14
ControlelampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Stop & Star t permanent. Het Stop & Start-systeem heeft de motor
in de S
toP-s
tand gezet (verkeerslicht,
stopbord, opstopping, enz.). Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch
gestart (S
tARt-st
and) als u wilt wegrijden.
knippert enkele
seconden en gaat
dan uit. De S
toP-s
tand is nu niet
beschikbaar.
of
De motor wordt automatisch in de
S
tARt-st
and gezet.Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het Stop & Start-systeem.
Controle tijdens het rijden
18
ControlelampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Dynamische
stabiliteitscontrole
(ESP/ASR)knippert.De eSP- /ASR-regeling is actief. Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor
een betere koersstabiliteit.
permanent. Storing in het
eSP-
/ASR-systeem,
tenzij deze is uitgeschakeld (toets
ingedrukt en verklikkerlampje van de
toets brandt). Laat het systeem controleren door het P
eug
eot
-
net
werk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Zelfdiagnose
motor permanent.
er is ee
n storing in de
emissieregeling. Het controlelampje moet doven als de motor wordt
gestart.
Raadpleeg het P
eug
eot
-ne
twerk of een
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
knippert.
er is ee
n storing in het
motormanagementsysteem. Kans op beschadiging van de katalysator.
Laat dit controleren door het P
eug
eot
-ne
twerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Antiblokkeersysteem
(ABS)permanent.er is ee n storing in het
antiblokkeersysteem. De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg
zo snel mogelijk het P
eug
eot
-ne
twerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Motorstoring permanent oranje.
er is sp
rake van een kleine
motorstoring. Neem snel contact op met het P
eug
eot
-ne
twerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
permanent rood.
er is sp
rake van een ernstige
motorstoring waardoor de auto zou
kunnen stilvallen. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Zet de auto stil, zet het contact af en neem contact op
met het P
eug
eot
-ne
twerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Controle tijdens het rijden
63
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Rijd nooit met aangetrokken handrem -
Kans op oververhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Parkeer uw auto niet en zet uw auto
niet met draaiende motor stil op een
plaats waar brandbaar materiaal (droog
gras, afgevallen blad, ...) in contact kan
komen met het warme uitlaatsysteem -
Kans op brand!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de handrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of
in de stand N of P, afhankelijk van het
type versnellingsbak.
Rijadviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger. Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
kij
k of het water niet meer dan 15 cm
diep is, houd daarbij rekening met golven
die door andere weggebruikers kunnen
worden veroorzaakt,
-
sch
akel het Stop & Start-systeem uit,
-
rij
d zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet
sneller dan 10 km/h,
-
zet d
e auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het P
eug
eot
-
net
werk of een gekwalificeerde werkplaats.Belangrijk!
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
5
Rijden
75
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Handmatig schakelen
F Selecteer de stand M om sequentieel te
s chakelen tussen de vier versnellingen.
F
Duw d
e selectiehendel naar het symbool +
om één versnelling op te schakelen.
F
trek d
e selectiehendel naar het symbool
-
o
m één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
D en verschijnen achtereenvolgens
de ingeschakelde versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
er kan e
lk moment van de stand D (rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
transmissie automatisch de stand M1 .
De programma's Sport en Sneeuw kunnen
niet worden ingeschakeld in de handbediende
stand.
Programma's Sport en Sneeuw
Programma Sport "S"
F Druk op de toets "S" al s de motor is
gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch
een dynamische rijstijl mogelijk.
S
op het i
nstrumentenpaneel
verschijnt de aanduiding.
Programma Sneeuw " T"
F Druk op de toets " T" al s de motor is
gestart.
De transmissie past zich aan voor het rijden op
gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat u
gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond
met weinig grip.
T wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Terugkeren naar
het automatische
standaardprogramma
F om terug te keren naar het auto-
ad aptieve stand kunt u het programma
Sport of Sneeuw op elk gewenst moment
uitschakelen door opnieuw op de
desbetreffende toets te drukken.
Deze twee specifieke programma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.
5
Rijden
82
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Stop & Start-systeem
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Het controlelampje "ECO" op het
instrumentenpaneel gaat branden en de
motor wordt in de S
toP-s
tand gezet:
-
als u
, bij een elektronisch gestuurde
5-versnellingsbak, bij stilstaande auto het
rempedaal intrapt of de selectiehendel in
de stand N zet.
een te
ller telt de duur van de momenten dat de
motor afgezet is, op.
elke k
eer als u het contact
opnieuw aanzet, wordt deze teller op 0 gezet.
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (S
toP-s
tand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt
automatisch gestart (StARt-st
and) als u weer
weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel
en stil.
Het Stop&Start-systeem is perfect afgestemd
op stadsgebruik en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in
het interieur tijdens het wachten.
tank n
ooit als de motor door het Stop
&
S
tart-systeem in de S
toP-s
tand is
gezet. Zet in dat geval altijd het contact
af en neem de sleutel uit het contactslot. Het systeem werkt de eerste
10
se
conden na het inschakelen van de
achteruitversnelling niet.
Als de motor door het systeem in de
S
toP-s
tand wordt gezet, blijven alle
andere componenten zoals de remmen
en de stuurbekrachtiging normaal
functioneren.
Rijden
83
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Overgang naar de START-standBijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Het controlelampje "ECO" gaat uit en de
motor wordt automatisch gestart bij een
elektronisch gestuurde versnellingsbak :
- met de selectiehendel in de stand A of M ,
wa nneer u het rempedaal loslaat,
-
met d
e selectiehendel in de stand N en het
rempedaal niet ingetrapt, wanneer u de
selectiehendel in de stand A of M zet,
-
of wa
nneer u de achteruitversnelling
inschakelt.
uit ve
iligheids- of comfortover wegingen kan de
S
tARt-st
and automatisch worden geactiveerd
als:
- het b estuurderportier wordt geopend,
- de ve iligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
de sn
elheid van de auto hoger is dan
3 km/h bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak,
-
er b
epaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).
Het controlelampje "ECO" knippert
een paar seconden en gaat
vervolgens uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen
normaal.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De StoP-stand wordt niet geactiveerd als:
- het b estuurderportier geopend is,
-
de ve
iligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
-
de kl
imaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
-
de v
oorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
er b
epaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur...).
Het controlelampje "ECO" knippert
een paar seconden en gaat
vervolgens uit.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
5
Rijden
84
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Bij een storing in het systeem gaat het
verklikkerlampje in de schakelaar "ECO OFF"
enkele ogenblikken knipperen en vervolgens
permanent branden.
Laat het systeem controleren door het P
eug
eot
-
net
werk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de S
toP-s
tand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet meer wil
aanslaan of direct afslaat. Alle lampjes op het
instrumentenpaneel gaan dan branden. Zet in
dat geval het contact af en start de auto dan met
behulp van de sleutel.
Storingen
Voor het Stop & Start-systeem is een
specifieke 12V-accu nodig.
Werkzaamheden aan dit type accu
mogen uitsluitend door het P
eug
eot
-
net
werk of een gekwalificeerde
werkplaats worden uitgevoerd.
Zie voor meer informatie over de
12V-accu de desbetreffende rubriek.
Druk op deze knop om het systeem uit te
schakelen.
Het uitschakelen wordt bevestigd door het
branden van het verklikkerlampje van de knop
en de weergave van een melding.
Druk nogmaals op deze knop om het systeem
weer in te schakelen.
Het verklikkerlampje van de knop dooft en er
wordt een melding weergegeven.
Uitschakelen / Handmatig
inschakelen
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld om het
thermische comfort in de auto op peil te houden,
kan het nuttig zijn het Stop & Start-systeem uit te
schakelen.
Als het contact aanstaat, kan het systeem op elk
gewenst moment worden uitgeschakeld.
Als de motor zich op dat moment in de S
toP-
st
and bevindt, wordt hij direct gestart.
Het Stop & Start-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld bij het aanzetten van het contact.
Openen van de motorkap
Schakel omwille van uw veiligheid het Stop &
Start-systeem altijd uit alvorens werkzaamheden
onder de motorkap uit te voeren om
verwondingen als gevolg van het automatisch
inschakelen van de S
tARt-st
and te voorkomen.
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg
moet rijden.
Raadpleeg voor meer adviezen over
met name het rijden op overstroomde
wegen de desbetreffende rubriek.
Rijden
164
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
12V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu.De accu bevindt zich in de motorruimte.
toeg
ang tot de accu:
F
ope
n de motorkap via hendel in het
interieur en gebruik vervolgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde,
F
bev
estig de motorkapsteun,
F
ver
wijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de pluspool (+).
Toegang tot de accu
Algemeen
12V-loodaccu
Bescherm uw ogen en gezicht voordat
u handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver
van open vuur of vonken veroorzakende
bronnen, om elk risico van brand- of
explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Breng de gebruikte batterijen en accu's
naar een speciaal inzamelpunt.
uitv
oeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het P
eug
eot
-ne
twerk
of door een gekwalificeerde werkplaats. Probeer een auto met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak of
automatische transmissie nooit aan te
duwen of slepen om de motor te starten.
De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar,
daarom is er een afzonderlijk massapunt
aangebracht op de motorsteun.
Praktische informatie