Dit Instructieboek is bedoeld om de bedrijfsomstandigheden van het voertuig te verduidelijken.
Voor de enthousiaste gebruiker die de inzichten, curiositeiten en gedetailleerde informatie over de eigenschappen en functies van het
voertuig wil weten, biedt Fiat de gelegenheid om een speciaal gedeelte te raadplegen dat beschikbaar is in elektronisch formaat.
ONLINE INSTRUCTIEBOEK
Het volgende symbool is weergegeven in de tekst van het Instructieboek, naast de onderwerpen waarvoor updates worden verschaft.
Ga naar de website www.mopar.eu/owner
en open uw persoonlijke zone.
Op de pagina “Onderhoud en zorg” vindt u alle informatie over uw voertuig en de link om toegang te krijgen tot eLUM, waar u alle details van het
Instructieboek zult kunnen vinden.
Of ga voor toegang tot deze informatie naar de website http://aftersales.fiat.com/elum/
.
De eLUMwebsite is gratis en zal u in de gelegenheid stellen, naast heel veel andere dingen, gemakkelijk de boorddocumenten te raadplegen van alle
andere voertuigen van de Group.
Veel leesplezier en goede reis!
Beste klant,
Wij feliciteren u en bedanken u dat u voor een Fiat hebt gekozen.
Wij hebben dit boekje opgesteld om u te helpen alle kenmerken van dit voertuig te leren kennen en het op de beste manier te
gebruiken.
Dit boekje bevat informatie, adviezen en belangrijke waarschuwingen voor een juist gebruik van het voertuig, zodat u het
maximum uit de technologische eigenschappen van uw Fiat 500X kunt halen.
Het wordt geadviseerd het eerst helemaal te lezen voordat u voor de eerste keer de weg op gaat, om bekend te raken met de
bedieningselementen en met name die elementen die betrekking hebben op de remmen, stuurinrichting en versnellingsbak,
tegelijkertijd kunt u het gedrag van het voertuig op verschillende wegdekken begrijpen.
In dit document vindt u een beschrijving van de speciale kenmerken en tips, evenals essentiële informatie over veilig rijden,
onderhoud van en zorg voor uw Fiat 500X.
Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in de toekomst
gemakkelijk kunt raadplegen en om zeker te weten dat het aan boord van het voertuig is indien dat verkocht wordt.
In het bijgevoegde Garantieboekje vindt u ook een beschrijving van de Diensten die Fiat haar klanten biedt, het
Garantiecertificaat en de details van de voorwaarden om de geldigheid ervan te behouden.
Wij zijn ervan overtuigd dat u met behulp van deze middelen spoedig vertrouwd zult raken met uw nieuwe auto en de service
van de mensen bij Fiat zult waarderen.
Veel leesplezier gewenst .. en goede reis!
In dit instructieboek zijn alle versies van de Fiat 500X beschreven. Opties, uitrusting die bestemd is voor bepaalde
markten of versies zijn niet expliciet in de tekst aangegeven: derhalve dient uitsluitend de informatie in
beschouwing te worden genomen die betrekking heeft op het uitrustingsniveau, de motor en de versie die u
gekocht hebt. Bijzonderheden die tijdens de fabricage van het model geïntroduceerd zijn, behalve het speciale
verzoek om opties op het moment van de aanschaf, zullen aangegeven worden met de tekst(indien aanwezig).
Alle in deze publicatie vermelde gegevens zijn bedoeld om u te helpen uw voertuig op de best mogelijke wijze te
gebruiken. FCA Italy S.p.A. streeft naar een constante verbetering van de gefabriceerde voertuigen. Daarom
behoudt zij zich het recht voor wijzigingen aan het beschreven model aan te brengen om technische en/of
commerciële redenen.
Neem voor meer informatie contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Terugzetten van de rugleuningen
Plaats de veiligheidsgordels opzij en
controleer of ze goed uitgetrokken en
niet verdraaid zijn.
Til de rugleuningen op en druk de ze
naar achteren zodat beide
vergrendelingen hoorbaar vastklikken.
Controleer visueel of de rode
merktekens van het
ontgrendelingsmechaniek A
fig. 19 onzichtbaar zijn. De rode tekens
geven aan dat de rugleuning niet is
vastgezet.
BELANGRIJK
11)Voer de aanpassingen alleen uit
wanneer de auto stilstaat.
12)Controleer na het loslaten van de
hendel of de stoel goed geblokkeerd is
door te proberen hem naar voren en naar
achteren te schuiven. Als de stoel niet
geblokkeerd is, kan hij plotseling
verschuiven met mogelijk controleverlies
over de auto tot gevolg.
13)Zorg ervoor dat de rugleuningen aan
beide zijden (niet zichtbare "rode
merktekens) goed zijn vergrendeld om te
voorkomen dat deze bij bruusk remmen
naar voren kunnen klappen en zo eventueel
de passagiers kunnen verwonden.
BELANGRIJK
4)De bekleding van uw voertuig is
ontworpen om bestand te zijn tegen slijtage
bij normaal gebruik van het voertuig. Er
moeten wel enkele voorzorgsmaatregelen
getroffen worden. Vermijd excessief
schuren tegen kledingaccessoires zoals
metalen gespen en klittenband die, als ze
veel druk uitoefenen in een klein gebied,
zouden kunnen afbreken, met beschadiging
van de bekleding als gevolg.
5)Leg geen voorwerpen onder de
elektrisch verstelbare stoel en belemmer de
beweging van de stoel niet want dan
kunnen de bedieningselementen
beschadigd raken. De bekleding van uw
voertuig is ontworpen om bestand te zijn
tegen slijtage bij normaal gebruik van het
voertuig. Er moeten wel enkele
voorzorgsmaatregelen getroffen worden.
Vermijd excessief schuren tegen
kledingaccessoires zoals metalen gespen
en klittenband die, als ze veel druk
uitoefenen in een klein gebied, zouden
kunnen afbreken, met beschadiging van de
bekleding als gevolg. Ze kunnen ook het
bewegingsbereik van de stoel beperken.
6)Verwijder voordat de rugleuning wordt
ingeklapt alle voorwerpen die op de zitting
liggen.
HOOFDSTEUNEN
VOOR
14)
Verstellen
Deze kunnen op 4 hoogtestanden
worden afgesteld (volledig omhoog /
2 tussenstanden / volledig omlaag).
Omhoog verstellen: breng de
hoofdsteun omhoog tot deze op zijn
plaats vastklikt.
Omlaag verstellen: druk op knop A
fig. 20 en breng de hoofdsteun omlaag.
Verwijderen
Ga als volgt te werk om de hoofdsteun
te verwijderen:
Klap de rugleuning naar voren (om te
voorkomen dat de hoofdsteun het dak
raakt);
20F1B0029C
24
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Automatische inschakeling
grootlicht
(indien aanwezig)
Om andere weggebruikers niet te
hinderen, wordt het grootlicht
automatisch uitgeschakeld wanneer er
voertuigen uit de tegengestelde richting
naderen of wanneer u achter een
voertuig in dezelfde richting rijdt.
Deze functie kan ingesteld worden via
het menu van het display (zie de
aanwijzingen in de paragraaf "Display",
hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel"); de
lichtschakelaarring moet op AUTO
worden geplaatst om de functie in te
schakelen.
Druk om de functie te activeren de
hendel naar het instrumentenpaneel toe
(deze positie blijft gehandhaafd): het
lampje
op het instrumentenpaneel
licht op. Als het grootlicht brandt,
brandt ook het licht
. Als de auto
wordt afgezet in de hiervoor
beschreven instelling, zal als die
opnieuw wordt gestart de automatische
grootlichtfunctie opnieuw moeten
worden ingesteld: plaats de hendel in
de centrale stand en duw hem naar het
instrumentenpaneel toe, net als
eerder.
154
Wanneer de snelheid hoger is dan
40 km/h en de functie actief is, wordt
deze, als de hendel weer in de stabiele
centrale stand gezet wordt,
uitgeschakeld en gaat het grootlicht uit.
Als de snelheid lager is dan 15 km/h en
de functie ingeschakeld is, schakelt het
systeem het grootlicht automatisch uit.
Als de hendel in de centrale stabiele
stand wordt getrokken en dan opnieuw
naar het instrumentenpaneel toe wordt
gedrukt en daar wordt gelaten, wordt
dit opgevat als een verzoek tot
permanente inschakeling van het
grootlicht: het lampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en
het grootlicht blijft aan tot de rijsnelheid
weer boven 40 km/h uitkomt. Boven
deze snelheid wordt de functie
automatisch opnieuw geactiveerd en
het lampje
op het
instrumentenpaneel gaat weer branden.
Om de functie uit te schakelen, moet de
lichtschakelaarring naar de stand
worden gedraaid.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de linkerhendel A fig. 30 in de
(stabiele) stand:
omhoog: wordt de richtingaanwijzer
rechts ingeschakeld;
omlaag: wordt de richtingaanwijzer links
ingeschakeld.Het lampje
of respectievelijkgaat
op het instrumentenpaneel knipperen.
De richtingaanwijzers worden
automatisch uitgeschakeld wanneer het
stuurwiel wordt rechtgezet of wanneer
de dagrijlichten (DRL)/parkeerlichten
worden ingeschakeld.
"Rijbaanwissel"-functie
Zet, als u het verwisselen van rijstrook
wilt aangeven, de linkerhendel korter
dan een halve seconde in de instabiele
stand.
De richtingaanwijzer aan de gekozen
kant knippert vijf maal en wordt
vervolgens automatisch uitgeschakeld.
HOOGTEREGELING
INSTELLING
KOPLAMPEN
Hoogteregeling koplampen
De hoogteregeling koplampen werkt
met de startinrichting op MAR en
ingeschakeld dimlicht.
Om te verstellen ring A fig. 31 draaien.
Stand 0: 1 of 2 inzittenden op de
voorstoelen;
Stand 1: 4 of 5 inzittenden;
Stand 2: 4 of 5 inzittenden + bagage
in de bagageruimte;
Stand 3: bestuurder + maximum
toegestane lading uitsluitend in de
bagageruimte.
31
Tijdregeling plafondverlichting
Bij sommige versies zijn er om het
in-/uitstappen in het donker en op
slecht verlichte plaatsen te
vergemakkelijken twee tijdregelingen
voorzien.
Tijdregeling bij het instappen
Tijdregeling bij het uitstappen.
RUITENWISSERS/
ACHTERRUITWISSER
Deze werken alleen met de
startinrichting in de stand MAR.
RUITENWISSER/-
SPROEIER
Werking
7) 8)
20)
Draaischakelaar A fig. 33 kan in de
volgende standen gezet worden:
ruitenwisser uit.
wissen met vaste interval (langzaam)
snelheidgebonden intervalwerking
LOconstant langzaam wissen
HIconstant snel wissen
MIST-functieBeweeg de hendel omhoog (onstabiele
stand) om de MIST-functie
in te
schakelen: de werking wordt beperkt
tot de tijd dat de hendel in deze stand
wordt gehouden. Bij het loslaten keert
de hendel terug naar de beginstand en
wordt de werking van de ruitenwisser
voorruit automatisch gestopt.
BELANGRIJK Met deze functie wordt
de ruitensproeier niet geactiveerd; er
wordt dus geen ruitensproeiervloeistof
op de voorruit gesproeid. Om
ruitensproeiervloeistof op de voorruit te
sproeien, moet de sproeifunctie
gebruikt worden. Met draaischakelaar A
fig. 33 in stand
, worden de
ruitenwissers niet ingeschakeld. In
stand
duurt de pauze tussen de
slagen van de ruitenwisser
10 seconden, ongeacht de rijsnelheid.
In stand
is de pauze tussen twee
slagen van de ruitenwisser ingesteld
volgens de rijsnelheid: naarmate de
rijsnelheid toeneemt, neemt de tijd
tussen twee slagen af. In standLOof
HIbewegen de ruitenwissers constant,
oftewel zonder pauze tussen twee
slagen.
"Intelligente" wis-/wasfunctie
Trek de hendel naar het stuur (instabiele
stand) om de ruitensproeier in te
schakelen.
33F1B0635C
33
DISPLAY
BESCHRIJVING
Het voertuig is uitgerust met een
display waarop nuttige informatie voor
de bestuurder weergegeven kan
worden tijdens het rijden.
Op het display fig. 57 wordt de
volgende informatie weergegeven:
A: tijd, Gear Shift Indicator (waar
aanwezig), inschakeling versnelling
(alleen versies met automatische
versnellingsbak), buitentemperatuur,
kompasaanduidingen (waar aanwezig),
datum.
B: voertuigsnelheid,
waarschuwingsberichten/alle
storingsindicaties.
C: totaal aantal afgelegde kilometers
(of mijlen) en symbolen van alle
storingsindicaties.
GEAR SHIFT INDICATOR
(waar aanwezig)
De Gear Shift Indicator (GSI) adviseert
de bestuurder wanneer een andere
versnelling ingeschakeld moet worden
via een speciaal bericht op het display.
Via de GSI wordt de bestuurder
geïnformeerd dat een andere versnelling
brandstofbesparing kan opleveren.
Wanneer het pictogram SHIFT UP (
SHIFT) op het display wordt
weergegeven, geeft de GSI het advies
om een hogere versnelling in te
schakelen, terwijl wanneer het
pictogram SHIFT DOWN (
SHIFT)
wordt weergegeven, de bestuurder
geadviseerd wordt een lagere
versnelling in te schakelen.De aanduiding op het display blijft
branden tot er een versnelling wordt
ingeschakeld of de rijomstandigheden
terugkeren naar een situatie waarin
schakelen niet nodig is om het verbruik
te optimaliseren.
BEDIENINGSKNOPPEN
Deze bevinden zich aan de linkerkant
van het stuurwiel fig. 58.
Hiermee kan de bestuurder de opties in
het Hoofdmenu van het display
selecteren en bedienen (zie paragraaf
"Hoofdmenu").
/: druk de knoppen in en
laat ze los voor toegang tot het
hoofdmenu en om omhoog en omlaag
door het menu en de submenu's te
bladeren.
57F1B0179C
58F1B0183C
55
De RESET-procedure moet worden
uitgevoerd:
elke keer dat de bandenspanning
wordt gewijzigd;
wanneer ook maar één wiel
verwisseld wordt;
wanneer de banden worden
gedraaid of omgewisseld;
wanneer het ruimtebesparende
reservewiel wordt gemonteerd.
Pomp, voordat de RESET-procedure
wordt uitgevoerd, de banden tot de
juiste bandenspanning op, vermeld in
de bandenspanningstabel (zie de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens").
Als de RESET-procedure niet wordt
uitgevoerd kan, in alle bovenstaande
gevallen, het waarschuwingslampje
onjuiste aanduidingen over een of
meer banden geven.
Om de RESET-procedure uit te voeren,
bij stilstaande auto en de contactsleutel
op MAR, het Hoofdmenu als volgt
gebruiken:
ga naar "Info voertuig" en vervolgens
naar "Reset bandenspanning";
druk op de toets "OK" en houd deze
ingedrukt (langer dan 2 seconden);
op het display wordt de voortgang
van de procedure weergegeven (met
een grafische balk) tot de RESET is
voltooid.Na afronding van de resetprocedure
verschijnt op het display het bericht
"Reset opgeslagen" wat aangeeft dat
het inleren is gestart, en klinkt er een
geluidssignaal. Als de "inleerprocedure"
van het iTPMS-systeem niet correct is
uitgevoerd, klinkt er geen
geluidssignaal.
BEDRIJFSOMSTANDIGHEDEN
Het systeem is actief bij snelheden van
meer dan 15 km/h.
In enkele situaties zoals sportief rijden,
bijzondere omstandigheden van het
wegdek (bijv. ijs, sneeuw, onverharde
wegen) kan de signalering vertraagd
worden of kan het gelijktijdige
spanningsverlies van meer dan een
band slechts gedeeltelijk gedetecteerd
worden.
Onder speciale omstandigheden (bijv.
auto asymmetrisch beladen aan één
kant, beschadigde of versleten band,
montage van het noodreservewiel,
gebruik van de "Fix&Go Automatic"
bandenreparatiekit, gebruik van
sneeuwkettingen, verschillende banden
op de assen gemonteerd) kan het
systeem onjuiste indicaties geven of
tijdelijk worden uitgeschakeld.Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld
is, knippert het lampje
ongeveer
75 seconden en blijft daarna vast
branden; tegelijkertijd wordt op het
display een bericht weergegeven en
verschijnen naast de vorm van de auto,
naast iedere band de symbolen "– –".
Deze waarschuwing wordt ook
weergegeven na het afzetten en
opnieuw starten van de motor, als de
correcte bedrijfsomstandigheden niet
hersteld zijn.
In het geval van abnormale signalen,
wordt het aanbevolen om de
RESET-procedure uit te voeren. Als de
aanduidingen na een succesvolle
RESET weer worden weergegeven,
controleer dan of om alle vier de wielen
dezelfde banden zitten en of de banden
niet beschadigd zijn. Breng zo snel
mogelijk de standaardband weer aan in
plaats van het noodreservewiel,
verwijder de sneeuwkettingen (indien
mogelijk), controleer de
gewichtsverdeling en herhaal de
RESET-procedure door over een
schone, geasfalteerde weg te rijden.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk, als de aanduidingen
aanhouden.
94
VEILIGHEID
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met
de rug tegen de rugleuning zit.
Pak, om de gordel om te leggen, gesp
A fig. 68 en steek deze in de sluiting B,
totdat de klik van het vergrendelen
wordt gehoord.
Als tijdens het uittrekken de gordel
blokkeert, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Druk, om de gordel los te maken, op
knop C fig. 68 en begeleid de gordel
tijdens het teruglopen met de hand,
zodat hij niet draait.
71) 72)
De oprolautomaat kan blokkeren als het
voertuig op een steile helling staat: dit is
normaal. Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als de gordel snel wordt
uitgetrokken of bij hard remmen,
botsingen en bij bochten die op hoge
snelheid worden genomen.
Eenmaal zittend op de stoel, de
achterste veiligheidsgordels omleggen
zoals getoond in fig. 69.
BELANGRIJK Wanneer de achterbank
vanuit ingeklapte stand teruggezet
wordt in de stand voor normaal
gebruik, zorg er dan voor dat de
veiligheidsgordels goed geplaatst zijn,
zodat ze altijd beschikbaar zijn.HOOGTE VAN DE
VEILIGHEIDSGORDEL
INSTELLEN
73) 74)
Er zijn vijf verschillende
hoogteverstellingen mogelijk.
Om de hoogte aan de bovenkant in te
stellen, van boven naar onder, moeten
knoppen A fig. 70 (aan beide zijden van
handgreep B) tegelijk (naar elkaar)
worden ingedrukt, en moet de
handgreep naar beneden geschoven
worden.
Om de hoogte aan de kant van de ruit
in te stellen, van boven naar onder,
moet handgreep B verschoven worden
(zonder iets in te drukken).
68F1B0101C
69F1B0382C
70F1B0103C
97