Page 137 of 368

135
4008_nl_Chap05_Eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Handmatige bediening
Ruitenwissers vóór
B. ringschakelaar voor instellen van de interval van de ruitenwisser of van de
gevoeligheid van de regensensor.
Ruitensproeiers vóór
Beweeg de ruitenwisserschakelaar naar u toe.
De ruitensproeiers treden in werking en de
ruitenwissers worden enige tijd ingeschakeld.
De koplampsproeiers treden gelijktijdig
in werking indien de dim-/grootlichten
branden .
Koplampsproeiers
Druk op het uiteinde van de
verlichtingsschakelaar om de koplampsproeiers
in te schakelen. Deze werken alleen bij
ingeschakeld dim-/grootlicht.
één keer wissen.
uit,
interval (wissnelheid handmatig in te
ste l l e n),
of
automatisch (wissnelheid handmatig
in te stellen).
lage snelheid
hoge snelheid.
A.
s
electeer de wissnelheid met de
schakelaar:
De volgende instellingen kunnen worden
verhoogd of verlaagd:
-
d
e frequentie van het wissen als de
ruitenwissers in de intervalstand staan,
-
d
e gevoeligheid van de regensensor als
de ruitenwissers in de automatische stand
staan.
-
"
+" : hoge gevoeligheid.
-
"
-" : lage gevoeligheid. Om het verbruik van
ruitensproeiervloeistof te beperken,
worden de koplampsproeiers alleen
bij de eerste bediening van de
ruitensproeiers ingeschakeld.
5
Verlichting en zicht
Page 138 of 368
136
4008_nl_Chap05_Eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Automatische ruitenwissers
vóór
Storing
Dek de regensensor, die zich gecombineerd
met de lichtsensor in het midden van de
voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet
af.
Inschakelen
F Zet de schakelaar A in de stand "AUTO" . Schakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Om het rubber van de ruitenwissers
te beschermen wordt geadviseerd
de automatische stand van de
ruitenwissers uit te schakelen als de
auto geparkeerd staat en wanneer de
buitentemperatuur lager is dan 0°C.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot
de voorruit ontdooid is.
Uitschakelen
F Zet de schakelaar A in de stand "OFF" .
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De snelheid
van de ruitenwissers wordt aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.
Verlichting en zicht
Page 139 of 368
137
4008_nl_Chap05_Eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Ruitenwisser achter
uit.
interval.
De ruitenwisser wist twee keer en schakelt
vervolgens naar de intervalstand. wissen met ruitensproeier.
Houd de ring in deze stand om de
ruitensproeier en de ruitenwisser enige tijd in te
schakelen.
C.
se
lectiering ruitenwisser achter:
5
Verlichting en zicht
Page 140 of 368
138
4008_nl_Chap05_Eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Plafonniers
Plafonnier vóór
Stand 1
De plafonnier gaat branden wanneer een
portier of de achterklep wordt geopend.
Wanneer het portier of de achterklep weer
wordt gesloten, dimt de verlichting geleidelijk
gedurende enkele seconden en gaat
vervolgens uit.
De plafonnier gaat automatisch uit in de
volgende gevallen:
-
W
anneer de portieren en de achterklep
gesloten zijn en het contact in de stand
" ON " wordt gezet.
-
W
anneer de portieren en de achterklep
gesloten zijn en u de auto vergrendelt.
Stand 2
De plafonnier is permanent uit. In de auto bevinden zich twee
kaartleeslampjes, één aan elke kant van de
plafonnier.
Druk op het desbetreffende transparante
kapje A
.
Kaartleeslampjes
Verlichting en zicht
Page 141 of 368

139
4008_nl_Chap05_Eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Plafonnier achter
Stand 1 "ON"
De plafonnier achter brandt permanent.
Stand 2 "●"
De plafonnier gaat branden wanneer een
portier of de achterklep geopend wordt, en
wanneer het portier of de achterklep weer
gesloten wordt, dimt de verlichting langzaam
gedurende enkele seconden en gaat
vervolgens uit.
De plafonnier gaat meteen uit in de volgende
gevallen:
-
W
anneer de portieren en de achterklep
gesloten zijn en het contact in de stand
" ON " wordt gezet.
-
W
anneer de portieren en de achterklep
gesloten zijn en u de auto vergrendelt.
Stand 3 "OFF"
De plafonnier is permanent uit.
Automatisch uitschakelen
van plafonniers
Om te voorkomen dat de accu ontladen wordt,
worden de plafonniers en de kaartleeslampjes
bij uitgeschakelde motor na 30
minuten
automatisch uitgeschakeld.
De plafonniers gaan weer branden wanneer
het contact in de stand " ON" of " ACC "
wordt gezet, wanneer u een portier of de
achterklep opent en weer sluit en wanneer u de
afstandsbediening gebruikt.
5
Verlichting en zicht
Page 142 of 368
140
4008_nl_Chap05_Eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Verlichting bagageruimte
De verlichting van de bagageruimte gaat
automatisch branden zodra de bagageruimte
wordt geopend en dooft zodra deze wordt
gesloten.
Verlichting panoramadak
Na activering gaat de verlichting van het
panoramadak branden als het contact in de
stand "ON" of "ACC " gezet wordt.Uitschakelen
Als het contact in de stand "ON" of "ACC " is
gezet:
F
D
ruk zo vaak als nodig is op deze knop
totdat de verlichting uitgaat.
Instellingen
Als het contact in de stand "ON" of "ACC " is
gezet:
F
D
ruk herhaaldelijk op deze knop om het
gewenste niveau van verlichting te krijgen
(veel, gemiddeld, weinig).
Verlichting en zicht
Page 143 of 368

141
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Algemene aanbevelingen met betrekking tot de veiligheid
Afhankelijk van de lokale wetgeving
kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser,
een verbandtrommel, spatlappen aan
de achterzijde van de auto.
Op verschillende plaatsen in uw
auto zijn stickers aangebracht. Ze
bevatten veiligheidswaarschuwingen
en informatie over de identificatie van
uw auto. Ver wijder ze niet: ze horen
namelijk bij de auto.
Neem voor alle werkzaamheden
aan uw auto contact op met een
gekwalificeerde werkplaats die
beschikt over de juiste technische
informatie, vakkennis en apparatuur.
Het PEUGEOT-netwerk is in staat u dit
te bieden.
Belangrijke informatie:
- Het monteren van elektrische
uitrustingen of accessoires die
niet onder een artikelnummer in
het assortiment van PEUGEOT
voorkomen, kan tot een hoger
verbruik leiden en storingen
in het elektronische systeem
van uw auto veroorzaken. Ga
naar het PEUGEOT-netwerk
voor meer informatie over het
aanbod aan accessoires met een
artikelnummer.
-
U
it veiligheidsoverwegingen
is toegang tot de diagnose-
aansluiting, die is gekoppeld aan
de elektronische systemen in de
auto, uitsluitend voorbehouden
aan het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats waar
de beschikking is over geschikt
gereedschap (kans op storingen
in de elektronische systemen die
kunnen leiden tot pech of ernstige
ongevallen). De fabrikant kan
niet aansprakelijk worden gesteld
als deze aanwijzing niet wordt
opgevolgd.
-
W
ijzigingen of aanpassingen die
niet door PEUGEOT zijn voorzien
of toegestaan, of die niet volgens
de technische voorschriften van de
fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot
het vervallen van de wettelijke en
contractuele garanties.
Monteren van als
accessoire geleverde
radiocommunicatiezenders
Voordat u een
radiocommunicatiezender met
buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften) van
de voor montage geschikte zenders
opvragen, conform de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit
(2004/104/EG).
6
Veiligheid
Page 144 of 368

142
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Richtingaanwijzers
(knipperlichten)
F Links: beweeg de verlichtingsschakelaar omlaag voorbij het zware punt.
F
R
echts: beweeg de verlichtingsschakelaar
omhoog voorbij het zware punt.
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen.
Alarmknipperlichten
Lichtsignaal van de richtingaanwijzers om het
overige verkeer te waarschuwen in het geval
van file, pech, slepen of een ongeval.
F
D
ruk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Veiligheid