Page 113 of 280

HANDREM
105) 106)
De handrem bevindt zich tussen de
voorstoelen.
Inschakelen handrem
Trek hendel A fig. 92 omhoog totdat de
auto is geblokkeerd. Vier of vijf klikken
zijn over het algemeen voldoende
wanneer de auto op een vlakke
ondergrond staat, terwijl er tien of elf
nodig kunnen zijn als de auto met
belading op een steile helling staat:
neem als dit niet het geval is contact op
met het Fiat Servicenetwerk, om de
handrem opnieuw af te laten stellen.Uitschakelen handrem
Trek hefboom A een stukje omhoog en
houd knop B ingedrukt; controleer of
het lampje
op het
instrumentenpaneel uitgaat.
BELANGRIJK
105)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter. Verwijder altijd de sleutel
uit het contactslot als de auto wordt
verlaten en neem de sleutel mee.
106)Bij auto's met een armsteun voor,
moet deze armsteun worden opgetild om
te voorkomen dat deze de werking van
de hendel in de weg zit.
GEBRUIK VAN DE
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
107)54)
Trap, om de versnellingen in te
schakelen, het koppelingspedaal
volledig in en plaats de pook in de
gewenste stand (het schakelschema is
aangegeven op de pookknop).
Inschakeling achteruitversnelling
0.9 TwinAir Turbo 105 pk en 1.4
16V-versies: om de achteruitversnelling
R vanuit de vrijstand in te schakelen,
de ring A fig. 93 onder de knop optillen
en tegelijkertijd de pook naar rechts
en vervolgens naar achteren
verplaatsen.
92F0Y0601C
93F0Y0602C
111
Page 114 of 280

1.3 16V MultiJet-versie: om vanuit de
vrijstand de achteruitversnelling R in
te schakelen, de hendel naar rechts en
vervolgens naar achteren verplaatsen.
1.6 16V MultiJet-versie:omde
achteruitversnelling R vanuit de
vrijstand in te schakelen, de ring A
onder de knop optillen en tegelijkertijd
de pook naar links en vervolgens naar
voren verplaatsen.
Om de 6
eversnelling in te schakelen
(voor bepaalde versies/markten), de
versnellingspook stevig naar rechts
verplaatsen, om te voorkomen dat de
4
eversnelling per ongeluk wordt
ingeschakeld. Hetzelfde geldt bij het
schakelen van de 6
enaar de 5e
versnelling.
BELANGRIJK De achteruit kan
uitsluitend bij stilstaande auto worden
ingeschakeld. Wacht bij draaiende
motor minstens 2 seconden met het
koppelingspedaal helemaal ingetrapt
alvorens de achteruit in te schakelen
om beschadiging aan de tandwielen te
voorkomen.BELANGRIJK Het koppelingspedaal
mag uitsluitend voor het schakelen
gebruikt worden. Laat tijdens het rijden
de voet nooit, zelfs niet licht, op het
koppelingspedaal rusten. Bij bepaalde
versies/markten kan de regelelektronica
van het koppelingspedaal een foutieve
rijstijl als een defect interpreteren.
BELANGRIJK
107)Trap het koppelingspedaal helemaal
in om op de juiste wijze te schakelen.
Daarom is het van fundamenteel belang
dat er niets onder het pedaal ligt: let erop
dat de matten vlak liggen en dat ze de slag
van de pedalen niet hinderen.
BELANGRIJK
54)Rijd niet met de hand op de
versnellingspook aangezien de
uitgeoefende druk, hoe licht ook, na
verloop van tijd kan leiden tot slijtage van
de interne onderdelen van de
versnellingsbak.
GEBRUIK VAN DE
DUALOGIC-
VERSNELLINGSBAK
(voor bepaalde versies/markten)
108)55)
VERSNELLINGSPOOK
De versnellingspook A fig. 94 is van het
multistabiele zwevende type, d.w.z. hij
kan drie stabiele en drie instabiele
standen aannemen.
De drie stabiele standen zijn: vrijstand
(N), achteruit (R) en de middelste stand
tussen de instabiele standen (+) en
(-).
De middelste stand van de
versnellingspook is de
vooruitversnelling.
94F0Y0313C
112
STARTEN EN RIJDEN
Page 115 of 280

De instabiele standen, d.w.z. de
standen die de pook verlaat zodra hij
wordt losgelaten, zijn de standen voor
het aanvragen van een hogere
versnelling (+), een lagere versnelling (-)
en de overschakeling van automatische
naar handmatige werking en
omgekeerd (A/M).
BEDIENINGSWIJZE
De versnellingsbak/transmissie kan op
twee manieren worden bediend:
MANUAL, waarbij de bestuurder
beslist zelf wanneer hij zal schakelen;
AUTO, waarbij het systeem beslist
wanneer er geschakeld wordt.
HANDMATIGE BEDIENING
Ga als volgt te werk:
trap het rempedaal in en start de
motor;
duw de versnellingspook naar (+)
om de eerste versnelling in te schakelen
(vanuit N of R kan de pook in de
middelste stand worden geplaatst) of
naar R om de achteruit in te schakelen;
bij ingeschakelde vooruitversnelling,
moet “M1”, “M2” (zie afbeelding), enz.
op het display worden weergegeven.
Druk de pook, als dit niet het geval
is, naar de stand A/M om de
handmatige bediening in te schakelen.
laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in;
duw tijdens het rijden de
versnellingspook naar (+) om de
volgende versnelling of naar (-) om een
versnelling terug te schakelen.
BELANGRIJK Bedien, voor een juist
gebruik van het systeem, het pedaal
uitsluitend met de rechtervoet.
AUTOMATISCHE
BEDIENING (AUTO)
Ga als volgt te werk:
trap het rempedaal in en start de
motor;
duw de versnellingspook naar (+)
om de eerste versnelling in te schakelen
(vanuit N of R kan de pook in de
middelste stand worden geplaatst) of
naar R om de achteruit in te schakelen;
bij ingeschakelde vooruitversnelling,
moet “A1”, “A2” (zie afbeelding), enz.
op het display worden weergegeven.
Druk de pook, als dit niet het geval
is, naar de stand A/M om de
automatische bediening in te
schakelen.
laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in: het systeem schakelt een
aan de voertuigsnelheid aangepaste
versnelling in.AUTO-ECO WERKING
Druk op de ECO-knop fig. 95 om de
functie in te schakelen. De ECO-functie
kan alleen ingeschakeld worden bij
actieve automatische werking.
Met de ECO-functie ingeschakeld,
selecteert het systeem de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
voertuigsnelheid, het motortoerental
en de intensiteit waarmee het
gaspedaal wordt ingetrapt met als doel
het brandstofverbruik te beperken.
95F0Y0614C
113
Page 116 of 280

"Kick Down" FUNCTIE
(voor bepaalde versies/markten)
Indien nodig (bijvoorbeeld tijdens het
inhalen), schakelt het systeem een
of meer versnellingen terug wanneer
het gaspedaal voorbij het stroeve punt
wordt ingetrapt (en als het
motortoerental dit toestaat) om het
geschikte vermogen en koppel voor de
verzochte acceleratie te leveren.
BELANGRIJK Het gebruik van de “Kick
Down” functie wordt uitsluitend
aanbevolen tijdens het inhalen of snel
accelereren, om niet het
brandstofverbruik te verhogen.
BEDIENINGSTOETSEN
OP STUURWIEL
(voor bepaalde versies/markten)
Bij sommige versies kan het schakelen
sequentieel plaatsvinden via de peddels
op het stuurwiel fig. 96.
Om de peddels op het stuurwiel stuur
te kunnen gebruiken, moet de
versnellingspook in de middelste stand
tussen (+) en (–) staan.
Om een hogere versnelling in te
schakelen: trek de rechter peddel (+)
naar het stuurwiel.Om een lagere
versnelling in te schakelen:trekde
rechter peddel (-) naar het stuurwiel.De inschakeling van een lagere (of
hogere) versnelling gebeurt alleen als
het motortoerental dit toestaat.
BELANGRIJK
108)Als de motor niet met een
ingeschakelde versnelling start, zal de
mogelijk gevaarlijke situatie wegens het feit
dat de versnellingsbak automatisch in de
vrijstand is gezet, door een geluidssignaal
worden aangegeven.
BELANGRIJK
55)Houd de hand niet langer op de
versnellingspook dan strikt noodzakelijk is
voor het schakelen of voor de AUTO/
MANUAL bediening.
56)Door onjuist gebruik van de peddels
(peddels naar het dashboard geduwd)
kunnen deze afbreken.
START&STOP-
SYSTEEM
109) 110)57)
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af, wanneer de
auto stilstaat en aan alle voorwaarden
voor automatisch uitschakelen wordt
voldaan. De motor start weer zodra de
bestuurder verder wil rijden.
Dit verhoogt de efficiëntie van de auto
dankzij een beperking van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
BEDIENINGSWIJZE
Afzetten van de motor
Versies met handgeschakelde
versnellingsbak:bij stilstaande auto,
wordt de motor afgezet als de
versnellingsbak in de vrijstand staat en
het koppelingspedaal niet is ingetrapt.
Versies met Dualogic-
versnellingsbak: de motor wordt
afgezet als de auto stil staat en het
rempedaal is ingetrapt. De motor wordt
ook afgezet als het rempedaal niet
wordt ingetrapt, maar als de
keuzehendel in de stand N (Neutraal)
staat.
96F0Y0615C
114
STARTEN EN RIJDEN
56)
Page 117 of 280

OPMERKING De motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van meer dan 10 km/h, om
herhaaldelijk afzetten van de motor te
voorkomen wanneer erg traag wordt
gereden.
Het lampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden om
aan te geven dat de motor is
uitgeschakeld.
De motor opnieuw starten
Versies met handgeschakelde
versnellingsbak: trap het
koppelingspedaal in.
Versies met Dualogic
versnellingsbak: als de
versnellingspook in de stand N
(Neutraal) staat, zet hem dan in een
willekeurige versnelling, of laat het
rempedaal los en zet de
versnellingspook in +, – of R.
HET SYSTEEM
HANDMATIG
INSCHAKELEN/
UITSCHAKELEN
Druk op knop
fig. 97 om het
systeem handmatig in/uit te schakelen.
Led uit: systeem ingeschakeld /Led
aan: systeem uitgeschakeld.
BELANGRIJK
109)Laat de accu alleen vervangen door
een dealer van het Fiat Servicenetwerk.
Vervang de accu door een exemplaar van
hetzelfde type (HEAVY DUTY) en met
dezelfde specificaties.
110)Controleer alvorens de motorkap te
openen of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand STOP staat.
Raadpleeg altijd het plaatje aan de
binnenkant van de motorkap. Wij adviseren
om de contactsleutel te verwijderen als er
zich nog inzittenden in het voertuig
bevinden. Verlaat de auto pas na de
contactsleutel te hebben verwijderd of in
de stand STOP te hebben gedraaid.
Controleer bij het tanken of de motor is
afgezet en of de contactsleutel in de stand
STOP staat.
BELANGRIJK
57)Indien de auto handbediende
klimaatregeling heeft en een comfortabele
temperatuur nodig is, kan het
Start&Stop-systeem worden uitgeschakeld
zodat de klimaatregeling kan blijven
werken.
97F0Y0653C
115
Page 118 of 280

CRUISECONTROL
(constante
snelheidsregeling)
(voor bepaalde versies/markten)
111) 112) 113)
BESCHRIJVING
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen. Het systeem kan gebruikt
worden bij een snelheid van meer dan
30 km/h op lange, droge en rechte
wegen met weinig veranderingen in de
rijomstandigheden (bijv. snelwegen).
Het gebruik van de cruisecontrol wordt
dus niet aanbevolen op buitenwegen
met druk verkeer. Gebruik het systeem
niet in de stad.
INSCHAKELING VAN HET
SYSTEEM
Druk op knop A fig. 98
. Inschakeling
van het systeem wordt aangegeven
door het aangaan van het (witte)
symbool
op het display (op
sommige versies wordt ook een bericht
weergegeven).Als de Speed Limiter is ingeschakeld,
moet knop A tweemaal worden
ingedrukt om de cruisecontrol in te
schakelen.
BELANGRIJK Het systeem kan niet
worden ingeschakeld als het voertuig in
de 1
eversnelling of in de achteruit
staat. Het is raadzaam om het systeem
in te schakelen vanaf de 4
eversnelling
of hoger.
BELANGRIJK Het is gevaarlijk het
systeem ingeschakeld te houden als
het niet gebruikt wordt. Er bestaat een
risico van per ongeluk inschakelen
en de controle over het voertuig
te verliezen vanwege onverwachte
overmatige snelheid.DE GEWENSTE
SNELHEID INSTELLEN
Ga als volgt te werk:
Druk op knop A fig. 98 om het
systeem in te schakelen.
Druk, wanneer de auto de gewenste
snelheid heeft bereikt, op knop SET +
(of SET –) en laat de knop los om
het systeem in te schakelen. Wanneer
het gaspedaal wordt losgelaten, zal
de auto automatisch op de
geselecteerde snelheid verder rijden.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen)
kan de snelheid gewoon verhoogd
worden door het gaspedaal in te
trappen; als het gaspedaal vervolgens
wordt losgelaten, keert de auto terug
naar de eerder opgeslagen snelheid.
Op afdalingen kan de snelheid bij
ingeschakelde cruisecontrol iets hoger
liggen dan de opgeslagen snelheid.
BELANGRIJK Voordat de knoppen SET
+ (of SET –) ingedrukt worden, moet
de auto op constante snelheid op een
vlak wegdek rijden.
98F0Y0619C
116
STARTEN EN RIJDEN
Page 119 of 280

SNELHEID VERHOGEN /
VERLAGEN
Snelheid verhogen: zodra de
elektronische cruisecontrol is
ingeschakeld, kan de snelheid
verhoogd worden door op de knop SET
+ te drukken.
Snelheid verlagen: bij ingeschakeld
systeem kan de snelheid worden
verlaagd door op de knop SET – te
drukken.
DEACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Door het rempedaal een klein stukje in
te trappen, de koppeling in te trappen
om te schakelen of de knop CANC in te
drukken, wordt de elektronische
cruisecontrol uitgeschakeld zonder dat
de opgeslagen snelheid gewist wordt.
Het systeem kan ook worden
uitgeschakeld door inschakeling van de
handrem, inschakeling van het
remsysteem (bijv. door activering van
het ESC-systeem) of inschakeling
van het automatische remsysteem door
het City Brake Control - “Collision
Mitigation”-systeem.
Als het systeem is uitgeschakeld, wordt
het (witte) symbool
met CANC
ernaast op het instrumentenpaneel
weergegeven.UITSCHAKELING VAN
HET SYSTEEM
Druk op knop A fig. 98 of draai de
contactsleutel naar STOP om het
systeem uit te schakelen.
BELANGRIJK
111)Als met actieve cruise-control wordt
gereden, mag de versnellingspook nooit in
de vrijstand worden gezet.
112)In geval van slechte werking of storing
van het systeem, contact opnemen met
het Fiat Servicenetwerk.
113)De cruisecontrol kan gevaarlijk zijn als
het systeem geen constante snelheid
kan handhaven. In bepaalde
omstandigheden kan de snelheid
overmatig zijn, hetgeen kan leiden tot
verlies van controle over het voertuig en
ongevallen. Gebruik het systeem niet
in druk verkeer of op bochtig, met ijzel of
sneeuw bedekt of glad wegdek.
SPEED LIMITER
(voor bepaalde versies/markten)
Dit is een rijhulpsysteem dat de
rijsnelheid van de auto beperkt,
naargelang de instellingen van de
bestuurder. De maximumsnelheid kan
zowel bij rijdend als bij stilstaand
voertuig worden ingesteld. De
rijsnelheid kan worden
geprogrammeerd tussen 30 en 130
km/h.
Wanneer het systeem actief is, hangt
de snelheid van de auto van de druk op
het gaspedaal af, tot de
geprogrammeerde snelheidslimiet
wordt bereikt (zie paragraaf
"Snelheidslimiet programmeren").
INSCHAKELING VAN HET
SYSTEEM
Druk op knop A fig. 99 op het stuurwiel.
99F0Y0620C
117
Page 120 of 280

Druk twee keer op knop A, als de
cruisecontrolfunctie eerder werd
ingeschakeld. Met de eerste keer
indrukken wordt de eerder
ingeschakelde functie uitgeschakeld en
met de tweede keer indrukken wordt
de Speed Limiter ingeschakeld.
INSCHAKELING/
UITSCHAKELING VAN
HET SYSTEEM
Het systeem inschakelen
Het systeem kan op twee manieren
worden ingeschakeld:
door het indrukken van de knop
RES;
door het indrukken en loslaten van
de knoppen SET+/SET–
Als het systeem met de RES-knop
wordt ingeschakeld en de ingestelde
snelheid lager is dan de rijsnelheid,
wordt een visuele waarschuwing
gegeven en wordt de snelheid na
ongeveer 20 seconden beperkt.
Het systeem kan alleen met de
knoppen SET+/SET– worden
ingeschakeld, als de rijsnelheid tussen
30 en 130 km/h ligt. In dit geval wordt
het systeem op de huidige snelheid
ingeschakeld.
Uitschakeling van het systeem: druk
op de knop CANC.De inschakeling van het systeem wordt
aangegeven met het groene symbool
op het display. Als het daarentegen
wordt uitgeschakeld, wordt het
symbool
wit weergegeven.
Opnieuw inschakelen van het
systeem: druk op de knop RES.
UITSCHAKELING VAN
HET SYSTEEM
Druk op knop A fig. 99 om het systeem
uit te schakelen.
Automatische uitschakeling van het
systeem: het systeem wordt
automatisch uitgeschakeld als zich een
storing in het systeem voordoet. Ga
naar een Fiat Servicepunt als het
probleem aanhoudt.
BELANGRIJK Door de cruisecontrol in
te schakelen, wordt de Speed Limiter
uitgeschakeld.
MODUSSELECTIE
SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Door aan de ring op de knop op de
tunnelconsole, vóór de
versnellingspook (zie afbeelding) te
draaien, kan de voorziening worden
gebruikt om drie verschillende rijmodi te
selecteren, naargelang rijstijl en
wegomstandigheden:
ring in stand A: Modus
“NORMAL”
ring in stand B: Modus
“TRACTION +”
ring in stand C: Modus “GRAVITY
CONTROL”
De gekozen rijmodus wordt
aangegeven door het aangaan van de
led in de buurt van de selectie en een
indicatie op het display.
100F0Y0600C
118
STARTEN EN RIJDEN