katalysator en, als
gevolg, mogelijke schade aan de
katalysator en het voertuig.99)Het gebruik van een
versnellingsbakvloeistof anders dan de
goedgekeurde kan de kwaliteit van het
schakelen in gevaar brengen en/of leiden
tot trilling van de versnellingsbak zelf.
216
ONDERHOUD EN ZORG
Page 219 of 296

HET VOERTUIG
OPKRIKKEN
Als het voertuig opgeheven moet
worden, ga dan naar een werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk die is
uitgerust met een garagekrik of een
hefbrug.
De hefpunten van het voertuig zijn
gemarkeerd op de zijskirts met de
symbolen
(zie afbeelding in
fig. 173 ).
WIELEN EN BANDEN
180) 181) 182) 183) 184) 185)
VELGEN EN BANDEN
Zie voor het type wielvelgen die op het
voertuig gemonteerd zijn de paragraaf
"Wielen" in het hoofdstuk "Technische
gegevens".
SNEEUWKETTINGEN
100)
Versies met Voorwielaandrijving en
Vierwielaandrijving
7 mm sneeuwkettingen kunnen
gebruikt worden op 215/60 R16 95H
en 215/55 R17 94V banden.
Op 225/45 R18 91V en 225/
45 R18 91Y banden kunnen geen
sneeuwkettingen gemonteerd worden.
Belangrijk
Het gebruik van sneeuwkettingen moet
aan de plaatselijke voorschriften in elk
land voldoen. In bepaalde landen
worden banden gemarkeerd met de
M+S (Mud and Snow) beschouwd als
winteruitrusting; het gebruik hiervan is
gelijkwaardig aan dat van de
sneeuwkettingen.
De sneeuwkettingen mogen alleen op
de voorwielen gemonteerd worden.Controleer de spanning van de
sneeuwkettingen na enkele tientallen
meters rijden.
BELANGRIJK Het gebruik van
sneeuwkettingen met banden met
niet-originele afmetingen kunnen het
voertuig beschadigen.
BELANGRIJK Het gebruik van
verschillende maten of types (M+S,
winter-, enz.) banden op de voor- en
achterassen kan de bestuurbaarheid
van het voertuig benadelen, met het
risico van controleverlies over het
voertuig en bijgevolg ongevallen.
SUGGESTIES VOOR HET
OMWISSELEN VAN DE
BANDEN
De voor- en achterbanden zijn
onderhevig aan verschillende
belastingen en spanningen die te wijten
zijn aan stuurbewegingen, manoeuvres
en remmen. Daarom kunnen ze
ongelijkmatig verslijten.
Om dit probleem op te lossen, moeten
de banden op het juiste moment
worden omgewisseld. Banden
omwisselen is het verplaatsen van
de wielen naar een andere as op het
voertuig. Alle wielen worden daarbij op
een andere as gezet, indien mogelijk
aan de andere zijde van het voertuig.
173F1B0301C
217
Page 220 of 296

Het omwisselen van banden draagt bij
tot het handhaven van de grip en
tractieprestaties op natte, modderige of
besneeuwde wegen, waarbij optimale
bestuurbaarheid van het voertuig wordt
gegarandeerd.
In geval van onregelmatige slijtage van
de banden de oorzaak hiervan
opsporen en het probleem zo snel
mogelijk verhelpen, door contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
180)De wegligging van de auto is in grote
mate afhankelijk van een juiste
bandenspanning.
181)Als de bandenspanning te laag is, kan
de band oververhit raken en als gevolg
daarvan ernstig beschadigd raken.
182)Als de banden van het
"eenrichtingstype" zijn, geen banden van
de rechterkant van het voertuig verwisselen
naar de linkerkant, en omgekeerd. Dit type
banden kan alleen aan dezelfde zijde van
het voertuig, d.w.z. van de vooras naar de
achteras en vice versa, worden verwisseld.
183)Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 150°C. Dit kan
de mechanische eigenschappen van de
wielen in gevaar brengen.184)De methoden om wielen te wisselen
die in de tekst zijn aangegeven mogen
NIET gebruikt worden voor banden met
éénrichtingsloopvlak! Dit type banden kan
alleen aan dezelfde zijde van het voertuig,
d.w.z. van de vooras naar de achteras en
vice versa, worden verwisseld.
185)Rijden met geheel of gedeeltelijk
leeggelopen banden kan gevaarlijk zijn en
de band onherstelbaar beschadigen.
BELANGRIJK
100)Beperk uw snelheid wanneer er
sneeuwkettingen gemonteerd zijn;
overschrijd de 50 km/h niet. Vermijd
putdeksels, rijd niet over treden of trottoirs
en rijd geen lange afstanden over wegen
zonder sneeuw, om beschadigingen aan
zowel het voertuig als het wegoppervlak te
voorkomen.
CARROSSERIE
TIPS VOOR HET BEHOUD
VAN DE CARROSSERIE
Lakwerk
101)
6)
Werk beschadigingen van de laklaag,
zoals krassen en schuurplekken,
onmiddellijk bij om roestvorming te
voorkomen.
Het normale onderhoud van de lak
beperkt zich tot het wassen van het
voertuig: de frequentie is afhankelijk van
het gebruik van het voertuig en van de
omgeving. Zo is het bijvoorbeeld
raadzaam het voertuig vaker te wassen
in gebieden met sterke
luchtverontreiniging of bij het rijden over
wegen met strooizout.
Sommige delen van het voertuig
kunnen zijn voorzien zijn van een matte
lak die, om intact te blijven, speciale
zorg vereist: zie de aanwijzingen in de
waarschuwing aan het eind van deze
paragraaf
102).
Volg onderstaande aanwijzingen om het
voertuig correct te wassen:
verwijder de antenne van het dak
wanneer het voertuig gewassen wordt;
218
ONDERHOUD EN ZORG
Page 221 of 296

als voor het wassen van het voertuig
hogedrukreinigers worden gebruikt,
houd dan een afstand van minimaal
40 cm t.o.v. de carrosserie aan om
beschadiging of aantasting te
voorkomen. Stagnerend water kan op
lange termijn leiden tot schade aan het
voertuig;
maak de carrosserie, indien
mogelijk, eerst nat met een waterstraal
onder lage druk;
was de carrosserie met een zachte
spons met een lichte zeepoplossing en
spoel de spons regelmatig uit;
spoel goed af met schoon water en
droog met een luchtstraal of een
zeemleren lap.
Droog de minder zichtbare delen (bijv.
randen van portieren, motorkap,
koplampranden) zorgvuldig, aangezien
in deze zones water makkelijker kan
stagneren. Was het voertuig nooit als
het in de zon heeft gestaan of als de
motorkap nog warm is: de glans van de
lak kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen moeten
op dezelfde wijze als de rest van het
voertuig gewassen worden.
BELANGRIJK
Parkeer de auto zo min mogelijk onder
bomen; de hars die uit de bomen
druppelt, maakt de lak mat en vergroot
de kans op roestvorming.Vogelpoep moet zo snel en zo goed
mogelijk verwijderd worden, omdat
hierin bijzonder agressieve zuren
aanwezig zijn.
Ruiten
Gebruik specifieke
schoonmaakmiddelen en schone,
zachte doeken om krassen en
beschadigingen te voorkomen.
BELANGRIJK Veeg het
binnenoppervlak van de achterruit
voorzichtig met een doek af, en volg
hierbij de richting van de elektrische
weerstandsdraden om de
achterruitverwarming niet te
beschadigen.
Koplampen
Gebruik een zachte, vochtige doek die
in water met een specifiek
autowasmiddel is gedrenkt.
BELANGRIJK Gebruik nooit
aromatische stoffen (bijv. benzine) of
ketonen (bijv. aceton) om de kunststof
lampglazen van de koplampen te
reinigen.
BELANGRIJK Als de auto met een
hogedrukreiniger wordt gewassen,
moet de straal op minstens 20 cm van
de koplampen worden gehouden.
Motorruimte
Spuit de motorruimte na het
winterseizoen zorgvuldig uit: hierbij mag
de waterstraal niet rechtstreeks op de
elektronische regeleenheden of op de
motoren van de ruitenwissers worden
gericht. Laat deze werkzaamheden
uitvoeren door een gespecialiseerd
bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van
de motorruimte moet de startinrichting
in de stand STOP staan en de motor
koud zijn. Controleer na het reinigen of
de verschillende beschermingen (bijv.
rubberen doppen en kappen) niet
verwijderd of beschadigd zijn.
BELANGRIJK
101)Om de esthetische eigenschappen
van de lak te behouden, mogen er geen
schuur- en/of polijstmiddelen voor het
reinigen van het voertuig worden gebruikt.
219
Page 222 of 296

102)Niet wassen met rollen en/of borstels
in autowasstraten. Was het voertuig
uitsluitend met de hand en gebruik
pH-neutrale reinigingsmiddelen; droog af
met een vochtige leren zeem. Schuur- en/of
polijstmiddelen mogen niet gebruikt worden
om het voertuig schoon te maken.
Vogelpoep moet zo snel en zo goed
mogelijk verwijderd worden, omdat hierin
bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn.
Vermijd (indien mogelijk) om het voertuig
onder bomen te parkeren; verwijder
plantaardige harsen onmiddellijk omdat
deze, als ze drogen, alleen verwijderd
kunnen worden met schuur- en/of
polijstmiddelen die ten zeerste afgeraden
worden omdat ze de karakteristieke
matheid van de lak kunnen aantasten.
Gebruik geen onverdunde
ruitensproeiervloeistof om de voorruit en
achterruit te reinigen; verdun dit met
minstens 50% water. Gebruik alleen
onverdunde ruitensproeiervloeistof wanneer
de buitentemperaturen dit vereisen.
BELANGRIJK
6)Schoonmaakmiddelen verontreinigen het
milieu. Was het voertuig daarom op een
plaats waar het afvalwater direct wordt
opgevangen en gezuiverd.
INTERIEUR
186) 187) 188)
Controleer regelmatig of het interieur
schoon is, ook onder de matten, om
roesten van het plaatwerk te
voorkomen.
STOELEN EN STOFFEN
BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel of
een stofzuiger. Gebruik een vochtige
borstel voor velours bekleding. Reinig
de stoelen met een spons bevochtigd
met een oplossing van water en
neutrale zeep.
LEDEREN STOELEN(waar aanwezig)
Verwijder het droge vuil met een
zeemleren lap of een iets vochtige
doek, zonder al te veel druk uit te
oefenen.
Dep vloeistoffen of vetvlekken op met
een absorberende, droge doek zonder
hierbij te wrijven. Reinig vervolgens met
een zachte doek of een zeemleren lap
bevochtigd met water en neutrale zeep.
Als de vlek nog niet verwijderd is,
gebruik dan een speciaal
reinigingsmiddel en volgt de
aanwijzingen strikt op.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol.
Controleer of de gebruikte
reinigingsproducten geen alcohol of
alcoholderivaten, zelfs niet in kleine
hoeveelheden bevatten.
KUNSTSTOF EN
GECOATE
INTERIEURDELEN
103)
Reinig kunststof interieurdelen met een
vochtige doek (bij voorkeur een
microvezeldoek) en een oplossing van
water en een neutraal, niet-schurend
reinigingsmiddel.
Gebruik voor het reinigen van
olieachtige of hardnekkige vlekken
speciale producten zonder
oplosmiddelen die het originele
voorkomen en de kleur van de
interieurdelen niet veranderen.
Verwijder stof met een microvezeldoek,
eventueel bevochtigd met water. Het
gebruik van papieren doekjes wordt
afgeraden, aangezien deze resten
achterlaten.
ONDERDELEN VAN ECHT
LEDER
(waar aanwezig)
Gebruik uitsluitend water en neutrale
zeep om deze delen schoon te maken.
Gebruik nooit alcohol of producten op
basis van alcohol.
220
ONDERHOUD EN ZORG
Page 223 of 296
Controleer alvorens een specifiek
product voor interieurreiniging te
gebruiken, of het geen alcohol en/of
stoffen op basis van alcohol bevat.
BELANGRIJK
186)Gebruik nooit ontvlambare producten
zoals petroleum of wasbenzine voor het
reinigen van het interieur van de auto. De
elektrostatische lading die door het wrijven
tijdens het reinigen ontstaat, kan brand
veroorzaken.
187)Bewaar geen spuitbussen in de auto:
ontploffingsgevaar. Spuitbussen mogen
niet blootgesteld worden aan temperaturen
boven 50°C. Wanneer het voertuig in de
zon staat, kan de binnentemperatuur deze
waarde ruim overschrijden.
188)Er mogen geen voorwerpen op de
vloer onder de pedalen liggen; verzeker u
ervan dat de matten altijd vlak liggen en
geen contact met de pedalen maken.
BELANGRIJK
103)Gebruik nooit alcohol, benzine en
hiervan afgeleide producten om het
dashboard en het glas van het
instrumentenpaneel te reinigen.
221
Page 224 of 296
TECHNISCHE GEGEVENS
Alles dat u nuttig kunt vinden om te
begrijpen hoe uw voertuig is gemaakt
en hoe het werkt is in dit hoofdstuk
vermeld en wordt toegelicht met
gegevens, tabellen en grafieken. Voor
de liefhebbers en de monteurs, maar
ook gewoon voor degenen die elk detail
van hun voertuig willen kennen.
IDENTIFICATIEGEGEVENS......223
MOTOR..................224
WIELEN..................228
AFMETINGEN..............230
GEWICHTEN...............232
VULINHOUDEN.............235
VLOEISTOFFEN EN
SMEERMIDDELEN...........239
PRESTATIES...............243
BRANDSTOFVERBRUIK.......244
CO2-EMISSIE..............247
RICHTLIJNEN VOOR DE
BEHANDELING VAN DE AUTO AAN
HET EINDE VAN DE
LEVENSDUUR..............249
222
TECHNISCHE GEGEVENS