Page 137 of 280

leg de mat van de bagageruimte
weer goed op zijn plaats.
BELANGRIJK
122)Het ruimtebesparende reservewiel
(voor bepaalde versies/markten) is
specifiek voor de auto; monteer het niet op
andere auto’s en monteer ook geen
ruimtebesparende reservewielen afkomstig
van andere auto’s. Gebruik het
ruimtebesparende reservewiel alleen in
noodgevallen. Gebruik het nooit langer dan
strikt noodzakelijk en rijd nooit harder dan
80 km/h. Op het noodreservewiel is een
oranje sticker aangebracht waarop de
belangrijkste waarschuwingen over het
gebruik en de betreffende beperkingen zijn
vermeld. Deze sticker mag nooit verwijderd
of afgedekt worden. Op de sticker staan
de volgende aanwijzingen in vier talen:
“Waarschuwing! Alleen voor tijdelijk
gebruik! max. 80 km/h! Vervang het
noodreservewiel zo snel mogelijk door het
standaard wiel. Dek deze aanwijzingen
niet af." Monteer nooit een wieldeksel op
het noodreservewiel.123)Waarschuw de andere weggebruikers
voor de stilstaande auto conform de
plaatselijke wettelijke voorschriften:
alarmknipperlichten, gevarendriehoek enz.
Alle inzittenden moeten de auto verlaten,
vooral als de auto zwaar beladen is.
Passagiers moeten op een veilige afstand
van het verkeer wachten terwijl het wiel
wordt verwisseld. Als het voertuig op een
helling of een ongelijkmatige ondergrond
staat, blokkeer de wielen dan met de
bijgeleverde wig (zie de aanwijzingen op de
volgende pagina's).
124)Een gemonteerd reservewiel wijzigt de
rijeigenschappen van de auto. Vermijd
bruusk optrekken en remmen, scherpe
stuurbewegingen en snelle bochten. De
totale levensduur van het
ruimtebesparende reservewiel is ongeveer
3000 km. Hierna moet de band vervangen
worden door een nieuw exemplaar van
hetzelfde type. Monteer nooit een
standaard band op de velg van een
ruimtebesparend reservewiel. Zorg ervoor
dat het verwisselde wiel zo snel mogelijk
wordt gerepareerd en gemonteerd. Het
gebruik van twee of meer
ruimtebesparende reservewielen is
verboden. Smeer de schroefdraad van de
wielbouten niet met vet alvorens het wiel te
monteren: de bouten zouden los kunnen
raken.125)De krik is een gereedschap dat
ontwikkeld en ontworpen is voor
het vervangen van een wiel, als een band
lek of beschadigd raakt, op het voertuig
waarbij de krik is geleverd of bij voertuigen
van hetzelfde model. Elk ander gebruik, bijv.
om andere modellen voertuigen of andere
dingen op te krikken, is ten strengste
verboden. Gebruik hem nooit voor
onderhoud of reparaties onder het voertuig
of om winterbanden te verwisselen voor
zomerbanden of andersom: wij adviseren u
om contact op te nemen met een Fiat
Servicenetwerk. Zorg dat u zich nooit
onder een opgekrikt voertuig bevindt:
gebruik de krik alleen in de aangegeven
standen. Gebruik de krik niet voor
zwaardere lasten dan is aangegeven op het
plaatje op de krik. Start de motor nooit
wanneer de auto opgekrikt is. Als het
voertuig meer dan noodzakelijk is opgekrikt,
kan alles onstabieler worden, met het
risico dat het voertuig met een harde klap
omlaag komt. Krik de auto daarom alleen
zover op als nodig is om toegang te krijgen
tot het noodreservewiel.
126)Op het noodreservewiel kunnen geen
sneeuwkettingen gemonteerd worden. In
geval van een lekke voorband (aandrijfwiel)
en als er sneeuwkettingen gebruikt moeten
worden, gebruik dan een standaardwiel
en monteer het ruimtebesparende
reservewiel op de achteras. Zo heeft de
vooras twee normale wielen waarop
sneeuwkettingen kunnen worden
gemonteerd.
135
Page 138 of 280

127)Zorg voor voldoende werkruimte bij
het opkrikken om schaafwonden aan
uw hand door contact met de grond te
voorkomen. Ook de bewegende delen van
de krik ("wormschroef" en gewrichten)
kunnen verwondingen veroorzaken: raak
deze delen niet aan. In geval van
accidenteel contact met smeervet, het
betreffende deel zorgvuldig schoonmaken.
128)Als het wieldeksel niet goed
gemonteerd is, kan het tijdens het rijden
losraken. Voer nooit werkzaamheden
aan het ventiel uit. Steek nooit
gereedschap tussen de velg en de band.
Controleer regelmatig de druk van zowel de
banden als het ruimtebesparende
reservewiel, in overeenstemming met de
drukwaarden die zijn aangegeven in het
hoofdstuk “Technische gegevens”.
129)Na het verwisselde wiel te hebben
opgetild/geblokkeerd, moet de sleutel
worden verwijderd. Draai hem NIET
linksom om hem zo gemakkelijker te
kunnen verwijderen en om te voorkomen
dat de bevestiging loskomt en het wiel niet
veilig is vastgezet .
BELANGRIJK
62)Neem zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk om het correcte
aanhaalkoppel van de wielbouten te laten
controleren.
"Fix&Go
Automatic"-KIT
130) 131)
63)2)
BESCHRIJVING
De Fix&Go Automatic-kit zit in een
speciale houder in de bagageruimte. In
deze houder zitten ook een
schroevendraaier, het sleepoog en de
trechter om te tanken in noodgevallen.
Open, om bij de kit te kunnen komen,
de achterklep, verwijder de
herconfigureerbare laadvloer en til de
vloerbedekking op.
LPG-versies
De kit zit in een tas die met klittenband
aan de voering van de bagageruimte
vastzit.
De kit fig. 128 bevat:
één busje A met afdichtmiddel,
voorzien van: een transparante
vulleiding voor het inspuiten van het
afdichtmiddel 4 en een sticker C met
daarop het opschrift MAX 80 km/h / 50
km/h die na reparatie van de band op
een goed zichtbare plaats moet worden
aangebracht (bijv. op het dashboard);
een compressor B;
een folder met aanwijzingen voor het
gebruik van de kit;
een paar handschoenen in het
compartiment van de vulleiding van het
busje D.
REPARATIEPROCEDURE
Ga als volgt te werk:
stop het voertuig op een plek die
niet gevaarlijk is voor het verkeer en
waar het wiel op veilige wijze vervangen
kan worden. De motor moet op
vluchtstroken, in parkeergarages, op
parkeerplaatsen of tankstations worden
afgezet en de ondergrond moet zo
vlak en compact mogelijk zijn;
128F0Y0624C
136
NOODGEVALLEN
Page 139 of 280

zet de motor af, trek de handrem
aan en schakel de 1steversnelling of de
achteruit in. Zorg ervoor dat alle
passagiers de auto verlaten en naar
een veilige plek gaan, waar ze het
verkeer niet hinderen of risico op letsel
lopen. Doe het reflecterende
veiligheidsvest (wettelijk verplicht) aan
voordat u uit de auto stapt;
Plaats het busje A fig. 128 met
afdichtmiddel in de daarvoor bestemde
ruimte in de compressor B en druk
het hard omlaag. Verwijder de sticker C
met de indicatie van de snelheid en
plak deze op een zichtbare plaats.
doe de handschoenen aan;
verwijder de dop van het ventiel van
de lekke band en sluit de transparante
leiding voor de afdichtingsvloeistof D
fig. 128 aan en maak deze goed vast.
Indien een busje van 250 mm aanwezig
is, is de behuizing van de transparante
leiding voorzien van een verwijderbare
ring om het uitnemen te
vergemakkelijken. Zorg ervoor dat de
ON/OFF-knop F fig. 130 in de uitstand
staat (knop niet ingedrukt);
plaats de stekker E fig. 129 in het 12
V-stopcontact van de auto en start de
motor;
schakel de compressor in door op
de ON/OFF-knop F fig. 130 te drukken.
Zodra de druk die vermeld wordt in
de paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens" of op het
daarvoor bestemde label op de
drukmeter G verschijnt, schakelt u de
compressor weer uit met de
ON/OFF-knop;
verwijder het busje A fig. 131 van de
compressor door op knop H te drukken
en het busje voorzichtig omhoog te
trekken.
Als de drukmeter G fig. 130 15 minuten
nadat de compressor ingeschakeld
werd, een druk van minder dan 1,8 bar
/ 26 psi weergeeft, schakelt u de
compressor uit, ontkoppelt u de
vulleiding D fig. 128 van het ventiel van
de band en verwijdert u het busje A
van de compressor.
129F0Y0625C
130F0Y0626C
131F0Y0627C
137
Page 140 of 280

Verplaats het voertuig ca. 10 m voor
een betere verdeling van het
afdichtmiddel. Stop het voertuig op een
veilige wijze, schakel de handrem in
en herstel de druk met de zwarte
vulleiding L fig. 132 tot de vereiste
waarde is bereikt. Als ook 15 minuten
na het starten de druk minder dan
1,8 bar / 26 psi is, rij dan niet verder,
maar neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Zet de auto, na ongeveer 8 km / 5 mijl
fig. 133 gereden te hebben, op een
veilige en geschikte plaats, met de
handrem ingeschakeld. Neem de
compressor en herstel de druk met de
zwarte vulleiding L fig. 132.Als de weergegeven druk hoger is dan
1,8 bar / 26 psi, herstel dan de druk
en rij voorzichtig zo snel mogelijk naar
een dealer van het Fiat Servicenetwerk.
Indien de druk echter lager is dan 1,8
bar / 26 psi, rij dan niet verder, maar
neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
OPPOMPEN
Ga als volgt te werk:
stop de auto op een veilige manier,
zoals hierboven beschreven, en schakel
de handrem in;
neem de zwarte vulleiding uit en
schroef deze stevig op het ventiel van
de band. Volg daarna de onderstaande
instructies.
Druk op de ontluchtingsknop M fig. 130
om eventuele overmatige bandendruk
weg te nemen.VERVANGING
FILTERELEMENT
Ga als volgt te werk:
gebruik alleen originele
filterelementen, die kunnen worden
aangeschaft bij het Fiat Servicenetwerk.
druk op de ontgrendelknop en til
het filterelement op, om het te
verwijderen (zie bovenstaande
beschrijving).
BELANGRIJK
130)WAARSCHUWING Overschrijd de
snelheid van 80 km/h niet. Vermijd abrupt
accelereren of remmen. De Fix&Go-kit
voorziet in een tijdelijke reparatie, daarom
moet de band zo snel mogelijk onderzocht
en gerepareerd worden door een
specialist. Alvorens de kit te gebruiken,
controleren of de band niet buitensporig
beschadigd is en dat de velg in goede
conditie is, gebruik de kit anders niet en bel
pechverhelping. Verwijder vreemde
voorwerpen niet uit de band. Laat de
compressor niet langer dan 20 minuten
achter elkaar aan staan -
oververhittingsgevaar.
131)De informatie die vereist is door het
voorschrift dat van toepassing is, staat
vermeld op het etiket van de verpakking
van de Fix&Go kit. Lees het etiket op het
busje vóór gebruik, vermijd oneigenlijk
gebruik. De kit dient gebruikt te worden
door volwassenen en mag niet gebruikt
worden door kinderen.
132F0Y0629C
133F0Y0628C
138
NOODGEVALLEN
Page 141 of 280

BELANGRIJK
63)Het afdichtmiddel werkt bij
buitentemperaturen tussen -40°C en
+55°C. Het afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum. Banden met een
beschadiging van het bandoppervlak
tot een maximale diameter van 6
mm kunnen hersteld worden. Toon het
busje en het etiket aan het personeel dat
de band zal behandelen die hersteld werd
met de bandenreparatiekit.
BELANGRIJK
2)Laat het busje en het afdichtmiddel niet
in het milieu achter. Verwerk de bus en
het afdichtmiddel overeenkomstig de
nationale en plaatselijke voorschriften.
EEN LAMP
VERVANGEN
132) 133)64) 65)
ALGEMENE INSTRUCTIES
Controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd.
Vervang defecte lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen.
Controleer na vervanging van een
lamp in de koplamp altijd of de
koplamp goed is afgesteld.
als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering is
doorgebrand alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk.BELANGRIJK Bij koude of vochtige
weersomstandigheden of na hevige
regen of een wasbeurt, kan de
binnenzijde van de koplampen of
achterlichten enigszins beslagen zijn
en/of kunnen er condensdruppels
aanwezig zijn. Dit is geen defect maar
een natuurlijk verschijnsel dat
veroorzaakt wordt door de
temperatuur- en
luchtvochtigheidsverschillen tussen de
binnen- en buitenzijde van het glas,
en dat geen negatieve invloed heeft op
de normale werking van de lichten.
Deze aanslag verdwijnt geleidelijk aan
(van het midden tot de randen) zodra
de lichten worden ingeschakeld.
139
Page 142 of 280
SOORTEN LAMPEN
Gebruik Type Vermogen
Dimlicht/grootlicht H7 55W
Dagrijverlichting (DRL) Led + W21W-lamp 21W
Stadslicht voor LED –
Parkeerlichten achter/Remlichten P21/5W 21W/5W
Richtingaanwijzers voor PY21W 21W
Richtingaanwijzers zijkant WY5W 5W
Richtingaanwijzers achter P21W 21W
Derde remlicht LED –
Mistlampen H11 55W
Achteruitrijlicht W16W 16W
Mistachterlicht W16W 16W
Kentekenverlichting C5W 5W
Plafondverlichting voor C5W 5W
Plafondverlichting voor (zonnekleppen) C5W 5W
Bagageruimteverlichting W5W 5W
Verlichting dashboardkastje C5W 5W
Plafondverlichting achterin C5W 5W
140
NOODGEVALLEN
Page 143 of 280

BOVENSTE
KOPLAMPUNIT
Deze bevat de lampen voor de
richtingaanwijzers en het dimlicht.
De plaatsing van de lampen is als volgt
fig. 134:
A: richtingaanwijzers
B: dimlicht
RICHTINGAANWIJZERS
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
verwijder het deksel A fig. 134;
draai de lamphouder B fig.
135 linksom, verwijder lamp C en
vervang hem;
monteer de nieuwe lamp in de
lamphouder, controleer of hij goed vast
zit;
monteer de lamphouder weer in zijn
zitting en draai hem rechtsom, tot hij
hoorbaar vastklikt;
monteer het deksel A fig. 134.
DIMLICHT
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
verwijder het deksel B fig. 134;
maak de stekker-/
lamphoudercombinatie C fig. 136 los,
door deze naar buiten te trekken;
verwijder lamp D uit stekker E en
vervang hem;
monteer de nieuwe lamp in de
stekker, controleer of hij goed vast zit;
monteer het samenstel stekker
en lamphouder C weer in zijn zitting;
monteer het deksel B fig. 134.ONDERSTE
KOPLAMPUNIT
Deze bevat de lampen voor het
grootlicht en het stadslicht/
dagrijverlichting (DRL).
De plaatsing van de lampen is als volgt
fig. 137:
C: grootlicht
D: stadslicht/dagrijverlichting (DRL)134F0Y0021C
135F0Y0022C136F0Y0023C
137F0Y0499C
141
Page 144 of 280

GROOTLICHT
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
draai het wiel helemaal naar binnen;
draai de schroeven A fig. 138 los
en verwijder de klep B;
verwijder het deksel C fig. 137;
maak het samenstel stekker
en lamphouder D los, door dit naar
buiten te trekken;
verwijder de lamp E uit de stekker F
en vervang hem;
monteer de nieuwe lamp in de
stekker, controleer of hij goed vast zit;
monteer het samenstel stekker
en lamphouder D weer in zijn zitting;
monteer deksel C weer op zijn
plaats.
STADSLICHTEN/
DAGRIJVERLICHTING
(DRL)
Stadslichten/dagrijverlichting (DRL)
(versies met ledlampen)
Neem voor de vervanging van de
lampen contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Dagrijverlichting (DRL)
(versies met gloeilampen)
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
draai het wiel helemaal naar binnen;
draai de schroeven A fig. 138 los
en verwijder de klep B;
verwijder het deksel D fig. 137;
draai de lamphouder E fig.
140 linksom, verwijder de lamp F uit
stekker G en vervang hem;
monteer de nieuwe lamp in de
stekker, controleer of hij goed vast zit;
monteer de lamphouder E weer in
zijn zitting en draai hem rechtsom,
tot hij hoorbaar vastklikt;
monteer deksel D weer op zijn
plaats.
RICHTINGAANWIJZERS
ZIJKANT
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
druk op het lampenglas A fig. 141
om de inwendige borgveer B fig. 142 in
te drukken en trek de lichtunit naar
buiten;
draai de lamphouder C linksom,
verwijder de lamp D en vervang hem;
monteer de lamphouder C in het
lampenglas A fig. 141 en draai hem
rechtsom;
monteer de lichtunit en controleer of
de inwendige borgveer B fig. 142
goed vastzit.
138F0Y0145C
139F0Y0025C
140F0Y0026C
142
NOODGEVALLEN