Wanneer de mistlampen zijn
ingeschakeld, gaat het lampje
op
het instrumentenpaneel tegelijkertijd
branden. Wanneer de
mistachterlampen zijn ingeschakeld,
gaat het lampje
op het
instrumentenpaneel tegelijkertijd
branden.
De mistkoplampen en mistachterlichten
gaan uit, als ze aan zijn wanneer de
motor wordt afgezet. Wanneer de
motor weer wordt gestart, blijven de
mistlampen uit totdat ze weer worden
ingeschakeld door op de knop te
drukken.
AUTOMATISCHE
INSCHAKELING
KOPLAMPEN
(AUTOLIGHT)
(schemersensor)
(voor bepaalde versies/markten)
Dit is een IR-ledsensor op de voorruit
die variaties in de buitenlichtniveaus
detecteert.
Inschakeling: draai draaischakelaar A
fig. 26 naar
.Als de schemersensor actief is, met
ingeschakelde dagrijlichten, is het niet
mogelijk om het grootlicht continu te
laten branden; alleen knipperen is
toegestaan. Onder deze
omstandigheden kunnen de koplampen
worden ingeschakeld door de
draaischakelaar naar
te draaien en
de hendel richting het dashboard te
duwen; wacht anders tot de
schemersensor een laag lichtniveau
aangeeft (dimlichten aan).
Bij automatische uitschakeling door de
sensor, wordt eerst het dimlicht
uitgeschakeld en enkele seconden later
het stadslicht.
BELANGRIJK De sensor kan niet de
aanwezigheid van mist detecteren.
Deze lichten moeten dus onder die
omstandigheden handmatig worden
ingeschakeld.
GROOTLICHT
Duw, met de draaischakelaar in stand
, de hendel naar voren naar het
dashboard (stabiele stand), om de
lampen in te schakelen. Het lampje
op het instrumentenpaneel gaat
branden.
Als de hendel naar het stuurwiel wordt
getrokken gaan de lampen uit.GROOTLICHTSIGNAAL
Trek hendel fig. 28 naar u toe, in de
stabiele stand; de hendel keert terug
naar de middelste stabiele stand
wanneer de hendel wordt losgelaten.
Wanneer het grootlicht is ingeschakeld,
gaat tegelijkertijd het lampje
op
het instrumentenpaneel branden.
RICHTINGAANWIJZERS
Breng de hendel in de (stabiele) stand:
omhoog:inschakeling rechter
richtingaanwijzer/omlaag:inschakeling
linker richtingaanwijzer.
Het lampje
ofgaat op het
instrumentenpaneel knipperen.
De richtingaanwijzers schakelen
automatisch uit wanneer het stuurwiel
weer wordt rechtgezet.
28F0Y0771C
25
SYSTEEM IN-/
UITSCHAKELEN
Het systeem wordt in-/uitgeschakeld
door het indrukken van de
toets/
knop.
Draai de toets/knop respectievelijk
rechtsom/linksom om het radiovolume
te verhogen/verlagen. De elektronische
volumeregeling kan continu (360°) in
beide richtingen, zonder stopposities,
worden gedraaid.
"TOUCHSCREEN"
FUNCTIE
Het systeem maakt gebruik van de
"touchscreen"-functie; druk, om van de
verschillende functies gebruik te
maken, op de weergegeven "grafische
toetsen".
Een selectie bevestigen: druk op de
knop "OK".
Terugkeren naar het vorige scherm:
druk op de knop
(Wissen) of,
afhankelijk van het ingeschakelde
scherm,
/Gereed.RADIOMODUS
Nadat het gewenste radiostation is
gekozen, wordt de volgende informatie
op het display weergegeven:
Bovenaan: de lijst van opgeslagen
(voorkeuze) radiostations wordt
weergegeven; het station dat
momenteel beluisterd wordt, is
gemarkeerd.
In het midden: de naam van het
station waar naar geluisterd wordt,
wordt weergegeven.
Links: de knoppen "AM", "FM", "DAB”
(voor bepaalde versies, markten) om
de gewenste frequentieband te
selecteren, worden weergegeven (de
overeenkomende knop met de
geselecteerde band wordt gehighlight);
Rechts: de volgende knoppen:
"Info": aanvullende informatie over
de beluisterde bron;
"Kaart": navigatie met
kaartweergave (alleen versies met
Uconnect™7" HD Nav LIVE).
Onderaan: weergave van de volgende
toetsen:
"Browse": lijst van beschikbare
radiostations;
/selecteer vorige/volgende
radiostation;
"Afstemm.": handmatige afstemming
op het radiostation;
"Audio": toegang tot het scherm
"Audio-instellingen".
Audiomenu
Om toegang te krijgen tot het "Audio"
menu, op de toets "Audio" drukken aan
de onderkant van het display.
Via het menu “Audio” kunnen de
volgende regelingen worden gemaakt:
"Balance + Fade" (om de
audiobalans rechts/links en voor/achter
te regelen);
"Equalizer" (voor bepaalde
versies/markten)
"Snelheidsafhankelij.
volumeregeling" (automatische,
snelheidsafhankelijke volumeregeling);
"Loudness" (voor bepaalde
versies/markten);
"Compensatie AUX volume" (alleen
actief als een AUX-apparaat wordt
ingebracht);
“AutoPlay”-functie;
"Auto-On Radio".
MEDIA-MODUS
Druk op de knop Media om de
gewenste audiobron onder de
beschikbare bronnen te selecteren:
USB/iPod,Bluetooth® en AUX.
253