Page 9 of 368
7
4008_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Koplampverstelling 133
Stop & Start-functie (Auto Stop & Go)
1
11-113
Stuurwiel verstellen
7
8
Cla xon
14
2Snelheidsregelaar
120-122
Contactslot, motor starten/afzetten
9
8
START/STOP-knop
99-101
Cockpit (vervolg)
Lichtschakelaar 127-131
Bluetooth
®-telefoon met
spraakherkenning 2 35-246 Ruitenwisserschakelaar
134-137
Stuurwieltoetsen Audio/CD-systeem,
Audio/CD-systeem met touchscreen,
Audio-/telematicasysteem
met touchscreen
2
49, 291, 316
.
Overzicht
Page 10 of 368
8
4008_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
A. Verklikkerlampje uitschakeling passagiersairbag 152
B.
Alarmknipperlichten
1
42
C.
V
erklikkerlampje veiligheidsgordel
voorpassagier niet vastgemaakt of
losgemaakt
148
Schakelaars op centraal
bedieningspaneel
Cockpit (vervolg)
A. Handmatige koplampverstelling 1 33
B. U itschakelen van de
stabiliteitscontrolesystemen
145
C.
U
itschakelen van de parkeerhulp
1
25
D.
U
itschakelen van de functie
Stop & Start (Auto Stop & Go)
1
12
Paneel met schakelaars
buitenzijde
Overzicht
Page 11 of 368
9
4008_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Onderhoud - Gegevens
Zekeringen motorruimte 205, 208-210
Brandstoftank leeg (diesel)
2
18
Niveaus controleren
1
83-185
-
olie
-
remvloeistof
-
koelvloeistof
-
ruitensproeier-/
koplampsproeiervloeistof
Lampen vervangen
1
99-204
-
voor
-
achter Benzinemotoren
219
Gewichten (benzine)
2
20 -225
Dieselmotoren
226
Gewichten (diesel)
2
27-230
Afmetingen
231
Terreinvaardigheden
232
Identificatie
233
Motorkap
180
Motorruimte (benzine)
1
81
Motorruimte (diesel)
1
82 Accu
211-214
Automatische onderbreking van de voeding van elektrische functies
1
76
Controle van onderdelen
1
86-188
-
e
lektrolyt van de accu
-
luchtfilter
- oliefilter
-
r
oetfilter (diesel)
-
remblokken/-schijven
.
Overzicht
Page 12 of 368

10
4008_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2016
Eco-rijdenDoor in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak,
rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in
en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een
hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische transmissie, gebruik dan
bij voorkeur de automatische stand en trap het gaspedaal niet bruusk
of diep in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling in te schakelen die
het best geschikt is voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies zo snel mogelijk op.
Bij auto's met een automatische transmissie wordt de schakelindicator
uitsluitend in de handmatige stand weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk
in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de
CO
2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Gebruik op slimme wijze de elektrische
voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is
opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de
ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging
kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak,
zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is
bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en de ontwaseming uit zodra deze
niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op
als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-
speler, MP3 -speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het
elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van
ongeveer 40
km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Eco-rijden
Page 13 of 368

11
4008_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2016
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste
voor werpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal,
fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een
dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door
zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u
daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de
portiersponning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
-
v
oor een lange rit,
-
b
ij de wisseling van de seizoenen,
-
a
ls de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen
van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter,
luchtfilter en interieurfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het
aan uw situatie aangepaste onderhoudsschema van de fabrikant.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo
voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000
km het gemiddelde
brandstofverbruik zich stabiliseert.
.
Eco-rijden
Page 14 of 368
12
Instrumentenpaneel
1. Toerenteller.
2. S nelheidsmeter.
Display type 2
3.
D
isplay instrumentenpaneel:
-
W
eergave van waarschuwingen en
pictogrammen.
-
T
otale kilometerstand en dagteller.
-
Onderhoudsindicator.
- Koelvloeistoftemperatuur.
- I nformatie boordcomputer.
-
Sn
elheidsregelaar ingeschakeld.
-
A
anwijzing schakelindicator.
-
M
enu voor het instellen van de
parameters (weergave, geluid...).
-
Brandstofniveau.
-
Buitentemperatuur.
-
Aandrijvingsmodus.
Paneel met meters en verklikkerlampjes.
Deze informeren de bestuurder of een functie
wel of niet ingeschakeld is (verklikkerlampje
ingeschakeld of uitgeschakeld) of bij een
storing (waarschuwingslampje).
Display type 1
U kunt de weergave wijzigen met
de knop INFO die zich links van het
instrumentenpaneel op het dashboard
bevindt.
Instrumentenpaneel
Page 15 of 368
13
4008_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016
De controlelampjes waarschuwen de
bestuurder in het geval van een storing
(waarschuwingslampje) of geven hem
informatie over de werking van een systeem
(ingeschakeld of uitgeschakeld).Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan sommige
waarschuwingslampjes enkele seconden
branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige lampjes gaan branden (permanent
of knipperend) in combinatie met een
geluidssignaal en een melding.
Controlelampjes
Als het lampje blijft branden, controleer
dan voordat u gaat rijden welke functie
het betreft.
1
Instrumentenpaneel
Page 16 of 368

14
Waarschuwingslampjes
Als een van de volgende lampjes bij een draaiende motor of onder
het rijden gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende
systeem en moet de bestuurder actie ondernemen.
Het lampje brandt op het instrumentenpaneel of op het display van het
instrumentenpaneel.Controlelampje brandtOorzaak Acties / Opmerkingen
Handrem/
Remvloeistofniveau/
Elektronische
remdrukregelaarpermanent.Het lampje gaat enkele seconden
branden en gaat vervolgens uit wanneer
u het contact in de stand "ON" zet.
De handrem is aangetrokken of niet
goed vrijgezet. In combinatie met een melding. Zet de handrem vrij; het
lampje dooft.
Te laag remvloeistofniveau. In combinatie met een melding. Vul remvloeistof bij en
raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Storing van de elektronische
remdrukregelaar (REF). Zet de auto op een veilige plaats stil.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Zelfdiagnose
motor knippert.
Er is een storing in het
motormanagementsysteem. Kans op beschadiging van de katalysator.
Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of door
een gekwalificeerde werkplaats.
permanent. Er is een storing in de
emissieregeling.
Het verklikkerlampje moet doven als de motor wordt gestart.Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als dit niet het geval is.
Laadstroom
accu* permanent.
Er is een storing in het laadstroomcircuit
van de accu (vervuilde of losgeraakte
accuklemmen, aandrijfriem dynamo niet
correct gespannen of gebroken...). Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als dit niet het geval is.
Een waarschuwingslampje kan branden in combinatie met een
aanvullende melding om u te helpen bij het opsporen van de storing.
Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
* Volgens land van bestemming.
Instrumentenpaneel