Page 73 of 280

Symbool Wat het betekent
SCHAKELINDICATOR
Het symbool verschijnt op het display om de bestuurder te waarschuwen dat moet
worden opgeschakeld (naar een hogere versnelling) of teruggeschakeld (naar een lagere
versnelling).
A/MAUTOMATISCHE RIJMODUS (versies met Dualogic-versnellingsbak)
Automatische rijmodus (AUTO)
De letter “A” gevolgd door het nummer van de ingeschakelde versnelling (bijv. “A1”)
verschijnt op het display als de AUTO-modus (automatische rijmodus) is geselecteerd.
Handmatige rijmodus (MANUAL)
De letter “M” gevolgd door het nummer van de ingeschakelde versnelling (bijv. “M1”)
verschijnt op het display als de MANUAL-modus (handmatige rijmodus) is geselecteerd.
BELANGRIJK
31)Wanneer het symbool gaat branden, moet de verslechterde motorolie zo spoedig mogelijk, en in elk geval binnen 500 km nadat het
symbool voor het eerst ging branden, ververst worden. Het niet naleven van deze instructie kan leiden tot ernstige beschadiging van de motor
en de garantie ongeldig maken. Wanneer dit symbool gaat branden, betekent dit niet dat het oliepeil in de motor te laag is; u hoeft dus geen
motorolie toe te voegen als het lampje begint te knipperen.
32)Als het symbool tijdens het rijden gaat knipperen, contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
33)Water in het brandstofcircuit kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor onregelmatig doen draaien. Als het symbool wordt
weergegeven, zo snel mogelijk contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk om het systeem af te laten tappen. Als bovenstaande
aanwijzingen onmiddellijk na het tanken verschijnen, kan het zijn dat er tijdens het tanken water in de tank terecht is gekomen: zet de motor
onmiddellijk af en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
34)Pas de rijsnelheid altijd aan de verkeers- en weersomstandigheden aan en houd u altijd aan de verkeersregels. De motor afzetten terwijl
het symbool brandt, is toegestaan, maar het meermaals onderbreken van het regeneratieproces kan leiden tot voortijdig kwaliteitsverlies
van de motorolie. Daarom wordt het aanbevolen om altijd te wachten tot het symbool is gedoofd voordat de motor wordt afgezet, door
bovenstaande aanwijzingen te volgen. Voltooi het DPF-regeneratieproces niet terwijl de auto stilstaat.
71
Page 74 of 280
LED OP DASHBOARDBEKLEDING
Lampje Wat het betekent
PASSAGIERSAIRBAG/ZIJAIRBAGS UITGESCHAKELD
(voor bepaalde versies/markten)
De led op de afwerking van het dashboard gaat branden wanneer de frontairbag en de zijairbag aan
passagierszijde zijn uitgeschakeld.
Wanneer bij ingeschakelde frontairbag aan passagierszijde de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid,
gaat de led
enkele seconden continu branden, waarna hij moet doven.
72
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 75 of 280
VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is bijzonder belangrijk.
Hierin worden de veiligheidssystemen
beschreven waarmee het voertuig is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten
worden.ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN . 74
RIJHULPSYSTEMEN ...................... 77
BESCHERMINGSSYSTEMEN
INZITTENDEN ................................. 82
VEILIGHEIDSGORDELS .................. 82
SBR-SYSTEEM (SEAT BELT
REMINDER) .................................... 84
GORDELSPANNERS....................... 85
KINDERZITJES ............................... 87
AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS ........................................100
73
Page 76 of 280

ACTIEVE
VEILIGHEIDS
SYSTEMEN
In de auto zijn de volgende actieve
veiligheidssystemen aanwezig:
ABS (antiblokkeersysteem van de
wielen);
ESC-systeem (Electronic Stability
Control);
HH-systeem (Hill Holder);
ASR-systeem (AntiSlip Regulation);
DST-systeem (Dynamic Steering
Torque of stuurcorrectie);
ERM-systeem (Electronic Rollover
Mitigation).
ABS (Anti-lock Braking
System)
43) 44) 45) 46) 47) 48) 49)
Dit systeem, dat deel uitmaakt van het
remsysteem, voorkomt het blokkeren of
slippen van een of meerdere wielen op
alle soorten wegdek en ongeacht de
kracht van de remwerking, zodat de
auto ook tijdens paniekremmen onder
controle gehouden kan worden en
de remweg wordt geoptimaliseerd.Het ABS-systeem omvat ook de
volgende subsystemen: EBD (Electronic
Braking Force Distribution), MSR
(Motor Schleppmoment Regelung) en
HBA (Hydraulic Brake Assist).
BELANGRIJK Een inrijperiode van circa
500 km is vereist om het beste uit het
remsysteem te halen: vermijd tijdens
deze periode bruusk, herhaaldelijk
of langdurig remmen.
50) 51) 52)
Inwerkingtreding van het systeem
Een licht pulseren van het rempedaal en
geluid duiden op het ingrijpen van het
ABS: dit zijn volledig normale
verschijnselen.
ESC-SYSTEEM
(Electronic Stability
Control)
53) 54) 55) 56) 57) 58)
Het ESC-systeem corrigeert het
onderstuur en overstuur van de auto
door de remkracht op de juiste wijze
naar de wielen te sturen. Ook het door
de motor geleverde koppel kan
verminderd worden om de controle
over de auto te behouden.Inwerkingtreding van het systeem
De ingreep van het systeem wordt
aangegeven door het knipperen van het
lampje
op het instrumentenpaneel,
om de bestuurder te waarschuwen dat
de stabiliteit en de grip van de auto
kritiek zijn.
Systeem inschakelen
Het ESC-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart; het kan niet worden
uitgeschakeld.
GRAVITY CONTROL
(voor bepaalde versies/markten)
Dit is een integraal onderdeel van het
ESC-systeem dat erop gericht is om de
auto tijdens de afdaling op een
constante snelheid te houden, door op
zelfstandige en gedifferentieerde wijze
op de remmen in te werken.
Op die manier biedt de “Gravity
Control”-functie assistentie als onder
gladde omstandigheden en/of op
ruig terrein op steile hellingen wordt
gereden.
Raadpleeg voor meer informatie over
de werking van het systeem de
paragraaf “Rijhulpsystemen” in dit
hoofdstuk.
74
VEILIGHEID
63)
Page 77 of 280

HH-SYSTEEM
(Hill Holder)
59) 60)
Dit systeem is een onderdeel van het
ESC-systeem en helpt de bestuurder bij
het wegrijden op hellingen.
Het systeem wordt onder de volgende
omstandigheden automatisch
geactiveerd:
heuvelopwaarts- als het voertuig
auto stilstaat op een weg met een
hellingsgraad van meer dan 5% met
draaiende motor, ingetrapt rempedaal
en de versnellingsbak in de vrijstand
of met ingeschakelde versnelling
(andere dan achteruit);
heuvelafwaarts: als de auto stilstaat
op een afdalende weg van meer dan
5% met draaiende motor, ingetrapt
rempedaal en de versnellingsbak in de
achteruit.
ASR-SYSTEEM
(AntiSlip Regulation)
Het systeem grijpt automatisch in als
één of meer aandrijfwielen slippen, grip
verliezen op natte wegen (aquaplaning)
en bij het optrekken op glad,
besneeuwd of met ijzel bedekt wegdek.Inschakeling/uitschakeling van het
systeem
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart. Het ASR-systeem kan tijdens
het rijden uitgeschakeld en vervolgens
weer ingeschakeld worden door op
de knop op het dashboard fig. 61
te drukken.
Wanneer met sneeuwkettingen wordt
gereden, kan het handig zijn om het
ASR uit te schakelen: onder deze
omstandigheden levert het doorslippen
van de aandrijfwielen bij het wegrijden
immers meer trekkracht op.DST (Dynamic Steering
Torque of
stuurcorrectie)-systeem
61)
De DST-functie (stuurcorrectie) gebruikt
de integratie van het ESC-systeem in
de elektrische stuurbekrachtiging om
het veiligheidsniveau van de gehele
auto te verhogen. In kritieke situaties
(bijv. onderstuur, overstuur, remmen
onder verschillende
gripomstandigheden) regelt het
ESC-systeem via de DST-functie de
besturing om een aanvullend koppel op
het stuurwiel toe te passen, waarmee
aan de bestuurder de meest correcte
manoeuvre wordt voorgesteld.
ERM-SYSTEEM
(Electronic Rollover
Mitigation)
62)
Het systeem controleert de neiging van
de wielen om van de grond te komen
als de bestuurder extreme manoeuvres
uitvoert zoals snel bijsturen om een
obstakel te vermijden, met name onder
omstandigheden van een slecht
wegdek.
61F0Y0656C
75
Page 78 of 280

Als dergelijke omstandigheden zich
voordoen, grijpt het systeem in op de
remmen en het motorvermogen om de
mogelijkheid dat de wielen van de
grond komen te beperken. Het is niet
mogelijk om de neiging tot over de kop
slaan te voorkomen wanneer dit te
wijten is aan redenen zoals met de
wielen aan één kant op steile hellingen
rijden, botsing tegen voorwerpen of
andere voertuigen.
BELANGRIJK
43)Wanneer het ABS wordt ingeschakeld,
is een trilling aan het rempedaal voelbaar.
Verlaag de remdruk niet en houd het
rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg op basis
van de wegomstandigheden.
44)Een inrijperiode van circa 500 km is
nodig om het beste uit het remsysteem te
halen: vermijd tijdens deze periode bruusk,
herhaaldelijk of langdurig remmen.
45)Als het ABS-systeem ingrijpt, dan
betekent dit dat de limiet van de grip van
de banden op het wegdek is bereikt:
verlaag de snelheid en pas deze aan de
beschikbare grip aan.
46)Het ABS kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.47)Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip of
aquaplaning.
48)De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
49)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
50)Het HBA-systeem kan de grip van de
banden op het wegdek niet boven de
limieten van de natuurkundige wetten laten
toenemen; rijd altijd voorzichtig,
overeenkomstig de toestand van het
wegdek.
51)Het HBA-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
52)Het HBA-systeem is een ondersteuning
voor de bestuurder die altijd zijn volle
aandacht bij het rijden moet houden. De
uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt altijd
bij de bestuurder. De prestaties van het
HBA-systeem mogen nooit op
onvoorzichtige of gevaarlijke manier getest
worden, met de mogelijkheid dat de
veiligheid van de bestuurder, de inzittenden
of andere weggebruikers in gevaar komt.
53)Het ESC kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.54)Het ESC-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
55)De capaciteiten van het ESC-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
56)Voor een goede werking van de ESC-
en ASR-systemen is het uiterst belangrijk
dat de banden van alle wielen van hetzelfde
merk en type zijn, dat ze in perfecte staat
verkeren en, vooral, dat ze van het
aanbevolen type en de juiste maat zijn.
57)De prestaties van het ESC- en het
ASR-systeem mogen de bestuurder nooit
aanmoedigen om onnodige risico's te
nemen. Uw rijstijl moet altijd aangepast zijn
aan de conditie van het wegdek, het zicht
en het verkeer. De bestuurder is in elk geval
verantwoordelijk voor een veilige rijstijl.
58)Het ESC blijft ook ingeschakeld
wanneer met het ruimtebesparende
reservewiel wordt gereden. Onthoud altijd
dat het noodreservewiel kleiner is dan
een normale band, waardoor het minder
grip levert.
59)Het Hill Holder-systeem is geen
parkeerrem; laat de auto dus nooit achter
zonder de handrem te hebben
aangetrokken, de motor te hebben
uitgeschakeld en de eerste versnelling te
hebben ingeschakeld, zodat de auto in
veilige omstandigheden is geparkeerd (lees
ook de paragraaf "Parkeren" in het
hoofdstuk "Starten en rijden").
76
VEILIGHEID
Page 79 of 280

60)Er kunnen situaties op kleine hellingen
(minder dan 5%) voorkomen waarin, bij
beladen auto, het Hill Holder-systeem niet
in werking treedt en de auto zich iets
naar achteren verplaatst, waardoor het
risico op een botsing met een andere auto
of voorwerp toeneemt. De bestuurder is
in elk geval verantwoordelijk voor een
veilige rijstijl.
61)DST is een rijhulpsysteem en neemt de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
om de auto te besturen niet weg.
62)De prestaties van een voertuig met
ERM mogen nooit op onvoorzichtige of
gevaarlijke manier getest worden, met de
mogelijkheid dat de veiligheid van de
bestuurder of andere mensen in gevaar
komt.
63)Het systeem is een ondersteuning voor
de bestuurder die altijd zijn volle aandacht
bij het rijden moet houden. De
verantwoordelijkheid ligt altijd bij de
bestuurder, die rekening moet houden met
de verkeersomstandigheden om in alle
veiligheid te kunnen rijden. De bestuurder
dient altijd een veilige afstand tot het
voertuig vóór hem te houden.RIJHULPSYSTEMEN
In de auto kunnen de volgende
rijhulpsystemen aanwezig zijn:
City Brake Control - “Collision
Mitigation”-systeem
iTPMS
Zie de volgende pagina's voor de
beschrijving van de werking van deze
systemen.
CITY BRAKE CONTROL -
“Collision
Mitigation”-SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
64) 65) 66) 67) 68)
35) 36) 37) 38) 39) 40) 41) 42)
Dit is een rijhulpsysteem dat voorzien is
van een lasersensor, die zich aan de
bovenkant van de voorruit fig. 62
bevindt en die de aanwezigheid van
auto’s voor de auto detecteert.
In het geval van een dreigende botsing,
grijpt het systeem in door automatisch
te remmen om een botsing te
voorkomen of de gevolgen daarvan te
beperken.
Het systeem is alleen actief als:
de contactsleutel naar MAR is
gedraaid;
de rijsnelheid tussen 5 en 30
km/h ligt;
een vooruitversnelling is
ingeschakeld;
de veiligheidsgordels van de
voorstoelen zijn omgelegd;
het "Modusselectiesysteem"
staat op de stand "Normaal".
Inschakelen/uitschakelen
Het systeem kan via het
instellingenmenu van het display
worden ingeschakeld (en uitgeschakeld)
(zie de paragraaf "Display" in het
hoofdstuk “Kennismaking met het
instrumentenpaneel”).
Werking
Het systeem treedt in werking als er
een gevaar is van een dreigende
botsing en de bestuurder het
rempedaal niet direct intrapt.
62F0Y0200C
77
Page 80 of 280

Als het systeem detecteert dat het
vooroprijdende voertuig geraakt kan
worden, kan het de auto voor mogelijk
noodremmen voorbereiden.
Als de bestuurder geen enkele actie
onderneemt om de aanrijding te
voorkomen, zal het systeem het
voertuig automatisch afremmen, als
voorbereiding op een mogelijke botsing.
Wanneer er risico op een botsing is,
als de druk op het rempedaal door de
bestuurder onvoldoende is, kan het
systeem in werking treden om de
reactie van het remsysteem te
verbeteren, waardoor de snelheid van
het voertuig verder afneemt.
Bij het heuvel oprijden op hellingen met
sterk wisselende hellingsgraden, kan
het systeem ingrijpen, door het
remsysteem te activeren.
Versies uitgerust met Start&Stop-
systeem: na afloop van de
automatische remingreep, zal het
Start&Stop-systeem gaan werken zoals
beschreven in de paragraaf
"Start&Stop-systeem" in het hoofdstuk
"Starten en rijden".
Versies uitgerust met
handgeschakelde versnellingsbak:
na afloop van de automatische
remwerking kan de motor haperen en
afslaan, tenzij het koppelingspedaal
wordt ingetrapt.Versies uitgerust met Dualogic-
versnellingsbak:de laatst opgeslagen
versnelling na de remingreep blijft
ingeschakeld.
BELANGRIJK Nadat het voertuig
gestopt is, kunnen de remklauwen
gedurende ongeveer 2 seconden
geblokkeerd worden om
veiligheidsredenen. Zorg ervoor dat u
het rempedaal intrapt als de auto iets
vooruit mocht rijden.
Rijden onder bijzondere
omstandigheden
Onder bepaalde rijomstandigheden,
zoals het naderen van een bocht (zie
fig. 63) / kleine voertuigen en/of
voertuigen die niet uitgelijnd zijn met de
rijstrook (zie fig. 64) / andere voertuigen
die van rijstrook wisselen (zie fig. 65),
kan de werking van het systeem
onverwacht of vertraagd zijn.
De bestuurder moet daarom goed op
blijven letten en de controle over de
auto behouden om in alle veiligheid te
blijven rijden.
63F0Y0320C
64F0Y0321C
65F0Y0322C
78
VEILIGHEID