Page 209 of 368
207
4008_nl_Chap08_En-cas-de panne_ed01-2016
* De hoofdzekeringen zorgen voor een extra beveiliging van de elektrische installatie. Alle werkzaamheden aan de hoofdzekeringen dienen door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats te worden uitgevoerd.
Zekering Ampère
Functies
18 7, 5
A
Achteruitrijlicht(en).
19 15
A
12
V-aansluiting.
20* 30 A
Elektrische ruitbediening.
21 * 30 A
Achterruitverwarming.
22 7, 5
A
Verwarming buitenspiegels.
24 25 A
Elektrische verstelling bestuurders- en passagiersstoel.
25 30 A
Stoelverwarming.
8
Storingen verhelpen
Page 210 of 368
208
4008_nl_Chap08_En-cas-de panne_ed01-2016
Zekeringen in de
motorruimte
Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los en ver wijder dit volledig. Zekering Ampère
Functies
1 15
A
Mistlampen vóór.
4 10
A
Claxon.
5 7, 5
A
Dynamo.
6 20 A
Koplampsproeiers.
7 10
A
Airconditioning.
9 20 A
Alarm.
10 15
A
Ruitenwisserverwarming.
11 -Niet gebruikt.
12 -Niet gebruikt.
De zekeringkast bevindt zich in de motorruimte
(linkerzijde).
Storingen verhelpen
Page 211 of 368
209
4008_nl_Chap08_En-cas-de panne_ed01-2016
Zekering AmpèreFuncties
13 10
AVerlichting overdag.
14 10
AGrootlicht links.
15 10
AGrootlicht rechts.
16 20
ADimlicht links (xenon).
17 20
ADimlicht rechts (xenon).
18 10
ADimlicht links (halogeen), handmatige en automatische
koplampverstelling.
19 10
ADimlicht rechts (halogeen).
31 30
AAudioversterker.
De hoofdzekeringen zorgen voor een
extra beveiliging van de elektrische
installatie. Alle werkzaamheden
aan de hoofdzekeringen dienen
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats te worden
uitgevoerd.
Sluit het deksel na de werkzaamheden
zorgvuldig om ervoor te zorgen dat de
zekeringkast goed wordt afgedicht.
8
Storingen verhelpen
Page 212 of 368
210
4008_nl_Chap08_En-cas-de panne_ed01-2016
Reservezekeringen
De reservezekeringen bevinden zich in het
deksel van de zekeringkast in de motorruimte.Het deksel bevat geen
reservezekeringen van 7,5
A, 25 A of
30 A. Als een zekering met een van
deze ampèrages vervangen dient te
worden, ga dan als volgt te werk:
Vervang een zekering van 7,5
A
door een reservezekering van 10
A,
vervang een zekering van 25
A door
een reservezekering van 20
A, en
vervang een zekering van 30
A door
de zekering van het audiosysteem
(N r. 31) .
Zekering
Ampère
33 10
A
34 15
A
35 20
A
Storingen verhelpen
Page 213 of 368

211
4008_nl_Chap08_En-cas-de panne_ed01-2016
12V- ac c u
De accu bevindt zich in de motorruimte.
Toegang tot de accu:
F
o
pen de motorkap via hendel in het
interieur en gebruik vervolgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde,
Toegang tot de accu
Procedure voor het opladen van de accu en het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels.
F
m
aak de motorkapsteun vast,
F
v
erwijder de borgpennen A,
F
v
erwijder de beschermkap B,
F
v
erwijder de borgpennen C.
F
v
erwijder het luchtkanaal D.
Algemeen
Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
Accu's bevatten schadelijke stoffen
zoals zwavelzuur en lood.
Accu's moeten volgens de wettelijke
voorschriften worden afgevoerd en
mogen in geen geval bij het huisvuil
terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat
u handelingen aan de accu uitvoert.
Verricht uitsluitend werkzaamheden
aan de accu in een goed geventileerde
ruimte, uit de buurt van open vuur
of vonken gevende voor werpen, om
elk risico van brand of explosie uit te
sluiten.
Was uw handen na afloop van de
werkzaamheden.
8
Storingen verhelpen
Page 214 of 368
212
4008_nl_Chap08_En-cas-de panne_ed01-2016
Controleer het elektrolytniveau en vul indien
nodig bij.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de controle van
vloeistofniveaus.
Starten van de motor
met een hulpaccu en
startkabels
F Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A en vervolgens op
de pluspool (+) van de hulpaccu B .F
S luit de groene of zwarte kabel aan op de
minpool (-) van de hulpaccu B .
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
uw auto (motorsteun).
F
S
tel de startmotor in werking en laat de
motor draaien.
F
W
acht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels los.
F
T
il de beschermkap van de pluspool (+)
omhoog.
Een aantal functies is niet beschikbaar
als de laadtoestand van de accu
onvoldoende is.
Storingen verhelpen
Page 215 of 368

213
4008_nl_Chap08_En-cas-de panne_ed01-2016
Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een
lader die geschikt is voor loodaccu's
met een nominale spanning van 12
V.F
M
aak indien nodig de accupoolklemmen
los.
F
V
olg de aanwijzingen van de fabrikant van
de acculader.
F
S
luit de accukabels weer aan, te beginnen
met de minkabel (-).
F
C
ontroleer of de accupolen en de klemmen
schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een
(witte of groene) oxidatielaag, neem dan
de accukabels los en reinig de polen en
klemmen.Laden met behulp van een
acculader
Volg de door de fabrikant van de lader
geleverde instructies.
Sluit de kabels nooit aan op de
verkeerde polen.
Start de motor niet als een acculader is
aangesloten.
Gebruik geen accubooster voor accu's
met een spanning van 24
V of hoger.
Controleer eerst of de nominale
spanning van de hulpaccu 12
V
bedraagt en of de capaciteit van de
hulpaccu minimaal gelijk is aan die van
de ontladen accu.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
van beide auto's uit (autoradio,
ruitenwissers, verlichting enz.),
Zorg ervoor dat de startkabels niet in de
buurt komen van draaiende delen van
de motor (ventilator, riem enz.).
Maak de pluspool (+) niet los bij
draaiende motor.
8
Storingen verhelpen
Page 216 of 368

214
4008_nl_Chap08_En-cas-de panne_ed01-2016
Keer de polariteiten niet om en gebruik uitsluitend een lader voor 12V-accu's.
Maak de accupoolklemmen niet los bij draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de accupoolklemmen los te nemen.
Het aanduwen van een auto met een CVT-transmissie om de motor te starten is niet
toegestaan.
Loskoppelen van de
accukabels
Om er zeker van te zijn dat de laadtoestand
van de accu voldoende is om de motor
starten, is het raadzaam de accu los te
koppelen wanneer u gedurende langere tijd
geen gebruikmaakt van uw auto.
Doe het volgende voordat u de accukabels
loskoppelt:
F
S
luit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, dak).
F
S
chakel alle stroomverbruikers uit
(autoradio, ruitenwissers, verlichting
e n z .) .
F
Z
et het contact uit en wacht 4 minuten.
Neem eerst de minpool (-) van de accu los.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Zet het contact aan en wacht 1 minuut
a lvorens de motor te starten, zodat de
elektronische systemen geïnitialiseerd
kunnen worden.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als er zich
na deze handeling toch nog problemen
voordoen.
U moet zelf de volgende systemen en
gegevens resetten (raadpleeg hiervoor de
desbetreffende rubrieken):
-
D
e sleutel met afstandsbediening of de
elektronische sleutel (afhankelijk van
de uitvoering).
-
H
et elektrische zonnescherm/de
elektrische zonneschermen.
-
D
e elektrische ruitbediening.
-
D
e datum en de tijd.
-
D
e voorkeuzezenders. Een aantal functies is niet beschikbaar
als de laadtoestand van de accu
onvoldoende is.
Probeer niet een bevroren accu op te
laden. Risico van explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig
en corrosief zuur).
Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het
Stop & Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt de functie pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal
8
uur), niet is gebruikt.
Storingen verhelpen