Page 177 of 296
adapter C voor tanken in een
noodgeval; stift D om het wiel te
centreren (indien aanwezig, te
gebruiken bij de procedure voor het
monteren van het noodreservewiel);
speciale anti-diefstalmoer E (indien
aanwezig, te gebruiken bij de procedure
voor het monteren/verwijderen van de
wielbouten); wig F om de wielen en het
voertuig te blokkeren; sleepoog G;
sleutel H voor de wielbouten en de krik;
inbussleutel I voor noodbediening van
het schuifdak (indien aanwezig);
til mat A fig. 134 op en pak het
noodreservewiel B;
plaats het reservewiel en de
gereedschapstas naast het wiel voor de
vervanging;
pak de wig A (indien aanwezig)
fig. 135 en klap deze uit zoals
aangegeven op het schema;
leg de wig A achter het wiel,
diagonaal tegenover het wiel dat
vervangen moet worden (zie fig. 136 )
om te voorkomen dat het voertuig
onbedoeld gaat bewegen als het wordt
opgekrikt;
133F1B0218C
134F1B0219C
135F1B0220C
175
Page 178 of 296

gebruik de sleutel A fig. 137 en draai
de wielbouten ongeveer één slag los.
Bij versies met lichtmetalen velgen, de
auto schudden om het loskomen van
de velg van de wielnaaf te
vergemakkelijken;
plaats de krik onder de auto, nabij
het te verwisselen wiel;
plaats sleutel A fig. 138 op het
hexagonale gedeelte van krik B om
deze uit te schuiven tot het bovenste
gedeelte met de groeven correct in de
dwarsbalk C van het voertuig terecht
komt, naast het symbool
op de
dwarsbalk zelf;
waarschuw alle omstanders dat de
auto wordt opgekrikt; zorg dat niemand
in de buurt van de auto komt tot deze
weer helemaal op grond staat;
gebruik de sleutel A om de krik te
bedienen (rechtsom) en hef de auto op
totdat het wiel enkele centimeters van
de grond is;
draai met de sleutel A de wielbouten
los en verwijder het wiel met de lekke
band;
zorg dat de contactvlakken van het
reservewiel en de naaf schoon zijn om
het losraken van de wielbouten te
voorkomen;
om de montage van het
noodreservewiel te vergemakkelijken,
moet de centreerstift in het bovenste
gat van de wielnaaf worden geschroefd
en monteer vervolgens het
noodreservewiel; draai daarbij de eerste
wielbout minstens twee slagen met de
hand vast;
verwijder de centreerstift en draai de
overige wielbouten met de hand vast;
schroef met de sleutel A alle
wielbouten vast.
draai de sleutel A (linksom) op het
hexagonale gedeelte van de krik om het
voertuig te laten zakken en verwijder
daarna de sleutel;
gebruik de sleutel A om alle
wielbouten kruiselings vast te draaien,
in de volgorde die is aangegeven in
fig. 139;
136F1B0221C
137F1B0223C
138F1B0224C
139F1B0225C
176
NOODGEVALLEN
Page 179 of 296

plaats het wiel met de lekke band
ondersteboven in de bagageruimte (met
de afwerkzijde naar boven gericht) en
plaats de krik en het gebruikte
gereedschap weer op hun plaatsen
terug;
vervang de mat in de bagageruimte
en zet de herconfigureerbare laadvloer
in de horizontale stand (zie
"Bagageruimte" in het hoofdstuk
"Kennismaking met uw auto");
laat het normale wiel zo snel mogelijk
repareren, ook omdat het groter is dan
het noodreservewiel en daardoor na
plaatsing in de daarvoor bestemde
ruimte de vloer van de bagageruimte
iets oneffen wordt.
EEN WIEL VERVANGEN
(uitvoeringen met
subwoofer)
Uitvoeringen met ruimtebesparend
wiel
Op deze uitvoeringen bevinden de
gereedschappen voor de vervanging
van het wiel zich in een daarvoor
bestemde tas in de bagageruimte.
Ga in geval van een lekke band als
volgt te werk:
open de achterklep en til de
vloerbedekking op;
draai de vergrendeling A fig. 140 los,
verwijder het ruimtebesparende wiel B
en monteer het in plaats van de lekke
band, volgens de eerder beschreven
procedures.
Leg als de handeling is voltooid, de
vloerbedekking van de bagageruimte
weer terug en leg de lekke band erop,
maar zorg ervoor dat deze goed vastzit,
zodat hij niet verplaatst tijdens het
rijden.
Uitvoeringen met “Fix&Go
Automatic” kit
Open voor de "Fix&Go Automatic"-kit
de bagageruimte en til de
vloerbedekking omhoog: de kit A
fig. 141 bevindt zich aan de
rechterkant.
BELANGRIJK
147)Indien het wiel met de lege band en
de krik in het interieur worden
achtergelaten dan vormen ze een ernstig
risico voor de veiligheid van de inzittenden
in geval van ongevallen of bruusk remmen.
Daarom moeten de krik en het wiel met de
lege band altijd in de speciale behuizing in
de laadruimte geplaatst worden.
148)Het is extreem gevaarlijk een wiel te
proberen te vervangen aan de zijkant van
het voertuig vlak naast een rijbaan: zorg
ervoor dat het voertuig op een voldoende
afstand van de weg staat, om te vermijden
overreden te worden.140F1B0453C
141F1B0452C
177
Page 180 of 296

149)Waarschuw de andere weggebruikers
voor de stilstaande auto conform de
plaatselijke wettelijke voorschriften:
alarmknipperlichten, gevarendriehoek enz.
Alle inzittenden moeten de auto verlaten,
vooral als de auto zwaar beladen is.
Passagiers moeten op een veilige afstand
van het verkeer wachten terwijl het wiel
wordt verwisseld. Om veiligheidsredenen
moeten de wielen altijd geblokkeerd
worden met de meegeleverde wiggen.
150)Een gemonteerd noodreservewiel
wijzigt de rijeigenschappen van de auto.
Vermijd bruusk optrekken en remmen,
scherpe stuurbewegingen en snelle
bochten. De totale levensduur van het
ruimtebesparende reservewiel is ongeveer
3000 km. Hierna moet de band vervangen
worden door een nieuw exemplaar van
hetzelfde type. Monteer nooit een
standaard band op de velg van een
ruimtebesparend reservewiel. Zorg ervoor
dat het verwisselde wiel zo snel mogelijk
wordt gerepareerd en gemonteerd. Het
gebruik van twee of meer
ruimtebesparende reservewielen is
verboden. Smeer de schroefdraad van de
wielbouten niet met vet alvorens het wiel te
monteren: de bouten zouden los kunnen
raken tijdens het rijden!151)Het noodreservewiel is specifiek voor
het voertuig: monteer het niet op andere
voertuigen en monteer ook geen
noodreservewielen van andere modellen
op uw voertuig. Gebruik het
ruimtebesparende reservewiel alleen in
noodgevallen. Gebruik het nooit langer dan
strikt noodzakelijk en rijd nooit harder dan
80 km/h. Op het noodreservewiel is een
oranje sticker aangebracht waarop de
belangrijkste waarschuwingen over het
gebruik en de betreffende beperkingen zijn
vermeld. Verwijder deze sticker nooit en
dek het niet af.
152)Op het noodreservewiel kunnen geen
sneeuwkettingen gemonteerd worden. In
geval van een lekke voorband (aandrijfwiel)
en als er sneeuwkettingen gebruikt moeten
worden, gebruik dan een standaardwiel en
monteer het ruimtebesparende reservewiel
op de achteras. Op deze manier, met twee
normale aandrijfwielen op de vooras,
kunnen sneeuwkettingen gemonteerd
worden (deze aanwijzing is ook geldig voor
4x4 versies).
153)Voer nooit werkzaamheden aan het
ventiel uit. Steek nooit gereedschap, van
welk type ook, tussen de velg en de band.
Controleer regelmatig de spanning van
zowel de banden als het ruimtebesparende
reservewiel, in overeenstemming met de
spanningswaarden die zijn aangegeven in
het hoofdstuk “Technische gegevens”.154)De krik is een gereedschap dat
ontwikkeld en ontworpen is voor het
vervangen van een wiel, als een band lek of
beschadigd raakt, op het voertuig waarbij
de krik is geleverd of bij voertuigen van
hetzelfde model. Elk ander gebruik, bijv. om
andere modellen voertuigen of andere
dingen op te krikken, is ten strengste
verboden. Gebruik hem nooit voor
onderhoud of reparaties onder het voertuig
of om winterbanden te verwisselen voor
zomerbanden of andersom: wij adviseren u
om contact op te nemen met een Fiat
Servicenetwerk. Zorg dat u zich nooit
onder een opgekrikt voertuig bevindt:
gebruik de krik alleen in de aangegeven
standen. Gebruik de krik niet voor
zwaardere lasten dan is aangegeven op
het plaatje op de krik. Start de motor nooit
wanneer de auto opgekrikt is. Als het
voertuig meer dan noodzakelijk is
opgekrikt, kan alles onstabieler worden,
met het risico dat het voertuig met een
harde klap omlaag komt. Krik de auto
daarom alleen zover op als nodig is om
toegang te krijgen tot het noodreservewiel.
155)Zorg voor voldoende werkruimte bij
het opkrikken om schaafwonden aan uw
hand door contact met de grond te
voorkomen. Ook de bewegende delen van
de krik ("wormschroef" en gewrichten)
kunnen verwondingen veroorzaken: raak
deze delen niet aan. In geval van
accidenteel contact met smeervet, het
betreffende deel zorgvuldig schoonmaken.
178
NOODGEVALLEN
Page 181 of 296

FIX&GO AUTOMATIC
KIT
(waar aanwezig)
156) 157)
80)
BESCHRIJVING
De Fix&Go snelle bandenreparatiekit
fig. 142 bevindt zich in de
bagageruimte, in een specifieke doos,
en omvat:
een busje 1 met afdichtmiddel,
voorzien van: een transparante
vulleiding voor het inspuiten van het
afdichtmiddel 4 en een sticker 3 met
daarop het opschrift “Max. 80 km/h”
die na reparatie van de band op een
goed zichtbare plaats moet worden
aangebracht (bijv. op het dashboard);
een compressor 2;
een folder met aanwijzingen voor het
gebruik van de kit;
een paar handschoenen in het
compartiment van de vulleiding van het
flesje 4.
REPARATIEPROCEDURE
Ga als volgt te werk:
stop de auto op een plek die niet
gevaarlijk is voor het verkeer en waar de
procedure op veilige wijze uitgevoerd
kan worden. De grond moet zo mogelijk
vlak en voldoende compact zijn;
zet de motor af, schakel de
noodknipperlichten en de parkeerrem
in;
trek het reflecterende veiligheidsvest
aan voordat u uit de auto stapt (houd u
in elk geval aan de wettelijke
voorschriften van het land waarin u
rijdt);
Plaats het busje 1 met afdichtmiddel
in de daarvoor bestemde ruimte in de
compressor 2 en druk het hard omlaag
fig. 142. Verwijder de sticker met de
indicatie van de snelheid 3 en plak deze
op een duidelijk zichtbare plaats
fig. 143;
doe de handschoenen aan;
verwijder de dop van het ventiel van
de lekke band en sluit de transparante
leiding voor de afdichtingsvloeistof
4 aan en maak deze goed vast fig. 142.
Indien een busje van 250 mm aanwezig
is, is de behuizing van de transparante
leiding voorzien van een verwijderbare
ring om het uitnemen te
vergemakkelijken. Zorg ervoor dat de
AAN-UIT-knop 5 fig. 144 in de uit-stand
staat (knop niet ingedrukt);
142P2000158143P2000162
179
Page 182 of 296

steek de stekker 6 fig. 145 in het
12 V-stopcontact van de auto;
schakel de compressor in door te
drukken op de AAN-UIT-knop 5
fig. 144. Zodra de in het Instructieboek
of het daarvoor bestemde label
vermelde spanning op de meter
7 verschijnt, schakel de compressor
dan weer uit met de AAN-UIT-knop 5;
verwijder het busje 1 van de
compressor door op knop 8 te drukken
en het busje 1 voorzichtig omhoog te
trekken fig. 146.
Als de meter 7 fig. 144 een spanning
van minder dan 1,8 bar / 26 psi
weergeeft 15 minuten nadat de
compressor ingeschakeld werd,
schakel dan de compressor uit,
ontkoppel de vulleiding 4 van het ventiel
van de band en verwijder het busje
1 van de compressor fig. 146.
Verplaats de auto circa 10 m om het
afdichtmiddel te verdelen; stop de auto
op een veilige wijze, schakel de
handrem in en herstel de spanning met
de zwarte vulleiding 9 fig. 147 tot de
vereiste waarde is bereikt.Als ook dan na 15 minuten de spanning
minder dan 1,8 bar / 26 psi is, rij dan
niet verder, maar neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
Na ongeveer 8 km / 5 mijl gereden te
hebben, het voertuig op een veilige en
geschikte plaats zetten, met de
handrem ingeschakeld. Neem de
compressor en herstel de spanning met
de zwarte vulleiding 9 fig. 147.
Als de weergegeven spanning hoger is
dan 1,8 bar / 26 psi, herstel dan de
spanning en rij voorzichtig zo snel
mogelijk naar een dealer van het Fiat
Servicenetwerk. Indien de spanning
echter lager is dan 1,8 bar / 26 psi, rij
dan niet verder, maar neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
144P2000160
145P2000159
146P2000161147P2000163
180
NOODGEVALLEN
Page 183 of 296

OPPOMPEN
Ga als volgt te werk:
stop de auto op een veilige manier,
zoals hierboven beschreven, en schakel
de handrem in;
neem de zwarte vulleiding 9
fig. 147 uit en schroef deze stevig op
het ventiel van de band. Volg de
aanwijzingen in fig. 145 en fig. 147.
Druk op de ontluchtingsknop 10
fig. 144 om eventuele overmatige
bandenspanning weg te nemen.
VERVANGING
FILTERELEMENT
Ga als volgt te werk:
gebruik alleen originele
Fix&Go-filterelementen die kunnen
worden aangeschaft bij het Fiat
Servicenetwerk.
om het busje 1 te verwijderen
fig. 142, druk op de knop 8 fig. 146 en
trek het omhoog.
BELANGRIJK
156)De informatie die vereist is door het
voorschrift dat van toepassing is, staat
vermeld op het etiket van de verpakking
van de Fix&Go kit. Lees het etiket op het
busje vóór gebruik, vermijd oneigenlijk
gebruik. De kit dient gebruikt te worden
door volwassenen en mag niet gebruikt
worden door kinderen.157)BELANGRIJK: Overschrijd de
snelheid van 80 km/h niet. Vermijd abrupt
accelereren of remmen. De Fix&Go-kit
voorziet in een tijdelijke reparatie, daarom
moet de band zo snel mogelijk onderzocht
en gerepareerd worden door een
specialist. Alvorens de kit te gebruiken,
controleren of de band niet buitensporig
beschadigd is en dat de velg in goede
conditie is, gebruik de kit anders niet en bel
pechverhelping. Verwijder vreemde
voorwerpen niet uit de band. Laat de
compressor niet langer dan 20 minuten
achter elkaar aan staan -
oververhittingsgevaar.
BELANGRIJK
80)Het afdichtmiddel werkt bij
buitentemperaturen tussen -40°C en
+55°C. Het afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum. Banden met een
beschadiging van het bandoppervlak tot
een maximale diameter van 6 mm kunnen
hersteld worden. Toon het busje en het
etiket aan het personeel dat de band zal
behandelen die hersteld werd met de
bandenreparatiekit.
NOODSTART
81)
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met startkabels en de
accu van een ander voertuig, of met
een hulpaccu. In elk geval moet de
gebruikte accu een capaciteit hebben
die gelijk is aan of enigszins groter is
dan de lege accu.
BELANGRIJK
Gebruik geen hulpaccu of enige andere
externe voedingsbron met een
spanning hoger dan 12 V: de accu, de
startmotor, de dynamo en het
elektrische systeem van het voertuig
kunnen hierdoor worden beschadigd.
Probeer niet te starten met een
hulpaccu als de accu bevroren is. De
accu kan kapot gaan en ontploffen!
STARTEN MET
HULPACCU
De accu van het voertuig bevindt zich in
de motorruimte, achter de linker
lichtunit.
158) 159) 160) 161)
BELANGRIJK De plusklem (+) van de
accu is voorzien van een beschermkap.
Til dit omhoog om bij de klem te
kunnen komen.
181
Page 184 of 296

Ga als volgt te werk:
schakel de parkeerrem in, zet de
versnellingspook in stand P (Parkeren),
voor versies met automatische
versnellingsbak, of in de vrijstand, voor
versies met handgeschakelde
versnellingsbak, en zet de startinrichting
in STOP;
schakel alle andere elektrische
apparaten in het voertuig uit;
bij gebruik van de accu van een
ander voertuig, het voertuig parkeren
binnen het bereik van de kabels die
gebruikt worden voor de verbinding, de
parkeerrem inschakelen en controleren
of de startinrichting uitgeschakeld is.
BELANGRIJK Het verkeerd uitvoeren
van onderstaande procedure kan leiden
tot ernstige letsel bij mensen of schade
aan het laadsysteem van één of beide
voertuigen. Volg de onderstaande
instructies nauwkeurig op.
Kabels aansluiten
82)
Ga als volgt te werk om de auto te
starten met een hulpaccu fig. 148:
sluit een uiteinde van de pluskabel (+)
aan op de plusklem (+) van het voertuig
met de lege accu;
sluit het andere uiteinde van de
pluskabel (+) aan op de plusklem (+)
van de hulpaccu;
sluit een uiteinde van de minkabel (–)
aan op de minklem (–) van de hulpaccu;
Sluit het andere uiteinde van de
minkabel (–) aan op de massa op de
motor
(een zichtbaar metalen deel
van de motor of de versnellingsbak van
het voertuig met lege accu) uit de buurt
van de accu en het inspuitsysteem;
start de motor van het voertuig met
de hulpaccu, laat de motor enkele
minuten stationair draaien. Start de
motor van het voertuig met lege accu.
Kabel loskoppelen.
Maak, als de motor gestart is, de
kabels in de omgekeerde volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.Als het vaak nodig is om een
noodstart uit te voeren, laat de accu
en het laadsysteem van het voertuig
dan controleren door het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Alle accessoires (bijv.
mobiele telefoons, enz.) aangesloten op
de stopcontacten van het voertuig
verbruiken stroom, ook als ze niet
worden gebruikt. Als deze apparaten te
lang bij afgezette motor aangesloten
blijven, kan de accu leeglopen met
vermindering van de levensduur van de
accu en/of startproblemen tot gevolg.
BELANGRIJK
158)Controleer alvorens de motorkap te
openen of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand STOP staat. Volg
de aanwijzingen op die op het plaatje
onder de motorkap staan. Wij adviseren
om de contactsleutel te verwijderen als er
zich nog inzittenden in het voertuig
bevinden. Alle inzittenden moeten uit het
voertuig stappen nadat de contactsleutel is
uitgenomen of naar de STOP-stand is
gedraaid. Controleer bij het tanken of de
motor is afgezet (en of de contactsleutel in
de stand STOP staat).
148F1B0217C
182
NOODGEVALLEN