
Meldingen op het display
Melding op display
BLIND SPOT ASSISTBLIND-SPOT ASSIST-SYSTEEM
Geblokkeerde sensor: in geval van een storing van de sensor van het Blind
Spot Assist-systeem, wordt een melding op het display weergegeven. In dit geval
branden de leds op de buitenspiegels continu. Maak de bumper vrij van alle
obstakels of maak hem schoon.
Systeem niet beschikbaar: ingeval geen Blind Spot Assist-systeem aanwezig is,
wordt een melding op het display weergegeven. In dit geval branden de leds op
de buitenspiegels continu. De uitgebleven werking van het systeem kan te wijten
zijn aan onvoldoende spanning van de accu of andere storingen in de elektrische
installatie. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk om de
elektrische installatie te laten controleren.
Storing Blind Spot Assist-systeem: in geval van een storing van het Blind Spot
Assist-systeem, wordt een melding op het display weergegeven. In dat geval zijn
de leds op de buitenspiegels gedoofd. Er wordt ook een geluidssignaal
voortgebracht. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
DYNAMIC STEERING TORQUEDST SYSTEEM (Dynamic Steering Torque)
Een speciaal bericht wordt weergegeven in geval van storing van het
DST-systeem. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
PARK ASSISTACTIVE PARK ASSIST (waar aanwezig)
Tijdelijke storing parkeersensoren: een speciaal bericht wordt weergegeven,
in geval van een tijdelijke storing van de parkeersensoren. Als het probleem nog
aanwezig is na het reinigen van de zone van de parkeersensoren, contact
opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
Permanente storing parkeersensoren: een speciaal bericht wordt
weergegeven, in geval van een permanente storing van de parkeersensoren. De
uitgebleven werking van het systeem kan te wijten zijn aan onvoldoende spanning
van de accu of andere storingen in de elektrische installatie. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
LANE ASSISTLANE ASSIST SYSTEEM
Camera afgeschermd: er verschijnt een speciaal bericht op het display in geval
van vuil op de voorruit dat afbreuk kan doen aan de correcte werking van de
camera. Maak in dit geval de voorruit schoon met een zachte, schone doek, en let
op geen krassen te maken. Als de storing zich blijft voordoen, neem dan zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
77

54)Het Hill Hold-systeem is geen
parkeerrem; laat het voertuig dus nooit
achter zonder de elektrische parkeerrem te
hebben aangetrokken, de motor te hebben
uitgeschakeld en de eerste versnelling te
hebben ingeschakeld, zodat de
geparkeerde auto in veilige
omstandigheden verkeert (lees ook de
paragraaf "Parkeren" in het hoofdstuk
"Starten en rijden").
55)Er kunnen situaties op kleine hellingen
(minder dan 8%) voorkomen waarin, bij
beladen voertuig, het Hill Hold-
controlesysteem niet in werking treedt en
de auto zich iets naar achteren verplaatst,
waardoor het risico op een botsing met
een ander voertuig of voorwerp toeneemt.
De bestuurder is in elk geval
verantwoordelijk voor een veilige rijstijl.
56)DST is een hulp voor bij het rijden en
neemt de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de auto te besturen niet
weg.
57)De prestaties van een voertuig met
ERM mogen nooit op onvoorzichtige of
gevaarlijke manier getest worden, met de
mogelijkheid dat de veiligheid van de
bestuurder of andere mensen in gevaar
komt.
58)Bij het slepen van aanhangers, moet
uiterst zorgvuldig worden gereden.
Overschrijd nooit de maximaal toegestane
belading (zie de beschrijving in de
paragraaf "Gewichten" in het hoofdstuk
"Technische gegevens").59)Het TSC-systeem kan het slingeren
niet voor alle aanhangers voorkomen. Als
het systeem in werking treedt tijdens het
rijden, de snelheid minderen, het voertuig
op een veilige plaats tot stilstand brengen
en de lading correct verdelen om het
slingeren van de aanhanger te voorkomen.RIJHULPSYSTEMEN
In het voertuig kunnen de volgende
rijhulpsystemen aanwezig zijn:
BSA (Blind Spot Assist);
FBC (Full Brake Control);
iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System).
Zie de volgende pagina's voor de
beschrijving van de werking van deze
systemen.
BSA (Blind Spot Assist)
SYSTEEM
Het voertuig kan uitgerust zijn met het
BSA-systeem (Blind Spot Assist) voor
de bewaking van de blinde hoek. Het
BSA-systeem maakt gebruik van twee
radarsensoren, die zich in de
achterbumper bevinden (aan elke kant
een fig. 60 ), om de aanwezigheid van
voertuigen (auto's, vrachtwagens,
motorfietsen, enz.) in de blinde hoeken
aan de achterkant van uw voertuig te
detecteren.
85

Het systeem kan de aanwezigheid van
een voertuig in een van deze drie zones
detecteren.
BELANGRIJK Het systeem geeft de
aanwezigheid van een niet-bewegend
voorwerp (bijv. vangrails, palen, muren,
enz.) niet aan. Onder sommige
omstandigheden kan het systeem
echter in werking treden bij
aanwezigheid van dergelijke
voorwerpen. Dit is normaal en duidt niet
op een storing van het systeem.
BELANGRIJK Het systeem waarschuwt
de bestuurder niet over de
aanwezigheid van voertuigen die uit de
tegengestelde richting komen, in
naastgelegen rijbanen.
60)
Belangrijke opmerkingen
Indien een aanhanger aan de auto is
gekoppeld, moet dit systeem via het
daarvoor bestemde menu handmatig
worden uitgeschakeld om valse
meldingen te voorkomen.
Om het systeem correct te laten
werken moet de zone van de
achterbumper waar de radarsensoren
zich bevinden vrij blijven van sneeuw, ijs
en vuil afkomstig van het wegdek.Dek de zone van de achterbumper
waar de radarsensoren zich bevinden
met geen enkel voorwerp af (bijv.
stickers, fietsenrek, enz.).
Achteraanzicht
Het systeem detecteert voertuigen die
uw voertuig van achteren aan beide
kanten naderen en de detectiezone aan
de achterkant binnenkomen met een
verschil in snelheid van minder dan
50 km/h ten opzichte van uw voertuig.
Inhalen van voertuigen
Als een voertuig langzaam wordt
gepasseerd (met een verschil in
snelheid van minder dan ongeveer
25 km/h) en dit voertuig gedurende
ongeveer 1,5 seconde in de blinde
hoek blijft, gaat het
waarschuwingslampje op de
buitenspiegel aan de betreffende kant
branden.
Als het verschil in snelheid tussen beide
voertuigen hoger is dan ongeveer
25 km/h, gaat het lampje niet branden.
RCP (Rear Cross Path detection)
systeem
Dit systeem assisteert de bestuurder
tijdens achteruitrijmanoeuvres in geval
van beperkt zicht.Het RCP-systeem bewaakt de
detectiezones aan beide zijden aan de
achterkant, om bewegende
voorwerpen die de zijkanten van het
voertuig naderen met een
minimumsnelheid tussen ongeveer
1 km/h en 3 km/h en voorwerpen die
bewegen met een maximumsnelheid
van 35 km/h, zoals gebruikelijk is in
parkeerzones.
De inwerkingtreding van het systeem
wordt de bestuurder gemeld met een
visuele en akoestische waarschuwing.
BELANGRIJK Indien de sensoren
afgedekt worden door voorwerpen of
voertuigen, zal het systeem de
bestuurder niet waarschuwen.
Bedieningswijze
Het systeem kan in-/uitgeschakeld
worden via het menu van het display, of
via hetUconnect™-systeem (zie de
speciale bijlage voor meer informatie).
Blind Spot Assist, "Visuele" modus
Wanneer deze modus actief is, zorgt
het BSA-systeem voor een visuele
melding via de buitenspiegel aan de
kant waar het voorwerp is
gedetecteerd.
87

STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart" van
het voertuig: dan kunt u zien hoe u het
potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort en
de portefeuille niet vergeten worden.MOTOR STARTEN...........125
DE AUTO PARKEREN.........126
ELEKTRISCHE PARKEERREM
(EPB)....................126
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK..........129
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK..........130
VERSNELLINGSBAK MET
DUBBELE KOPPELING........134
START&STOP SYSTEEM.......138
SNELHEIDSBEGRENZER.......140
ELEKTRONISCHE
CRUISE-CONTROL...........140
ADAPTIVE CRUISE CONTROL
(ACC)....................142
MOOD SELECTOR / DRIVE MODE
(keuzeschakelaar rijmodus)......147
PARK ASSIST SYSTEEM.......149
LANE ASSIST SYSTEEM
(waarschuwing rijstrookafwijking) . .151
ACHTERUITKIJKCAMERA......153
AANHANGERS TREKKEN......155
TANKEN..................157
124
STARTEN EN RIJDEN

Tegelijkertijd gaat de led voor de eerder
ingestelde modus uit. Na het loslaten
keert de schakelaar terug naar de
middelste stand.
Als de modus "Tractie/All Weather" is
ingeschakeld, de draaischakelaar
rechtsom draaien, hem gedurende
minstens een halve seconde in deze
stand houden, en in ieder geval tot de
betreffende led gaat branden, en de
geselecteerde modus op het display
wordt weergegeven. Tegelijkertijd gaat
de led voor de eerder ingestelde modus
uit. Na het loslaten keert de schakelaar
terug naar de middelste stand.
STORINGSMELDINGEN
In geval van storingen van het systeem
of de schakelaar, wordt de optie om de
modus te wijzigen automatisch
uitgeschakeld. Het systeem zal zichtzelf
automatisch instellen op de "Auto"
modus. In deze gevallen zal op het
display een speciale waarschuwing
verschijnen. Ga zo snel mogelijk naar
een werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.
PARK ASSIST
SYSTEEM
SENSOREN
132)
65) 66) 67)
De parkeersensoren, die zich in de
achterbumper fig. 108 bevinden,
detecteren de aanwezigheid van
obstakels achter het voertuig.
De sensoren waarschuwen de
bestuurder over aanwezigheid van
obstakels met een intermitterend
geluidssignaal en, afhankelijk van de
versie, ook met visuele aanwijzingen op
het display van het instrumentenpaneel.Inschakelen
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de
achteruitversnelling wordt geselecteerd.
Naarmate de afstand tot het obstakel
achter het voertuig korter wordt, wordt
de frequentie van het geluidssignaal
hoger.
Geluidssignaal
Wanneer de achteruitversnelling is
ingeschakeld en er zich een obstakel
achter het voertuig bevindt, klinkt er een
geluidssignaal met een frequentie die
varieert op basis van de afstand van het
obstakel ten opzichte van de bumper.
De frequentie van het geluidssignaal:
neem toe naarmate de afstand
tussen het voertuig en het obstakel
afneemt;
klinkt ononderbroken als de afstand
tussen het voertuig en het obstakel
minder is dan ongeveer 30 cm;
is constant als de afstand tussen het
voertuig en het obstakel onveranderd
blijft. Als deze situatie de sensoren aan
de zijkant betreft, zal het signaal na
ongeveer 3 seconden stoppen om,
bijvoorbeeld, aanwijzingen te
voorkomen tijdens manoeuvres langs
een muur.
stopt onmiddellijk wanneer de
afstand ten opzichte van het obstakel
toeneemt.108F1B0142C
149

Wanneer het systeem het geluidsignaal
laat horen, wordt het volume van het
Uconnect™systeem automatisch
verlaagd.
Meetbereik
Wanneer de sensoren meerdere
obstakels signaleren, dan wordt alleen
rekening gehouden met het
dichtstbijzijnde obstakel.
Aanwijzingen op het display
De aanwijzingen met betrekking tot het
Park Assist-systeem worden alleen
weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel als de optie
"Geluidssignaal en weergave" in het
menu "Instellingen" van het
Uconnect™systeem is geselecteerd
(zie voor meer informatie de
beschrijving in het betreffende
hoofdstuk).
Het systeem geeft de aanwezigheid van
een obstakel aan met de weergave van
een enkele boog in een van de
mogelijke zones, in overeenstemming
met de afstand van het voorwerp en de
plaats ten opzichte van het voertuig. Als
het voorwerp gedetecteerd wordt in de
zone middenachter, dan wordt er een
enkele boog weergegeven wanneer het
voorwerp genaderd wordt, eerst
permanent, vervolgens knipperend, in
aanvulling op een geluidssignaal.WERKING MET
AANHANGER
68)
De werking van de sensoren wordt
automatisch uitgeschakeld zodra de
elektrische stekker van de aanhanger in
het stopcontact van de trekhaak van
het voertuig wordt gestoken.
De sensoren worden weer ingeschakeld
zodra de elektrische stekker van de
aanhanger wordt verwijderd. Alvorens
het Park Assist systeem te gebruiken
wordt geadviseerd de het
trekhaaksamenstel en de bijbehorende
bevestiging van het voertuig te
verwijderen. Het niet in acht nemen van
dit voorschrift kan leiden tot persoonlijk
letsel of schade aan voertuigen of
obstakels aangezien, wanneer het
permanente geluidssignaal klinkt, de
kogel van de trekhaak zich veel dichter
bij het obstakel bevindt dan de
achterbumper.
ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN
De volgende omstandigheden kunnen
de werking van het parkeersysteem
beïnvloeden:
verminderde gevoeligheid van de
sensoren en vermindering van de
prestaties van het parkeerhulpsysteem
kunnen te wijten zijn aan de
aanwezigheid van ijs, sneeuw, modder,lak op het oppervlak van de sensoren;
de sensoren kunnen een
niet-bestaand voorwerp detecteren
("echo-interferentie) dat te wijten is aan
mechanische interferentie, bijvoorbeeld
tijdens het wassen van het voertuig, in
geval van regen (sterke wind), hagel;
de door de sensor verzonden
signalen kunnen ook gewijzigd worden
door ultrasoonsystemen (bijv.
pneumatisch remsysteem van
vrachtwagens of pneumatische hamers)
in de buurt van het voertuig;
De werking van het
parkeerhulpsysteem kan tevens
beïnvloed worden door de plaats van
de sensoren, bijvoorbeeld wegens een
verandering in de geometrie (door
slijtage van de schokdempers,
wielophanging) of als de banden
verwisseld worden, het voertuig te
zwaar beladen is, of als er speciale
afstellingen uitgevoerd worden
waardoor de auto lager gezet moet
worden.
de aanwezigheid van een trekhaak
zonder aanhanger, die kan interfereren
met de juiste werking van de
parkeersensoren. Als de trekhaak
gemonteerd moet blijven, ook als er
geen aanhanger is, wordt geadviseerd
zich tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden om het Park Assist-systeem te
laten bijwerken, aangezien de trekhaak
150
STARTEN EN RIJDEN

door de middelste sensoren als een
obstakel gedetecteerd kan worden.
de aanwezigheid van stickers op de
sensoren. Zorg er dus voor dat er geen
stickers op de sensoren worden
aangebracht.
BELANGRIJK
132)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen andere
mensen (vooral kinderen) of dieren
aanwezig zijn op het parcours dat u af wilt
leggen. De parkeersensoren dienen als
hulp voor de bestuurder, die echter nooit
zijn aandacht mag laten verslappen tijdens
potentieel gevaarlijke manoeuvres, ook al
worden ze met lage snelheden verricht.
BELANGRIJK
65)Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit bevuild
zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water
worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. Wanneer
speciale reinigingsapparaten worden
gebruikt, zoals stoomreinigers of
hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren
zeer snel en houd de straal op minstens
10 cm afstand.
66)Voor werkzaamheden aan de bumper
in de buurt van de sensoren, dient u zich
uitsluitend tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden. Werkzaamheden aan de bumper
die niet goed worden uitgevoerd, kunnen
de werking van de sensoren in gevaar
brengen.
67)Voor het overspuiten van de bumpers
of eventueel bijwerken van de laklaag in de
zone van de sensoren, dient men zich
uitsluitend tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden. Het verkeerd opbrengen van de
lak kan de werking van de parkeersensoren
negatief beïnvloeden.
68)De sensoren kunnen onjuiste informatie
geven, omdat ze het samenstel van de
trekhaak en de kogel en de bijbehorende
bevestiging interpreteren als een obstakel in
de zone achter het voertuig.
LANE ASSIST
SYSTEEM
(waarschuwing
rijstrookafwijking)
BESCHRIJVING
69) 70) 71) 72) 73) 74)
Het Lane Assist-systeem maakt gebruik
van een camera op de voorruit om de
begrenzingslijnen van rijstroken te
detecteren en om de positie van het
voertuig binnen deze wegmarkeringen
te berekenen zodat het voertuig in de
rijstrook kan blijven.
Wanneer beide begrenzingslijnen van
de rijstrook worden gedetecteerd en het
voertuig onbedoeld buiten de rijstrook
komt (richtingaanwijzer uit), geeft het
Lane Assist-systeem een voelbare
waarschuwing af door koppel af te
geven op het stuurwiel, waardoor om
een ingreep van de bestuurder wordt
verzocht om binnen de rijstrook te
blijven.
BELANGRIJK De kracht die door het
systeem wordt uitgeoefend op het
stuurwiel is voldoende voor de
bestuurder om op te merken maar is
altijd beperkt, zodat deze gemakkelijk
overwonnen kan worden en de
bestuurder altijd controle over het
voertuig kan houden.
151

ALFABETISCH
REGISTER
Aandachtig lezen..............2
Aanhangers trekken...........155
ABS (systeem)...............81
Accu....................210
advies voor verlengen
levensduur...............210
vervangen..............210
Accu opladen...............212
Achterbank.................23
Achterlichtunit (lamp vervangen) . . .166
Achterruitsproeier
niveau vloeistof voor
ruitensproeiers/
achterruitsproeier..........209
Achterruitwisser/-sproeier........36
Achteruitkijkcamera...........153
Achteruitkijkspiegels...........26
Actieve veiligheidssystemen.......81
Adaptive Cruise Control........142
Afmetingen................230
Afsluitsysteem brandstoftoevoer . . .183
Airbags
Frontairbags.............116
Zijairbags...............121
Airbags (SRS aanvullend
veiligheidssysteem)..........116
Alarm.....................17Alarmknipperlichten...........162
noodremmen.............162
Automatische dual-zone
klimaatregeling.............39
Automatische inschakeling
grootlicht.................31
Automatische lichtregeling
(AUTO-functie).............29
Automatische versnellingsbak. . . .130
Automatische versnellingsbak -
contactsleutel verwijderen.....184
Automatische versnellingsbak -
versnellingspook ontgrendelen . .184
Automatische versnellingsbak met
dubbele koppeling..........134
Automatische versnellingsbak met
dubbele koppeling - sleutel
verwijderen...............186
Automatische versnellingsbak met
dubbele koppeling -
versnellingspook ontgrendelen . .186
Bagageruimte...............46
Bagageruimte (uitbreiding)........23
Banden (bandenspanning).......229
Bedieningsknoppen............55
Bedieningspaneel en
boordinstrumenten...........53
Belangrijke informatie en
aanbevelingen.............282
Beschermingssystemen
inzittenden................96
Blind-Spot Assist-Systeem.......85Brandstofverbruik............244
Buitenverlichting..............28
Carrosserie (reiniging en
onderhoud)..............218
CO2-emissie...............247
Daytime running lights (DRL)......29
De auto parkeren............126
De sleutels.................13
Dead Lock (systeem)...........20
Derde remlicht (lamp vervangen) . . .167
Dimlicht...................29
Display....................55
DST (systeem)...............83
DTC (systeem)...............81
Een lamp vervangen..........162
Een wiel vervangen...........174
Elektrisch schuifdak............43
Elektrisch verstelbare
voorstoelen...............22
Elektrische parkeerrem (EPB).....126
Elektrische ruitbediening.........42
Elektrische verwarming
voorstoelen...............23
Elektronische Cruise-Control.....140
EPB (Elektrische parkeerrem).....126
ERM (systeem)...............83
ESC (systeem)...............81
Fiat Code (systeem)...........16
Fix&Go Automatic kit..........179
Follow Me Home.............30