Page 97 of 260
95
301_nl_Chap06_visibilite_ed01-2016
Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
Handbediende follow me
home-verlichting
Inschakelen
F geef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
me t de lichtschakelaar.
F
geef n
ogmaals een "lichtsignaal" om de
functie uit te schakelen.
Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt de
handbediende follow me home-verlichting na
een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld.
Dagrijverlichting*
Als de lichtschakelaar in de stand "0" staat,
gaat de dagrijverlichting automatisch branden
bij het starten van de auto.
* Afhankelijk van het land van verkoop. De dagrijverlichting gaat uit als het
parkeerlicht, dimlicht of grootlicht
wordt ingeschakeld.
Deze functie kan niet worden
uitgeschakeld.
6
Zicht
Page 98 of 260

96
301_nl_Chap06_visibilite_ed01-2016
Koplampen verstellen
Verstel de koplampen afhankelijk van de belading van uw auto om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen.
Het verstellen kan worden uitgevoerd met de bediening:
-
ond
er de motorkap,
-
lin
ksonder het stuurwiel (volgens uitvoering).
Stand "0": basisinstelling.
0
1 of 2 pe
rsonen op de voorstoelen.
-
5 per
sonen.
1
5 per
sonen + maximaal toegestane
belading in de bagageruimte.
-
Bestu
urder + maximaal toegestane
belading in de bagageruimte.
Als u de andere standen gebruikt, bestaat de
kans dat de lichtbundel van de koplampen
minder ver schijnt.
Motorruimte
F open de motorkap voor toegang tot de
be diening (één per lichtunit).
F
Dra
ai aan de bediening om de hoogte van
de koplampen af te stellen.
Reizen naar het buitenland
De dimlichten van uw auto zijn zo
ontworpen dat de afstelling niet
gewijzigd hoeft te worden als u de auto
gaat gebruiken in een land waarin het
verkeer aan de andere kant van de weg
rijdt.
Links van het stuurwiel
Zicht
Page 99 of 260
97
301_nl_Chap06_visibilite_ed01-2016
Ruitenwisserschakelaar
Handmatige functies
De bestuurder schakelt de ruitenwissers
handmatig in.Ruitenwissers vóór
Selectiehendel wissnelheid: zet de hendel in de
gewenste stand.Hoge snelheid (hevige neerslag).
Normale snelheid (matige regenval).
Interval (wissnelheid aangepast aan
de wagensnelheid).
uit.
eén ke
er wissen (duw de hendel
even omlaag).
Ruitensproeiers voor
trek de hendel naar u toe: de ruitensproeiers
tr eden in werking en na enige tijd worden ook
de ruitenwissers ingeschakeld.
De ruitensproeiers kunnen niet worden
afgesteld. Raak ze niet aan (kans op
schade).
6
Zicht
Page 100 of 260
98
301_nl_Chap06_visibilite_ed01-2016
Speciale stand van de
ruitenwissers voor
Deze stand maakt het mogelijk de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of de ruitenwissers worden
vervangen. In de winter kan deze stand tevens
worden gebruikt om de ruitenwissers los te zetten
van de voorruit.om een goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren wij u:
-
voo
rzichtig met de ruitenwissers
om te gaan,
-
de ru
itenwissers regelmatig te
reinigen met zeepsop,
-
de ru
itenwissers niet te gebruiken
om een stuk karton tegen de
voorruit te houden,
-
de r
uitenwissers te vervangen
zodra ze tekenen van slijtage
vertonen.
F
Als
de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.
F
Zet h
et contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers na de werkzaamheden weer
in de ruststand te zetten.
Zicht
Page 101 of 260
99
301_nl_Chap06_visibilite_ed01-2016
Plafonniers
In deze stand gaat de
interieurverlichting geleidelijk
branden:
-
als d
e auto wordt ontgrendeld,
-
als d
e sleutel uit het contact wordt ver wijderd,
-
als e
en portier wordt geopend,
-
als o
p de vergrendelingsknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt om de
auto te lokaliseren.
De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:
-
als d
e auto wordt vergrendeld,
-
als h
et contact wordt aangezet,
-
30 se
conden na het sluiten van het laatste
portier.
Permanent uit.
Permanent aan. F Dru
k bij aangezet contact op de
desbetreffende schakelaar.
A.
Pla
fonniers
B.
Kaar
tleeslampjes Als de interieurverlichting permanent is
ingeschakeld, blijft deze gedurende een
bepaalde tijd branden, afhankelijk van
de situatie:
-
bij a
fgezet contact: ongeveer
10
mi
nuten,
- in de eco-modus: ongeveer 30 se conden,- bij draaiende motor: onbeperkt.
Kaartleeslampjes voor
Plafonniers voor en achter
6
Zicht
Page 102 of 260

100
301_nl_Chap07_securite_ed01-2016
Richtingaanwijzers
F Links: duw de hendel helemaal omlaag, tot
voorbij de weerstand.
F
Rec
hts: duw de hendel helemaal omhoog,
tot voorbij de weerstand.
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog
of o mlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen.
Alarmknipperlichten
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
u ku
nt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
F
Dru
k deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het
st uurwiel.
Systeem om uw medeweggebruikers met een
geluidssignaal te waarschuwen voor direct
g eva a r.
Lichtsignaal van de richtingaanwijzers om het
overige verkeer te waarschuwen in het geval
van file, pech, slepen of een ongeval.
Veiligheid
Page 103 of 260

101
301_nl_Chap07_securite_ed01-2016
Bandenspanningscontrolesysteem
Het bandenspanningscontrolesysteem is
niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen
inhoudt dat de waakzaamheid van de
bestuurder niet door het systeem kan
worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand de
bandenspanning te controleren (ook die van
het reservewiel). Doe dit ook voordat u een
lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage bandenspanning
heeft een nadelige invloed op het
weggedrag en de remweg van de auto en
veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage,
vooral onder zware omstandigheden (zware
belading, hoge snelheden, een lange rit).De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker
met de bandenspanningen.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
identificatie van de auto.
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil
of er is minder dan 10 km gereden met
een beperkte snelheid).
onder a
ndere omstandigheden
(bij warme banden) moet de
bandenspanning ten opzichte van de
op de sticker vermelde spanning met
0,3
ba
r worden verhoogd.
Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt bovendien
een hoger brandstofverbruik.
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
ver wisselen van een wiel moeten worden
gereset
.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is.
7
Veiligheid
Page 104 of 260

102
301_nl_Chap07_securite_ed01-2016
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met
de bandenspanningen is.
Het waarschuwingssysteem voor
te lage bandenspanning is alleen
betrouwbaar als de vier banden tijdens
het resetten de juiste spanning hebben.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist is.
een t
e lage bandenspanning is niet
altijd aan de band te zien.
een vi
suele
controle is dus niet voldoende. De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.
Waarschuwing te lage bandenspanning
u krijgt deze waarschuwing als dit
lampj e blijft branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding.
F
Verm
inder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
Sto
p zodra dit mogelijk is op een veilige
plaats. F Con
troleer als u een compressor in
de auto hebt (bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset) de spanning van de
vier banden als deze zijn afgekoeld. Rijd
voorzichtig verder als het niet mogelijk is
om deze controle onmiddellijk uit te voeren.
of
F
gebr
uik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(volgens uitvoering).
Resetten
elke keer nadat u een of meer banden op
sp anning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.
Veiligheid