.
4008_nl_Chap00a_sommaire_ed01-2016
Algemene aanbevelingen
met betrekking tot de veiligheid 1 41
Richtingaanwijzers (knipperlichten)
1
42
Alarmknipperlichten
142
Cla xon
142
Hulpsystemen bij het remmen
1
43
Stabiliteitscontrolesystemen
1
45
Veiligheidsgordels
147
Airbags
151
Kinderzitjes
1
56
Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde
158
ISOFIX-kinderzitjes
165
Kinderslot
171
Brandstoftank
173
Sneeuwkettingen
175
Automatische onderbreking van
de voeding van elektrische functies
1
76
Ruitenwisserbladen vervangen
1
76
Trekken van een aanhanger
1
77
Allesdragers monteren
1
79
Motorkap
180
Benzinemotoren
1
81
Dieselmotoren
182
Niveaus controleren
1
83
Controles
186Bandenreparatieset
189
Wiel verwisselen 1 93
Een lamp vervangen
1
99
Zekeringen vervangen
2
05
12 V - a c c u
2 11
Slepen van uw auto
2
15
Brandstoftank leeg (diesel)
2
18
Benzinemotoren
219
Gewichten uitvoeringen
met benzinemotor
2
20
Dieselmotoren
225
Gewichten uitvoeringen
met dieselmotor
2
26
Afmetingen
231
Identificatie 233Bluetooth®-telefoon
met spraakherkenning 2 35
AUDIO-/TELEMATICASYSTEEM
MET TOUCHSCREEN
2
47
AUDIO/CD-SYSTEEM
MET TOUCHSCREEN
2
89
AUDIO/CD-systeem
313
Veiligheid
Praktische informatie Storingen verhelpen
Technische gegevens Audio en telematica
Index
Inhoud
5
4008_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Interieur
Voorzieningen bagageruimte 95-96
- bagageafdekking
-
sjorogen
-
opbergvakken
Kinderzitjes
156-164
ISOFIX-bevestiging
165-169
Kinderbeveiliging
171
Vo o r sto e l e n
71-73
Veiligheidsgordels
147-150
Dashboardkastje
90
Passagiersairbag uitschakelen
1
52, 158
A ir bags
151-155
Voorzieningen voorin
8
9-93
-
AUX-/USB-aansluitingen
-
aansteker/12V-aansluiting
-
u
itneembare asbak
-
mi
ddenarmsteun vóór
-
zonneklep
-
matten
Achterzitplaatsen
74-75
Voorzieningen achterin
9
4
Middenarmsteun achter/skiluik
7
5
.
Overzicht
8
4008_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
A. Verklikkerlampje uitschakeling passagiersairbag 152
B.
Alarmknipperlichten
1
42
C.
V
erklikkerlampje veiligheidsgordel
voorpassagier niet vastgemaakt of
losgemaakt
148
Schakelaars op centraal
bedieningspaneel
Cockpit (vervolg)
A. Handmatige koplampverstelling 1 33
B. U itschakelen van de
stabiliteitscontrolesystemen
145
C.
U
itschakelen van de parkeerhulp
1
25
D.
U
itschakelen van de functie
Stop & Start (Auto Stop & Go)
1
12
Paneel met schakelaars
buitenzijde
Overzicht
15
4008_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016
ControlelampjebrandtOorzaak Acties / Opmerkingen
Antiblokkeersysteem
(ABS)permanent.Er is een storing in het
antiblokkeersysteem. De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg zo snel mogelijk
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheidsgordel
vóór losgemaakt/
niet vastgemaakt
permanent, en
knippert vervolgens
in combinatie met
een geluidssignaal.De bestuurder heeft zijn
veiligheidsgordel losgemaakt of niet
vastgemaakt.
Doe de gordel om en steek de gesp in de gordelsluiting.
Airbags en
gordelspanners tijdelijk.
Als u het contact aanzet, gaat dit
lampje een paar seconden branden
en gaat vervolgens uit. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als het lampje blijft branden.
permanent. Er is een storing in een van de
airbags of de pyrotechnische
gordelspanners. Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Te lage
bandenspanning permanent, in
combinatie met
een melding.De spanning van één of meer banden
is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Doe dit bij voorkeur bij koude banden.
U moet het systeem resetten nadat u de spanning van één
of meer banden hebt aangepast en wanneer één of meer
wielen zijn gewisseld.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie
over het bandenspanningscontrolesysteem
.
knipperend
en vervolgens
permanent, in
combinatie met
een melding. Een storing in het systeem en/of ten
minste één sensor van een wiel wordt
niet gedetecteerd.
De bandenspanning wordt niet meer gecontroleerd.
Laat het systeem controleren door het Peugeot-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
1
Instrumentenpaneel
27
4008_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016
Display 1 Display 2 OorzaakOplossing - ActieOpmerkingen
U bent weggereden ter wijl de
handrem nog aangetrokken was. Zet de handrem vrij.
Onvoldoende motoroliedruk of
storing in het oliecircuit. Zet de auto stil en raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Storing laden accu. Zet de auto stil en raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Storing in de airbags of in de
gordelspanners. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
om de systemen te laten controleren.
Storing in de automatische
koplampverstelling. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.Alleen bij auto's met
xenonverlichting.
Storing in de dynamische
stabiliteitscontrole (ASC). Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing in de vierwielaandrijving. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
1
Instrumentenpaneel
90
4008_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016
Vloermat
Om de vloermat aan de bestuurderszijde
te verwijderen: schuif de bestuurdersstoel
zo ver mogelijk naar achteren en neem de
bevestigingen los.
Leg de vloermat weer terug op de pennen en
klem de bevestigingen vast. Controleer of de
vloermat goed bevestigd is.
Om te voorkomen dat de pedalen blokkeren:
-
ma
ak uitsluitend gebruik van matten
die op de reeds in de auto aanwezige
bevestigingen passen. Het gebruik van
deze bevestigingen is verplicht.
-
l
eg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Zonnekleppen Dashboardkastje
In het dashboardkastje kan een fles
mineraalwater, de boorddocumentatie enz.
worden opgeborgen.
F
T
rek de handgreep omhoog om het te
openen.
De verlichting van het dashboardkastje treedt
in werking zodra het wordt geopend.
In het dashboardkastje bevindt zich de
schakelaar voor het uitschakelen van de airbag
aan passagierszijde A .
Als uw auto is voorzien van airconditioning,
bevat het dashboardkastje een
ventilatieopening B , via welke dezelfde
gekoelde lucht als die voor het interieur wordt
aangevoerd.
Als uw auto voorzien is van het systeem
"keyless entry and start", bevat deze de
noodstartmodule C .
De zonnekleppen kunnen naar voren worden
geklapt, en naar de zijkant wanneer ze zijn
losgeklikt.
Ze zijn voorzien van een make-upspiegel en
een opbergvakje voor tickets.
Ergonomie en comfort
98
4008_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Starten - afzetten van de motor met de sleutel
- Stand 1: LOCK Het stuurslot is ingeschakeld.
-
S
tand 2: ACC
D
e accessoires (autoradio,
12V-aansluiting, ...) kunnen worden gebruikt.
-
S
tand 3: ON
H
et contact is A AN.
-
S
tand 4: S TA R T
S
tarten van de motor.
Contact
Als u langdurig accessoires gebruikt
(met het contact in de stand 2 (ACC)),
kan de accu ontladen raken. Uw auto
kan dan mogelijker wijs niet meer
starten. Houd hier rekening mee .
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
automatische onderbreking van de
voeding van elektrische functies .
Waarschuwingssignaal
sleutel
Als het bestuurdersportier wordt geopend
ter wijl de sleutel nog in het contact steekt,
klinkt er een geluidssignaal.
F
S
teek de sleutel in het contactslot.
F
D
raai de sleutel in de stand 2
(ACC)
en
ontgrendel het stuurslot door enigszins aan
het stuurwiel te draaien.
F
T
rap het rempedaal in en houd het
ingetrapt.
F
T
rap het koppelingspedaal volledig
in (auto's met handgeschakelde
versnellingsbak).
F
Z
et de versnellingshendel in de
neutraalstand (auto's met een
handgeschakelde versnellingsbak) of zet
de selectiehendel in de stand P (auto's met
een CVT-transmissie).
F
D
raai de sleutel in de stand 4
(S TA R T )
om
de startmotor te bedienen.
F
L
aat de sleutel los als de motor draait.
H
et contact wordt automatisch in de stand
3
(ON)
gezet.
Starten met de sleutel Afzetten
F Zet de auto stil.
F Z
et de versnellingshendel in de
neutraalstand (auto's met een
handgeschakelde versnellingsbak) of de
selectiehendel in de stand P (auto's met een
CVT-transmissie).
F
D
raai de sleutel naar u toe in de stand 1
(
LOCK) ; houd de sleutel hierbij ingedrukt.
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
V
ergrendel het stuurslot.Bevestig geen zware voorwerpen
aan de sleutel of de sleutel met
afstandsbediening; ze zouden de
sleutel naar beneden kunnen trekken
en storingen kunnen veroorzaken.
Bovendien zou een zwaar of puntig
voor werp het opblazen van de knie-
airbag kunnen hinderen of bij het
opblazen van de knie-airbag ernstig
letsel kunnen veroorzaken.
Wacht, als u bij een auto met een
dieselmotor het contact in de stand
3
(ON) zet, bij koude motor tot het
verklikkerlampje voorgloeien is gedoofd
voordat u de sleutel in de stand
4
(S TA R T ) draait.
Bij warme motor gaat dit lampje niet
branden. Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Rijden
150
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Adviezen
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan
en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold als deze
niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat de
riem weer een stukje wordt opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1 ,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over kinderzitjes .
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
d
ient deze strak om het lichaam te
worden gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder
dat de gordel gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
m
ag er om te voorkomen dat de gordel
niet goed werkt, niets aan worden
gewijzigd.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding ,
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het activeren van de gordelspanners gaat
gepaard met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van
de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, die tevens voor de garantie
zorgt en de werkzaamheden volgens de
voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen
vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar
bij het PEUGEOT-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen
van een stoel of de achterbank of de gordel
zich op de juiste plaats bevindt en goed is
opgerold.
Veiligheid