Page 17 of 296

Deze toestand kan verkregen worden
door éénmaal op de startknop te
drukken, zonder het rempedaal (versies
met automatische versnellingsbak) of
het koppelingspedaal (versies met
handgeschakelde versnellingsbak) in te
trappen;
AVV: motor starten.
OPMERKING De startinrichting wordt
NIET ingeschakeld als de elektronische
sleutel zich in de bagageruimte bevindt
en de achterklep open staat.
OPMERKING Met de startinrichting op
MAR, zal deze, als het voertuig
30 minuten stilstaat (versies met
handgeschakelde versnellingsbak) of
met de versnellingspook in P (Parkeren)
(versies met automatische
versnellingsbak) en de motor uit,
automatisch naar de stand STOP gaan.
OPMERKING Wanneer de motor draait,
is het mogelijk weg te lopen van de
auto en de elektronische sleutel mee te
nemen. De motor zal blijven lopen. Het
voertuig zal aangeven dat de sleutel niet
aan boord is van het voertuig, wanneer
het portier wordt gesloten.
OPMERKING Als de inrichting de motor
uitschakelt, raadpleeg de paragraaf
“Display” in het hoofdstuk
“Kennismaken met het
instrumentenpaneel”, indien aanwezig,en neem zo spoedig mogelijk contact
op met het Fiat Servicenetwerk.
Zie voor meer informatie over het
starten van de motor de beschrijving in
de paragraaf "Motor starten" in het
hoofdstuk "Starten en rijden".4) 5)
STUURSLOT
Inschakelen
Versies met sleutel zonder
afstandsbediening: wanneer de
startinrichting op STOP staat, de sleutel
verwijderen en het stuurwiel verdraaien
tot het vergrendelt.
BELANGRIJK Als de contactsleutel van
de stand MAR naar de stand STOP is
gedraaid, kan het stuurslot niet
ingeschakeld worden tot de sleutel uit
het contactslot is verwijderd.
Versies met elektronische sleutel: het
stuurslot wordt ingeschakeld wanneer
het bestuurdersportier wordt geopend,
met de knop van de startinrichting op
STOP en een snelheid van minder dan
3 km/h.
Uitschakelen
Versies met sleutel zonder
afstandsbediening: het stuurwiel
enigszins draaien, de sleutel in de stand
MAR zetten.Versies met elektronische sleutel: het
stuurslot wordt ontgrendeld wanneer de
startknop wordt ingedrukt en de
elektronische sleutel herkend wordt.
6) 7)
ATTENZIONE
2)Als er geknoeid is aan het contactslot
(bijv. een poging tot diefstal), dan moet dit
gecontroleerd worden bij het Fiat
Servicenetwerk voordat er verder gereden
wordt.
3)Neem de sleutel altijd mee als het
voertuig wordt verlaten, om te voorkomen
dat iemand onverhoeds gebruik van de
bedieningselementen maakt. Vergeet niet
de elektrische parkeerrem in te schakelen.
Laat kinderen nooit zonder toezicht in de
auto achter.
4)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten strengste
verboden. Dergelijke werkzaamheden
kunnen de prestaties van het systeem en
de garantie in gevaar brengen en het kan
ook ernstige veiligheidsproblemen
veroorzaken of erin resulteren dat de auto
niet meer aan de typegoedkeuring voldoet.
5)Verwijder de mechanische sleutel nooit
terwijl het voertuig rijdt. Het stuurwiel zal
automatisch vergrendeld worden zodra
eraan gedraaid wordt. Dit geldt ook voor
auto's die gesleept worden.
15
Page 18 of 296

6)Alvorens het voertuig te verlaten ALTIJD
de parkeerrem inschakelen, de wielen
draaien, de eerste versnelling inschakelen
bij een helling omhoog en de
achteruitversnelling bij een helling omlaag.
Zet de versnellingspook, bij versies met
automatische versnellingsbak, in P
(Parkeren) en druk op de startinrichting om
deze op STOP te zetten. Als het voertuig
op een steile helling wordt geparkeerd,
blokkeer de wielen dan met of wiggen of
stenen. Wanneer u de auto verlaat, moeten
altijd alle portieren vergrendeld zijn door te
drukken op de speciale knop op de hendel
(zie "Sleutelloze toegang" in de paragraaf
"Portieren").
7)Voor versies uitgerust met een Volledig
Sleutelloos systeem, de elektronische
sleutel niet in of in de buurt van de auto
achterlaten noch op een plaats die
toegankelijk is voor kinderen. Laat het
voertuig niet achter met de startinrichting in
stand MAR. Een kind zou de elektrische
ruitbediening, andere bedieningselementen
kunnen activeren of zelfs het voertuig
kunnen starten.FIAT CODE
Het Fiat Codesysteem verhindert
ongeautoriseerd gebruik van het
voertuig, door het starten van de motor
onmogelijk te maken.
Het systeem hoeft niet te worden
in-/uitgeschakeld: de werking is
automatisch, onafhankelijk van het feit
of de portieren van het voertuig al dan
niet zijn vergrendeld.
Wanneer de startinrichting op MAR
wordt gezet, identificeert het Fiat
Codesysteem de code die door de
sleutel wordt verzonden. Als de code
herkend wordt als geldig, maakt het
Fiat Codesysteem het starten van de
motor mogelijk.
Wanneer de startinrichting weer naar
STOP wordt gezet, schakelt het Fiat
Codesysteem de motorregeleenheid uit,
zodat de motor niet gestart kan
worden.
Zie voor de correcte procedures om de
motor te starten, de aanwijzingen in de
paragraaf "De motor starten" in het
hoofdstuk "Starten en rijden".ONREGELMATIGE WERKING
Als de code van de sleutel, tijdens het
starten, niet correct herkend wordt,
wordt het pictogramop het
instrumentenpaneel weergegeven (zie
de aanwijzingen in paragraaf "Lampjes
en berichten" in hoofdstuk
"Kennismaking met het
instrumentenpaneel"). Deze
omstandigheid leidt er toe dat de motor
na 2 seconden wordt uitgeschakeld.
Zet in dat geval de startinrichting op
STOP en daarna op MAR; als de motor
geblokkeerd blijft, probeer het dan met
de andere bijgeleverde sleutels. Neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk
als de motor nog steeds niet gestart
kan worden.
Als het
pictogram tijdens het rijden
wordt weergegeven, betekent dit dat
het systeem een zelfdiagnose uitvoert
(bijv. bij een spanningsval). Neem, als
het probleem aanhoudt, contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
16
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 19 of 296

ALARM
Activering van het alarm leidt tot een
geluidssignaal en het knipperen van de
richtingaanwijzers.
BELANGRIJK Het alarm is door de
Fabrikant aangepast om te voldoen aan
de eisen in de verschillende landen
waar het voertuig op de markt wordt
gebracht.
INSCHAKELEN VAN HET
ALARM
(indien aanwezig)
Richt, bij gesloten portieren, motorkap
en achterklep en met de startinrichting
in de stand STOP, de sleutel met
afstandsbediening of elektronische
sleutel op het voertuig en druk op de
toets "
FIAT" en laat de toets los.
Bij versies met een elektronische sleutel
kan het alarm ook worden ingeschakeld
door te drukken op het "portierslot" op
de buitenhandgreep van het portier. Zie
voor nadere informatie de paragraaf
Keyless Entry, een paar pagina's
verderop.
Het systeem zendt een visueel en
akoestisch signaal uit (indien aanwezig)
en maakt het vergrendelen van de
portieren mogelijk.Als het alarm in ingeschakeld, gaat
controlelampje A fig. 7 op het
instrumentenpaneel knipperen.
Voordat het alarm wordt geactiveerd,
wordt een zelfdiagnose uitgevoerd: als
een storing wordt gevonden, dan
weerklinkt nogmaals een geluidssignaal.
De portieren kunnen altijd zonder de
activering van het alarm vergrendeld
worden door de metalen baard van de
sleutel in het slot van het
bestuurdersportier te steken.
BELANGRIJK Het alarm, als dit eerder
geactiveerd was, zal niet gedeactiveerd
worden als de deuren worden
ontgrendeld door de metalen baard in
het slot van het bestuurdersportier te
steken. Het alarm kan gedeactiveerd
worden door de contactsleutel te
draaien op MAR of met een druk op de
knop
op de afstandsbediening.UITSCHAKELEN VAN HET
ALARM
BELANGRIJK Wanneer de portieren
met de metalen baard van de sleutel
centraal worden ontgrendeld, wordt het
alarm niet uitgeschakeld.
BUITEN WERKING
STELLEN VAN HET
ALARM
Om het alarm volledig buiten werking te
stellen (bijv. als het voertuig lang niet
wordt gebruikt), de portieren afsluiten
door de metalen baard van de sleutel
met afstandsbediening in het slot om te
draaien.
BELANGRIJK Wanneer de batterijen
van de sleutel met afstandsbediening
leeg zijn, of als er een storing in het
alarmsysteem is vastgesteld, dan kan
het systeem buiten werking worden
gesteld door de sleutel in het
contactslot in de stand MAR te zetten.
7F1B0015C
17
Page 20 of 296

PORTIEREN
PORTIEREN
VERGRENDELEN/
ONTGRENDELEN VAN
BINNENUIT
Centrale vergrendeling/
ontgrendeling
Als alle portieren goed gesloten zijn
worden ze automatisch vergrendeld
zodra het voertuig de snelheid van
20 km/h overschrijdt (functie
"Autoclose"). Deze functie kan ook
uitgeschakeld worden via het menu op
het instrumentenpaneel.
Om de portieren te vergrendelen, op de
knop
op de bekleding van het
voorportier fig. 8 drukken.
Om de portieren te ontgrendelen, op de
knop
drukken.Handmatige vergrendeling/
ontgrendeling
De portieren kunnen ook
vergrendeld/ontgrendeld worden door
voorziening A fig. 9, ingebouwd in de
binnenhandgrepen van de
voorportieren, te draaien.
De bediening van de voorziening van
het achterportier vergrendelt alleen het
betreffende portier.
Stand 1: portier ontgrendeld
Stand 2
: portier vergrendeld
Door het bedienen van de hendel van
de voorportieren worden alle portieren
en de achterklep ontgrendeld.
PORTIEREN
VERGRENDELEN/
ONTGRENDELEN VAN
BUITENAF
Portieren vergrendelen van buitenaf
Druk, bij gesloten portieren, op de knop
"FIAT" op de sleutel of steek en
draai de metalen baard in het slot van
het bestuurdersportier.
2)
Portieren ontgrendelen van buitenaf
Druk op de knop
op de sleutel of
steek en draai de metalen baard in het
slot van het bestuurdersportier.
PASSIVE ENTRY(indien aanwezig)
3)
Het Keyless Entry-systeem kan de
aanwezigheid van een elektronische
sleutel in de buurt van de portieren en
de achterklep identificeren.
Met het systeem kunnen de portieren
(of de achterklep) vergrendeld/
ontgrendeld worden zonder een toets
op de elektronische sleutel te hoeven
indrukken.
8F1B0024C
9F1B0017C
18
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 21 of 296

Als het systeem vaststelt dat de
elektronische sleutel buiten het voertuig
geldig is, kan de bezitter van de sleutel
gewoon een van de handgrepen van de
voorportieren vastpakken om het alarm
uit te schakelen en het
openingsmechanisme van het portier
en de achterklep te ontgrendelen.
Waar de functie aanwezig is, worden
door het vastpakken van de handgreep
van het bestuurdersportier alle portieren
geopend, afhankelijk van de via het
menu van het display of het
Uconnect™systeem ingestelde
modus.
Portiervergrendeling
Ga als volgt te werk om de portieren te
vergrendelen:
zorg ervoor dat u uw elektronische
sleutel heeft en in de buurt bent van de
bestuurders- of passagiershendel;
druk op de knop voor
"portiervergrendeling" A fig. 10 op de
handgreep: alle portieren en de
achterklep worden vergrendeld. Met de
vergrendeling van de portieren wordt
ook het alarm geactiveerd (waar
aanwezig).
BELANGRIJK Na het indrukken van de
knop "portiervergrendeling" met u twee
seconden wachten voordat de
portieren weer ontgrendeld kunnen
worden met behulp van de handgreep
van het portier. Het is dus mogelijk om
te controleren of het voertuig correct is
vergrendeld door binnen 2 seconden
aan de handgreep te trekken. De
portieren zullen niet weer ontgrendeld
worden.
BELANGRIJK Probeer niet tegelijkertijd
te vergrendelen en ontgrendelen met
de hendel (zie fig. 11 ).Opening bestuurdersportier in geval
van nood
Als de elektronische sleutel niet
functioneert (bijvoorbeeld omdat de
batterij leeg is), kan de metalen baard in
de sleutel in ieder geval gebruikt
worden om het slot van het portier aan
de bestuurderszijde te openen.
Ga als volgt te werk om de metalen
baard tevoorschijn te halen:
druk op punt A fig. 12 en klap de
metalen baard B uit;
10F1B0063C11F1B0251C
19
Page 22 of 296

steek de metalen baard in het slot
van het bestuurdersportier en draai
hem om het portier te ontgrendelen.
Vergrendeling achterklep
Druk, bij het naderen van de achterklep
met een geldige elektronische sleutel,
op de ontgrendelknop fig. 13 onder de
handgreep van de achterklep om de
bagageruimte te vergrendelen/
ontgrendelen.
OPMERKING Als een alarmsysteem
aanwezig is, zal dit tijdelijk worden
uitgeschakeld in de bagageruimte. Het
alarmsysteem wordt weer geactiveerd
zodra de bagageruimte gesloten is.De achterklep kan in elk geval altijd
vergrendeld worden door te drukken op
de knop
op de elektronische sleutel
of op het binnenste portierpaneel.
OPMERKING Het slot van de
achterklep zorgt tevens voor een
centrale vergrendeling van alle
portieren. Het openen van de
bagageruimte wordt uitgeschakeld
wanneer de auto rijdt.
DEAD LOCK(waar aanwezig)
8)
Deze veiligheidsvoorziening verhindert
de werking van de binnenhandgrepen
en de toets voor vergrendeling/
ontgrendeling van de portieren.Het systeem inschakelen
Het systeem wordt op alle portieren
ingeschakeld door twee keer snel op de
toets
"FIAT" op de sleutel met
afstandsbediening te drukken.
Het systeem uitschakelen
Het systeem wordt in de volgende
gevallen automatisch uitgeschakeld:
wanneer de portieren ontgrendeld
worden (door op de knop
op de
sleutel met afstandsbediening te
drukken);
wanneer de startinrichting op MAR
wordt gezet.
KINDERSLOT
9) 10)
Dit systeem zorgt ervoor dat de
achterportieren van binnenuit niet
geopend kunnen worden.
12F1B0020C13F1B0166C
20
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 23 of 296

Het fig. 14 systeem kan alleen bij
geopende portieren worden
ingeschakeld:
stand: kinderslot ingeschakeld
(portier vergrendeld);
stand: kinderslot uitgeschakeld
(portier kan van binnenuit worden
geopend).
Het kinderslot blijft ingeschakeld ook als
de portieren elektrisch ontgrendeld
worden.
BELANGRIJK De achterportieren
kunnen niet van binnenuit worden
geopend als het kinderslot is
ingeschakeld.
ATTENZIONE
8)Als het Dead Lock systeem is
ingeschakeld, dan is het niet meer mogelijk
om de portieren vanuit het interieur te
openen. Controleer daarom, voordat de
auto wordt verlaten, of er niemand meer in
de auto aanwezig is.
9)Laat kinderen NOOIT zonder toezicht
achter in de auto, laat staan dat u de auto
verlaat met ontgrendelde portieren op een
plaats die gemakkelijk toegankelijk is voor
kinderen. Kinderen kunnen zich ernstig of
zelfs dodelijk verwonden. Zorg er ook voor
dat kinderen de elektrische parkeerrem, het
rempedaal of de pook van de
automatische versnellingsbak niet per
ongeluk kunnen bedienen.
10)Gebruik dit systeem altijd wanneer er
kinderen worden vervoerd. Controleer na
inschakeling van het kinderslot bij beide
achterportieren of het slot daadwerkelijk is
ingeschakeld door aan de handgreep aan
de binnenzijde van de portieren te trekken.
AVVERTENZA
2)Verzeker u ervan de sleutel mee te
nemen nadat een portier of de achterklep is
vergrendeld, om te voorkomen dat de
sleutel zelf in het voertuig wordt
opgesloten. Als de sleutel binnen is
opgesloten, kan hij alleen teruggekregen
worden met de bijgeleverde tweede sleutel.3)De werking van het herkenningssysteem
is afhankelijk van verschillende factoren,
zoals bijvoorbeeld elke interferentie van
elektromagnetische golven van externe
bronnen (bijv. mobiele telefoons), de
laadtoestand van de batterij in de
elektronische sleutel en de aanwezigheid
van metalen voorwerpen in de buurt van de
sleutel of het voertuig. In die gevallen is het
nog steeds mogelijk de portieren te
ontgrendelen met behulp van de metalen
baard in de elektronische sleutel (zie
beschrijving op de volgende pagina's).
14F1B0023C
21
Page 24 of 296

STOELEN
VOORSTOELEN MET
HANDMATIGE
VERSTELLING
11)
4)
Afstelling in de lengte
Til hendel A fig. 15 omhoog en duw de
stoel naar voren of naar achteren.
12)
BELANGRIJK Voer de verstelling uit
terwijl u op de betreffende stoel zit
(bestuurderszijde of passagierszijde).
Afstelling in de hoogte
Zet hendel B omhoog of omlaag om de
gewenste hoogte in te stellen.
BELANGRIJK Voer de verstelling uit
terwijl u op de betreffende stoel zit
(bestuurderszijde of passagierszijde).
Afstelling rugleuning
Verplaats hendel C om de hoek van de
rugleuning af te stellen, help daarbij met
de beweging van de romp (bedien de
hendel tot de gewenste stand is bereikt,
laat hem daarna los).
Elektrisch verstelbare lendensteun
Druk, met de startinrichting op MAR, op
knop A fig. 16 om de steun van de
lendenzone te verstellen, tot het
maximale comfort tijdens het rijden is
verkregen.
ELEKTRISCH
VERSTELBARE
VOORSTOELEN
(indien aanwezig)
5)
De knoppen voor elektrische verstelling
van de stoel bevinden zich aan de
buitenkant van de stoel, vlakbij de vloer.
Deze knoppen kunnen gebruikt worden
om de stoel in de hoogte, in de lengte
ten opzichte van het voertuig en de
hoek van de rugleuning te verstellen.
Hoogteregeling
Bedien de voor- of achterkant van
schakelaar A fig. 17 om de hoogte
en/of de hoek van het stoelkussen te
verstellen.
15F1B0019C
16F1B0016C
17F1B0018C
22
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG