Page 49 of 280
DASHBOARD EN INSTRUMENTENPANEEL
De achtergrondkleur en het type van de instrumenten kunnen afhankelijk van de versies variëren.
A. Snelheidsmeter / B. Digitale meter brandstofniveau / C. Display / D. Digitale thermometer koelvloeistof / E. Kilometerteller
De lampjes op het bedieningspaneel kunnen verschillend zijn afhankelijk van de versie/het uitrustingsniveau (bijv. LPG, Natural
Power, Dualogic versnellingsbak enz.) van het voertuig. Het lampje
is alleen aanwezig op dieselversies. Bij dieselversies
komt het maximum motortoerental (rode bereik op de toerenteller) overeen met 7000 tpm.
58F0Y0639C
47
Page 50 of 280

DISPLAY
BESCHRIJVING
Tijdens het rijden wordt op het display
nuttige informatie voor de bestuurder
weergegeven.Op het display fig. 59 wordt de
volgende informatie weergegeven:A: hoogteregeling koplampen,
Start&Stop, ingeschakelde versnelling
en rijmodus (versies met Dualogic-
versnellingsbak) of Gear Shift Indicator
(versies met handgeschakelde
versnellingsbak), kompasweergave
(bepaalde versies/markten)
B: Opties Instellingenmenu (zie
details op volgende pagina’s)
C: rijsnelheid,
waarschuwingsberichten/alle
storingsindicaties
D: totaal aantal afgelegde
kilometers (of mijlen) en pictogrammen
van alle storingsindicaties
SCHAKELINDICATOR
De GSI (Gear Shift Indicator) adviseert
de bestuurder een andere versnelling in
te schakelen via een speciale melding
op het instrumentenpaneel. Via de
GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
"SHIFT UP"-pictogram
(SHIFT): de
GSI adviseert om op te schakelen.
"SHIFT DOWN"-pictogram
(SHIFT): de GSI adviseert om terug
te schakelen.Het pictogram blijft op het display
branden tot er een versnelling wordt
ingeschakeld of de rijomstandigheden
terugkeren naar een situatie waarin
schakelen niet nodig is om het verbruik
te optimaliseren.
BEDIENINGSKNOPPEN
Deze bevinden zich aan de linkerkant
van het stuurwiel fig. 60.
Hiermee kan de bestuurder de opties in
het Instellingenmenu van het display
selecteren en bedienen (zie paragraaf
"Instellingenmenu").
/: druk de knoppen in en laat
ze los voor toegang tot het
Instellingenmenu en om omhoog en
omlaag door het menu en de
submenu's te bladeren.
/: druk op de knoppen en laat
ze los om toegang te krijgen tot de
informatieschermen of de submenu's
van een optie van het Instellingenmenu.
OK: druk op deze knop om
toegang te krijgen tot de infoschermen
of de submenu's van een optie van
het Instellingenmenu of om deze te
selecteren. Houd de knop 1 seconde
ingedrukt om de weergegeven/
geselecteerde functies te resetten.
Tachimetro
Premere OK per MPH
59F0Y0658C
48
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 51 of 280

INSTELLINGENMENU
Het Instellingenmenu omvat de
volgende opties:
Snelheidsmeter
Trip
Info voertuig
Audio
Telefoon (voor bepaalde versies/
markten)
Navigatie (voor bepaalde versies/
markten)
Aankondiging
Voertuiginstellingen
Wanneer de contactsleutel naar MAR
wordt gedraaid, geeft het display de
laatste menuoptie weer die actief was
voordat de motor werd uitgeschakeld.OPMERKING Bij hetUconnect™-
systeem worden sommige menuopties
weergegeven en beheerd op het
display van dat systeem en niet op het
display op het instrumentenpaneel
(zie het Multimedia-hoofdstuk of het
online beschikbare supplement).
Voertuiginstellingen
Met deze menuoptie kunnen de
instellingen gewijzigd worden voor:
"Display"
"Veiligheid / Hulp"
"Veiligheid"
"Oliepeil resetten" (uitsluitend 0.9
TwinAir Turbo-versies)
Display
Door het kiezen van de optie "Display"
kan toegang verkregen worden tot
de instellingen/informatie met
betrekking tot: “Dimmer” (voor
bepaalde versies/markten),
“Scherminstellingen”, “Zie telefoon”,
“Zie navigatie”, “Trip B automatisch
resetten".
Veiligheid / Hulp
Door het kiezen van de optie “Veiligheid
/ Hulp” kan toegang verkregen worden
tot de instellingen/informatie met
betrekking tot: “City Brake Control”
(voor bepaalde versies/markten),
“Volume parkeersensor”,
“Geluidssterkte waarsch.”.Veiligheid
Door het kiezen van de optie
"Veiligheid" kan toegang verkregen
worden tot de instellingen/informatie
met betrekking tot: “Hill Holder” (voor
bepaalde versies/markten), “Airbag
passagier” (voor bepaalde versies/
markten), Piep veiligheidsgordels”,
“Snelheidspiep”.
Oliepeil resetten
(Uitsluitend 0.9 TwinAir Turbo-versies)
Door het kiezen van dit item kan de
waarschuwing voor het bijvullen van de
motorolie worden gereset, die iedere
8.000 km wordt weergegeven.
Ga als volgt te werk om deze
waarschuwing na het bijvullen van
motorolie te resetten:
druk kort op deOK-knop op het
stuurwiel: op het display wordt "Oliepeil
resetten" weergegeven;
druk opom "Ja" te selecteren en
de waarschuwing voor het bijvullen te
resetten, of druk op
om “Nee” te
selecteren als u de waarschuwing niet
wilt resetten.
BELANGRIJK Als de olie niet wordt
bijgevuld, kan het oliepeil te laag
worden, waardoor de auto mogelijk niet
meer normaal functioneert en zelfs
kan stilvallen.
60F0Y0659C
49
Page 52 of 280

TRIP COMPUTER
De Trip Computer geeft informatie over
de werking van de auto weer op het
display, wanneer de contactsleutel in de
stand MAR staat.
De Trip Computer omvat:
Moment. info(behalve op LPG- en
Natural Power-versies): weergave van
de parameters “Bereik” en “Huidig
verbruik"
"Trip A" geeft de volgende waarden
weer: “Gereden afstand”, “Reisduur”,
“Gemiddeld brandstofverbruik” en
“Gemiddelde snelheid”
"Trip B" geeft de volgende waarden
weer: “Gereden afstand”, “Reisduur”,
“Gemiddeld brandstofverbruik” en
“Gemiddelde snelheid”
“Trip A” en “Trip B” bewaken de
"complete missies" (trips) van de auto
afzonderlijk van elkaar. “Trip B” kan
worden uitgeschakeld.
Het "Bereik" wordt ook berekend en
weergegeven als de auto met
draaiende motor stilstaat.“Trip A” / “Trip B” resetten
Beide functies kunnen gereset worden
(reset – begin van een nieuwe reis).
Houd de knopOKop het stuurwiel
ingedrukt, om de waarden te resetten
(zie het hoofdstuk
“Bedieningsknoppen”). Het resetten
geldt alleen voor de weergegeven
waarden (“Trip A” of “Trip B”).
LPG- en Natural Power-versies
Alleen de waarden “Gereden afstand”,
“Reisduur” en “Gemiddelde snelheid”
worden weergegeven op LPG- en
Natural Power-versies.
OPMERKING De parameters “Bereik”
en “Huidig verbruik" kunnen niet
gereset worden.
50
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 53 of 280

LAMPJES EN BERICHTEN
BELANGRIJK De lampjes gaan branden en er verschijnt een speciaal bericht op het instrumentenpaneel en/of er klinkt een
geluidssignaal, wanneer van toepassing. Deze indicaties zijn kort en bedoeld als voorzorgsmaatregel en mogen, als zodanig,
niet worden beschouwd als volledig en/of een alternatief voor de informatie die is opgenomen in het Instructieboek. Het is
daarom raadzaam het instructieboek altijd aandachtig te lezen. In geval van een storingsmelding moet men zich altijd aan de
instructies houden die in dit hoofdstuk zijn beschreven.
BELANGRIJK De storingsmeldingen die op het display worden weergegeven, kunnen worden onderverdeeld in twee
categorieën: ernstige storingen en minder ernstige storingen. Ernstige storingen worden langdurig herhaald weergegeven.
Minder ernstige storingen worden kort herhaald weergegeven. De herhaaldelijke weergave op het display van beide
categorieën kan onderbroken worden. De melding op het instrumentenpaneel blijft branden tot de oorzaak van de storing is
verholpen.
51
Page 54 of 280

LAMPJES OP INSTRUMENTENPANEEL
Rode lampjes
Lampje Wat het betekent
REMVLOEISTOF BENEDEN PEIL/HANDREM AANGETROKKEN
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Remvloeistof beneden peil
Dit lampje gaat branden wanneer het remvloeistofniveau in het reservoir zich onder het minimumpeil
bevindt, bijvoorbeeld door een lek in het remcircuit. Bij sommige versies worden een bericht en een
symbool op het display weergegeven. Herstel het remvloeistofniveau, controleer daarna of het lampje
gedoofd is. Als het lampje blijft branden, contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
Handrem aangetrokken
Het lampje (of symbool op het display) gaat branden wanneer de handrem wordt aangetrokken. Als de
auto in beweging is, hoort u bij bepaalde versies ook een geluidssignaal. Zet de handrem los, controleer
daarna of het lampje gedoofd is. Als het lampje blijft branden, contact opnemen met het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Controleer of de handrem toevallig is ingeschakeld als het lampje tijdens het rijden gaat
branden.
STORING EBD
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Wanneer de lampjes
(rood) en(geel) bij draaiende motor tegelijk gaan branden, dan is er een
storing in het EBD-systeem of is het systeem niet beschikbaar. In dit geval kunnen de achterwielen bij hard
remmen plotseling blokkeren waardoor de auto begint te slippen. Bij sommige versies verschijnt een
speciaal bericht op het display.
Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde dealer van het Fiat Servicenetwerk om het systeem
onmiddellijk te laten controleren.
52
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 55 of 280

Lampje Wat het betekent
STORING AIRBAG
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Als het lampje permanent blijft branden (op bepaalde versies wordt het symbool
weergegeven), dan is
er een storing in het airbagsysteem.
41) 42)
GORDELVERKLIKKER
(voor bepaalde versies/markten)
Als de contactsleutel in de stand MAR gedraaid is, gaat het lampje gedurende enkele seconden branden
(om aan te geven dat het lampje correct werkt), en als er geen storingen zijn, moet het doven.
Het lampje gaat continu branden wanneer bij stilstaand voertuig de veiligheidsgordel aan bestuurders- of
passagierszijde (indien een passagier aanwezig is) niet is omgelegd. Wanneer met de auto wordt gereden
met niet goed omgelegde veiligheidsgordels, dan gaat het lampje knipperen en klinkt er een geluidssignaal.
Maak in dat geval de veiligheidsgordel vast.
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk om het geluidssignaal van het SBR-systeem (Seat Belt
Reminder) permanent te laten uitschakelen. Het systeem kan te allen tijde via het Instellingenmenu weer
ingeschakeld worden.
BELANGRIJK
41)Als, wanneer de contactsleutel naar MAR is gedraaid, het lampjeniet gaat branden of tijdens het rijden blijft branden, dan is er
mogelijk een storing in de veiligheidssystemen. In dat geval kunnen de airbags of gordelspanners mogelijk niet in werking treden bij een
botsing of, in een zeer beperkt aantal gevallen, per ongeluk in werking treden. Laat het systeem controleren door het Fiat Servicenetwerk
alvorens verder te rijden.
42)Het constant branden van het symbool
duidt een storing van het lampjeop het instrumentenpaneel aan. In dat geval kan een
eventuele storing van het airbagsysteem mogelijk niet aangegeven worden. Laat het systeem controleren door het Fiat Servicenetwerk
alvorens verder te rijden.
53
Page 56 of 280

Lampje Wat het betekent
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
Het lampje gaat branden wanneer de motor oververhit is. Bij sommige versies verschijnt een speciaal
bericht op het display.
Tijdens een normale rit: breng de auto tot stilstand, zet de motor af en controleer of het
koelvloeistofniveau in het reservoir niet onder het MIN-teken staat. Als dit het geval is, wacht dan tot de
motor is afgekoeld, draai vervolgens langzaam en voorzichtig de dop open, vul koelvloeistof bij en
controleer of het peil tussen het MIN- en MAX-teken op het reservoir staat. Controleer ook op de
aanwezigheid van vloeistoflekken. Als na het starten het lampje (of symbool op het display) opnieuw
aangaat, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Wanneer de auto onder zware omstandigheden wordt gebruikt (bijv. wanneer er tijdens het
rijden hoge prestaties gevraagd worden):minder snelheid en, als het lampje blijft branden, breng de
auto tot stilstand. Wacht 2 of 3 minuten met draaiende motor en geef ietwat gas om de
koelvloeistofcirculatie te bevorderen. Zet vervolgens de motor af. Controleer of het koelvloeistofpeil correct
is, zoals hiervoor beschreven is.
BELANGRIJK Het is raadzaam om onder zware bedrijfsomstandigheden de motor voor het afzetten enkele
minuten te laten draaien met het gaspedaal iets ingetrapt.
54
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL