Page 49 of 108

Werking van de bedieningselementen en instrumenten
4-24
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
DAU49453
Gelijkstroom aansluitcontact
voor accessoires
WAARSCHUWING
DWA14361
Om een elektrische schok of kortsluiting
te voorkomen, dient u te controleren of
de dop op het gelijkstroom aansluitcon-
tact is aangebracht als het contact niet
wordt gebruikt.
LET OP
DCA15432
Het accessoire dat is aangesloten op het
gelijkstroom aansluitcontact voor ac-
cessoires mag niet worden gebruikt ter-
wijl de motor uit staat en de belasting
mag niet meer bedragen dan 24 W (2 A),
anders kan de zekering doorbranden of
de accu ontladen raken.
Dit voertuig is uitgerust met een gelijk-
stroom aansluitcontac t voor accessoires.
Een 12V-accessoire dat is aangesloten op
dit gelijkstroom aansluitcontact voor acces-
soires, kan worden gebruikt wanneer de
sleutel in de stand “ON” staat, maar mag al-
leen worden gebruikt wanneer de motor
draait.
Gebruiken van het gelijkstroom aan-
sluitcontact voor accessoires
1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Verwijder het deksel van het aansluit- contact. 3. Zet het accessoire uit.
4. Plaats de stekker van het accessoire
in het aansluitcontact.
5. Draai de sleutel naar “ON” en start de motor. (Zie pagina 6-2.)
6. Zet het accessoire aan.
1. Dop gelijkstroom aansluitcontact
1
1. Gelijkstroom aansluitcontact voor accessoi- res
1
2PW-F-D1.book 24 ページ 2015年9月17日 木曜日 午前9時33分
Page 50 of 108

5-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
Voor uw veiligheid – c ontroles voor het rijden
DAU63440
Inspecteer uw machine voor elk gebruik om te waarborgen dat deze in een veilige werkende
staat is. Volg altijd de schema’s en procedures voor inspectie en onderhoud in de gebrui-
kershandleiding.
WAARSCHUWING
DWA11152
Onvoldoende inspectie of onderhoud van de machine vergroot het risico op ongeval
of schade. Rijd niet met de machine als u een probleem hebt gevonden. Als een pro-
bleem niet kan worden opgelost via de pro cedures in deze handleiding, laat de ma-
chine dan nazien door een Yamaha dealer.
Controleer voor het gebruik van deze machine de volgende punten:
ITEM CONTROLESPAGINA
Brandstof Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
Vul indien nodig brandstof bij.
Controleer de brandstofleiding op lekkage.
Controleer de tankbelucht
ingsslang en overloopslang op
obstakels, scheuren of bes chadiging en controleer de
slangaansluitingen. 4-15
Motorolie Controleer het olieniveau in de motor.
Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het
voorgeschreven niveau.
Controleer de machine op olielekkage. 7-10
Koelvloeistof Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig de aanbevolen
koelvloeistof bij tot aan
het voorgeschreven niveau.
Controleer het koelsysteem op lekkage. 7-13
Voorrem Controleer de werking.
Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan
een Yamaha dealer het hydraulisch systeem te ontluch-
ten.
Controleer de remblokken op slijtage.
Vervang indien nodig.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven niveau.
Controleer het hydraulisch systeem op lekkage. 7-19,
7-21
Achterrem Controleer de werking.
Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan
een Yamaha dealer het hydraulisch systeem te ontluch-
ten.
Controleer de remblokken op slijtage.
Vervang indien nodig.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven niveau.
Controleer het hydraulisch systeem op lekkage. 7-19,
7-21
2PW-F-D1.book 1 ページ 2015年9月17日 木曜日 午前9時33分
Page 51 of 108

Voor uw veiligheid – controles voor het rijden
5-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
Gasgreep Controleer of de werking soepel is.
Controleer de vrije slag van de gasgreep.
Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag
van de gasgreep af te stellen en de kabel en het kabel-
huis te smeren. 7-16,
7-24
Wielen en banden Controleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig. 7-17,
7-19
Remhendels Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten. 7-24
Middenbok, zijstan-
daard Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de scharnierpunten.
7-25
Framebevestigingen Controleer of alle moeren,
bouten en schroeven stevig
zijn vastgezet.
Zet indien nodig vast. —
Instrumenten, verlich-
ting, signaleringssy-
steem en schakelaars Controleer de werking.
Corrigeer indien nodig.
—
Zijstandaardschake-
laar Controleer de werking van het startspersysteem.
Als het systeem niet correct werkt, vraag dan een
Yamaha dealer de machine te controleren. 4-22
ITEM CONTROLES PAGINA
2PW-F-D1.book 2 ページ 2015年9月17日 木曜日 午前9時33分
Page 52 of 108

6-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
Gebruik en belangri jke rij-informatie
DAU15952
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10272
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle , met mogelijk een
ongeval of letsel tot gevolg.
DAU63621
OPMERKING
Dit model is uitgerust met:
een hellingshoeksensor, waarbij de
motor afslaat bij kanteling. In dit geval
geeft het display foutcode 30 weer,
maar dit is geen storing. Schakel de
machinevoeding uit en vervolgens
weer in om de foutcode te wissen. Als
u dat niet doet zal de motor niet star-
ten, ondanks dat de motor wordt aan-
gezwengeld als u op de startknop
drukt.
een automatische motorstop. De mo-
tor stopt automatisch als deze 20 mi-
nuten stationair draait. Als de motor
stopt, druk dan simpelweg op de start-
knop om de motor opnieuw te starten.
2PW-F-D1.book 1 ページ 2015年9月17日 木曜日 午前9時33分
Page 53 of 108

Gebruik en belangrijke rij-informatie
6-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
DAU61552
De motor starten
LET OP
DCA10251
Zie pagina 6-5 voor instructies over het
inrijden van de motor alvorens de machi-
ne in gebruik wordt genomen.
Het startspersysteem staat starten alleen
toe als de zijstandaard is opgetrokken. (Zie
pagina 4-22.) 1. Nader de machine met de Smart-sleu- tel ingeschakeld.
2. Druk op de schakelaar “ON/ ”.
Na verificatie van de Smart-sleutel
klinkt de zoemer twee keer, gaat het
controlelampje van het Smart-sleutel-
systeem kort branden en wordt het
stuurslot (indien vergrendeld) losge-
zet. Het waarschuwingslampje motor-
storing moet een paar seconden gaan
branden en daarna uitgaan.
Voor modellen met ABS:
Het ABS-waarschuwingslampje moet
gaan branden als de machinevoeding
wordt ingeschakeld en weer uitgaan
zodra met een snelheid van 10 km/h (6
mi/h) of hoger wordt gereden.
LET OP
DCA21980
Als het waarschuwingslampje motorsto-
ring of ABS-waarschuwingslampje (voor
modellen met ABS) ni et gaat branden en weer uitgaat zoals hierboven beschre-
ven, zie dan pagina 4-1 voor een controle
van het circuit van het waarschu-
wingslampje.
3. Sluit de gasklep volledig.
4. Start de motor door op de schakelaar “ON/ ” te drukken terwijl de voor- of
achterrem wordt bekrachtigd.
Als de motor niet binnen 5 seconden
start nadat op de schakelaar “ON/ ”
is gedrukt, wacht dan 10 seconden al-
vorens opnieuw op de schakelaar te
drukken zodat de accuspanning kan
worden hersteld.
LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van de
motor!
1. Schakelaar “ON/ ”
1
2PW-F-D1.book 2 ページ 2015年9月17日 木曜日 午前9時33分
Page 54 of 108
Gebruik en belangrijke rij-informatie
6-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
DAU45093
Wegrijden
1. Houd met uw linkerhand de achter- remhendel ingedrukt, houd met uw
rechterhand de rechterhandgreep vast
en duw de scooter van de middenbok
af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten en stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzers aan.
4. Controleer op tegemoetkomend ver-
keer en draai voorzichtig aan de gas-
greep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzers uit.
DAU16782
Sneller en langzamer rijden
De rijsnelheid wordt geregeld door de gas-
greep open of dicht te draaien. Draai de
gasgreep richting (a) om sneller te gaan rij-
den. Draai de gasgreep richting (b) om lang-
zamer te gaan rijden.
1. Handgreep
1
(a)
(b)
2PW-F-D1.book 3 ページ 2015年9月17日 木曜日 午前9時33分
Page 55 of 108
Gebruik en belangrijke rij-informatie
6-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
DAU16794
Remmen
WAARSCHUWING
DWA10301
Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één kant
overhelt). De scooter zou namelijk
kunnen slippen of omvallen.
Spoorwegovergangen, tramrails,
ijzeren platen gebruikt in de wegen-
bouw en putdeksels worden in nat-
te toestand zeer glad. U dient deze
obstakels daarom met aangepaste
snelheid te naderen en voorzichtig
te passeren.
Onthoud dat remmen op een nat
wegdek veel moeilijker is.
Rijd langzaam heuvelafwaarts, rem-
men kan tijdens afdalingen soms
lastig zijn.
1. Sluit de gasklep volledig.
2. Bekrachtig de voor- en achterrem ge- lijktijdig en oefen daarbij geleidelijk
meer druk uit.
Voor Achter
2PW-F-D1.book 4 ページ 2015年9月17日 木曜日 午前9時33分
Page 56 of 108

Gebruik en belangrijke rij-informatie
6-5
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
DAU16821
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik
Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
Voer het motortoerental tijdens acce-
lereren niet te hoog op.
Voer het toerental niet te hoog op ter-
wijl de motor onbelast draait.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
DAU16842
Inrijperiode
De belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1600 km (1000 mi). Lees daarom de vol-
gende informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag dit
de eerste 1600 km (1000 mi) niet te zwaar
worden belast. De verschillende onderde-
len van de motor slijten op elkaar in totdat
de juiste bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijd
tijdens deze periode nooit langdurig volgas
en vermijd ook andere manoeuvres die tot
oververhitting van de motor kunnen leiden.
DAU36532
0–1000 km (0–600 mi)
Laat de motor niet langer dan 4100 tpm
achtereen draaien. LET OP: Na 1000 km
(600 mi) moet de motorolie worden ver-
verst en moet de o liefilterpatroon of het
oliefilterelement worden vervan-
gen.
[DCA11283]
1000–1600 km (600–1000 mi)
Laat de motor niet langer dan 5000 tpm
achtereen draaien.
1600 km (1000 mi) en verder
De machine kan nu normaal worden ge-
bruikt.
LET OP
DCA10311
Voer het toerental niet zover op dat
de toerenteller in de rode zone wijst.
Als tijdens de inrijperiode motor-
schade optreedt, vraag dan direct
een Yamaha dealer de machine te
controleren.
2PW-F-D1.book 5 ページ 2015年9月17日 木曜日 午前9時33分