Page 161 of 296

verwijder de adapter na het tanken
en sluit de klep;
leg de adapter tenslotte terug in de
bagageruimte.
Brandstof - Grafisch
symbool voor de
identificatie van de
compatibiliteit van het
voertuig voor
consumenten in
overeenstemming met
EN16942
De onderstaande symbolen
vereenvoudigen de herkenning van het
correcte type brandstof dat u in uw
voertuig moet gebruiken.
Controleer, alvorens te tanken, de
symbolen aan de binnenkant van het
brandstofklepje (waar voorzien) en
vergelijk ze met de symbolen op de
pomp (waar voorzien).Symbolen voor voertuigen op
benzine
E5: Ongelode benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal 5,0%
(V/V) ethanol overeenkomstigEN228
E10: Ongelode benzine met maximaal
3,7% (m/m) zuurstof en maximaal
10,0% (V/V) ethanol overeenkomstig
EN228
Symbolen voor voertuigen op diesel
B7: Diesel met maximaal 7% (V/V)
FAME (Fatty Acid Methyl Esters)
overeenkomstigEN590
B10: Diesel met maximaal 10% (V/V)
FAME (Fatty Acid Methyl Esters)
overeenkomstigEN16734Symbolen voor voertuigen op
benzine/LPG
E5: Ongelode benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal 5,0%
(V/V) ethanol overeenkomstigEN228
E10: Ongelode benzine met maximaal
3,7% (m/m) zuurstof en maximaal
10,0% (V/V) ethanol overeenkomstig
EN228
LPG: Auto-LPG overeenkomstig
EN589
BELANGRIJK
136)Monteer geen voorwerp/dop op de
rand van de vulopening die niet geschikt is
voor het voertuig. Het gebruik van
voorwerpen/doppen van het verkeerde
type kan de druk in de tank doen
toenemen, waardoor gevaarlijke situaties
kunnen ontstaan.
137)Breng geen open vuur of brandende
sigaretten in de buurt van de vulopening
van de tank: brandgevaar. Kom niet te
dicht met het gezicht bij de vulopening, om
geen schadelijke dampen in te ademen.
138)Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon in de buurt van de benzinepomp:
brandgevaar.
116F1B0165C
159
Page 162 of 296
BELANGRIJK
76)Voertuigen met een dieselmotor mogen
uitsluitend getakt worden in
overeenstemming met de Europese EN
590-norm. Het gebruik van andere
producten of mengsels kan de motor
onherstelbaar beschadigen en derhalve de
garantie, door de veroorzaakte schade,
ongeldig maken. Als per ongeluk andere
brandstofsoorten worden getankt, mag de
motor niet gestart worden. Ledig de tank.
Als de motor ook maar heel kort heeft
gewerkt, moet behalve de tank het
complete brandstoftoevoercircuit geledigd
worden.
160
STARTEN EN RIJDEN
Page 163 of 296

NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen dat
in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis landelijke of
internationale universele
telefoonnummer bellen om het
dichtstbijzijnde Servicepunt te vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN......162
LAMP VERVANGEN..........162
ZEKERINGEN VERVANGEN.....168
EEN WIEL VERVANGEN........174
FIX&GO AUTOMATIC KIT.......179
NOODSTART...............181
AFSLUITSYSTEEM
BRANDSTOFTOEVOER........183
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK -
VERSNELLINGSPOOK
ONTGRENDELEN............184
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK -
CONTACTSLEUTEL
VERWIJDEREN.............184
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
MET DUBBELE KOPPELING -
VERSNELLINGSPOOK
ONTGRENDELEN............186
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
MET DUBBELE KOPPELING -
SLEUTEL VERWIJDEREN.......186
SLEPEN VAN HET VOERTUIG. . . .188
161
Page 164 of 296

ALARM-
KNIPPERLICHTEN
BEDIENING
Druk op de knop fig. 117 om de lichten
aan of uit te zetten.
Wanneer de alarmknipperlichten
werken, knipperen de controlelampjes
en.
BELANGRIJK Het gebruik van de
alarmknipperlichten wordt geregeld
door de wegenverkeerswetgeving van
het land waar u rijdt: neem de wettelijke
voorschriften in acht.
Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties gaan
de alarmknipperlichten automatisch
branden, evenals de controlelampjes
enop het instrumentenpaneel.
De lichten gaan automatisch uit
wanneer het noodremmen ophoudt.
LAMP VERVANGEN
139) 140) 141) 142)
77)
ALGEMENE INSTRUCTIESControleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of de
koplampafstelling goed is;
als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering is
doorgebrand alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk.
BELANGRIJK Bij koude of vochtige
weersomstandigheden of na hevige
regen of een wasbeurt, kan de
binnenzijde van de koplampen of
achterlichten enigszins beslagen zijn
en/of kunnen er condensdruppels
aanwezig zijn.Dit is geen defect maar een natuurlijk
verschijnsel dat veroorzaakt wordt door
de temperatuur- en
luchtvochtigheidsverschillen tussen de
binnen- en buitenzijde van het glas, en
dat geen negatieve invloed heeft op de
normale werking van de lichten. Deze
aanslag verdwijnt geleidelijk aan (van
het midden tot de randen) zodra de
lichten worden ingeschakeld.
117F1B0632C
162
NOODGEVALLEN
Page 165 of 296
TYPEN LAMPEN
163
Het voertuig is voorzien van de volgende lampen:
Volglas lampen (type A): klemmontage. Trek om te verwijderen.
Lamp met bajonet-sluiting (type B): druk de lamp ietwat in en draai
linksom om hem uit de houder te verwijderen.
Buislampen (type C): trek de lamp uit de veercontacten om hem te
verwijderen.
Halogeenlampen (type D): maak de lamp vrij en trek hem uit zijn
zitting door de stekker opzij te draaien.
Halogeenlampen (type E): draai de lamp linksom om hem uit de
houder te verwijderen.
Xenon gasontladingslampen (type F): raadpleeg het Fiat
Servicenetwerk om dit type lamp te vervangen.
Page 166 of 296
Lampen Type VermogenReferentieafbeelding
Voorste stadslichten/Dagrijlichten (DRL) W21W 21W B
Stadslicht achter / remlichten P21W 21W B
Koplampen grootlicht/dimlicht (halogeen) H4 60/55W D
Koplampen grootlicht/dimlicht (Xenon gasontladingslampen) D5S 25W F
Richtingaanwijzers voor PY21W 21W B
Richtingaanwijzers achter P21W 21W B
Richtaanwijzers zijkant (op buitenspiegel) WY5W 5W A
Derde remlicht LED – –
Kentekenverlichting W5W 5W A
Mistlampen H8 35W E
Mistachterlicht P21W 21W B
Achteruitrijlicht P21W 21W B
Plafondverlichting voor C5W 5W A
Plafondverlichting voor (zonnekleppen) C5W 5W A
Plafondverlichting achter (versies zonder schuifdak) XENON 6W A
Plafondverlichting achter (versies met schuifdak) C5W 5W C
Plafondverlichting bagageruimte W5W 5W A
164
NOODGEVALLEN
Page 167 of 296

LAMP
BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
Dimlicht/grootlicht
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
ga te werk vanuit de motorruimte,
verwijder de rubberen dop A fig. 118,
met behulp van het speciale lipje;
draai de lamp en de lamphouder
linksom en trek deze naar buiten;
koppel de stekker B los en vervang
lamp C.
plaats vervolgens de lamp en de
lamphouder in zijn zitting en draai deze
rechtsom, verzeker u ervan dat hij goed
vergrendeld is;
monteer de rubber dop A weer.
BELANGRIJK Vervang de lamp alleen
wanneer de motor uit is.Controleer ook of de motor koud is, om
het risico op brandwonden te
voorkomen.
Koplampen grootlicht/dimlicht met
Xenon gasontladingslampen
Neem voor het vervangen van deze
lampen contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Stadslichten/dagverlichting (DRL)
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
draai de wielen van het voertuig
helemaal naar binnen;
draai de schroeven A fig. 119 los met
de geleverde schroevendraaier en
verwijder de inspectieklep B;
zoek de lamp van het
stadslicht/dagrijlicht;
draai de lamp en de lamphouder
linksom en trek deze naar buiten;
vervang de lamp met de
bajonetsluiting A fig. 120;
zet tenslotte inspectieklepje B
fig. 119 terug en draai de
bevestigingsschroeven A helemaal vast.
Richtingaanwijzers voor
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
draai de wielen van het voertuig
helemaal naar binnen;
draai de schroeven A fig. 119 los met
de geleverde schroevendraaier en
verwijder de inspectieklep B;
118F1B0146C
119F1B0147
120F1B0253C
165
Page 168 of 296

identificeer de lamp van de
richtingaanwijzer;
draai de lamp en de lamphouder
linksom en trek deze naar buiten;
vervang de lamp met de
bajonetsluiting A fig. 120;
zet tenslotte inspectieklepje B
fig. 119 terug en draai de
bevestigingsschroeven A helemaal vast.
Mistlampen
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
draai de wielen van het voertuig
helemaal naar binnen;
draai de schroeven A fig. 119 los met
de geleverde schroevendraaier en
verwijder de inspectieklep B;
identificeer de lamp van de mistlamp;
draai de lamp en de lamphouder
linksom en trek deze naar buiten;
maak de stekker los;
vervang de lamp - lamphouder B
fig. 120.
sluit de stekker weer aan op de
nieuwe lamp/lamphouder, monteer het
en controleer of hij goed vergrendeld is;
monteer de unit door hem rechtsom
te draaien en goed te vergrendelen;
zet tenslotte inspectieklepje B
fig. 119 terug en draai de
bevestigingsschroeven A helemaal vast.Zijrichtingaanwijzer
BELANGRIJK De procedure wordt
uitsluitend als voorbeeld beschreven.
Het wordt aanbevolen contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk om
de lampen te laten vervangen.
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
verwijder heel voorzichtig de kap B
fig. 121 van de buitenspiegel (gebruik
speciaal gereedschap om gelakte
onderdelen niet te beschadigen)
rondom het spiegelframe (zoals in de
afbeelding wordt getoond);
verwijder het lampenglas A en
verwijder vervolgens de lamp C door
deze uit de lamphouder te trekken.
monteer de nieuwe lamp, controleer
of hij goed is vergrendeld;
monteer de lamphouder weer op
lampenglas A;
monteer de kap B van de
buitenspiegel op juiste wijze en
controleer of deze goed vergrendeld is.
Achterlichtunit
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
121F1B0149C
122F1B0022C
123F1B0151C
166
NOODGEVALLEN