165
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
F Start de motor van de auto met de
hulpaccu en laat deze gedurende enkele
minuten draaien.
F
Ste
l de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als d
e motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een
nieuwe poging te doen.
Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
gebr
uik nooit een startbooster van 24
V
o f
h o g e r.
Controleer eerst of de nominale
spanning van de hulpaccu 12 V
bedraagt en of de capaciteit van de
hulpaccu minimaal gelijk is aan die van
de ontladen accu.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(autoradio, ruitenwissers,
verlichting
en
z.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich
niet in de buurt van bewegende delen
van de motor (ventilateur, riem enz.)
bevinden.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait.
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster.
F
Bew
eeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog.
F
Slu
it de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en vervolgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster.
F
Slu
it de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op het massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
Slu
it het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu. F
Wac
ht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
Bre
ng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
Laa
t de motor minimaal 30 minuten
draaien, rijdend of stilstaand, om het
laadniveau van de accu op een correct peil
te krijgen.
een aa
ntal functies, waaronder
het Stop
& St
art-systeem, is niet
beschikbaar als de laadtoestand van de
accu onvoldoende is.
9
Praktische informatie
166
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
12V-accu opladen met een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op een voldoende peil te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
als u v
oornamelijk korte ritten maakt,
-
voo
rdat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het P
eug
eot
-ne
twerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Probeer niet een bevroren accu op te
laden. Risico van explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het P
eug
eot
-ne
twerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig
en corrosief zuur).
Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een
lader die geschikt is voor loodaccu's en
die een nominale spanning van 12
V
h
eeft.
Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden
gebruikt. Anders kan de elektrische
uitrusting van het Stop & Start-systeem
ernstig beschadigd raken.Volg de door de fabrikant van de lader
geleverde instructies.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
F
Zet h
et contact uit.
F
Sch
akel alle stroomverbruikers (autoradio,
verlichting, ruitenwissers enz.) uit.
F
Sch
akel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
Con
troleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
Bew
eeg het kunststof kapje van de
pluspool omhoog (indien aanwezig).
F
Slu
it de kabels van de lader B als volgt
aan:
-
de ro
de pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
de zw
arte minkabel (-) op het
massapunt
C v
an de auto.
F
Sch
akel na het laden de lader B uit
alvorens de kabels los te maken van de
accu A .
Praktische informatie
167
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
De (+) klem loskoppelen
F trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog
om d e accupoolklem B te ontgrendelen.
Weer aansluiten van de (+) klem
F Plaats de geopende accupoolklem B op de
pluspool (+) van de accu.
F
Dru
k verticaal op de accupoolklem om
deze goed tegen de accu aan te drukken.
F
Zet d
e accupoolklem vast door de hendel A
omlaag te bewegen.
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem
niet kan worden vergrendeld als deze
niet correct is geplaatst; herhaal de
procedure.
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet gaat
gebruiken, koppel dan de 12V-accu los. op
dez
e manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
slui
t alle te openen carrosseriedelen
(portieren, kofferdeksel, ruiten),
F
sch
akel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting enz.) uit,
F
zet h
et contact uit en wacht vier minuten.
u ho
eft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Zet na het weer aansluiten van de accu het
contact aan en wacht 1 minuut alvorens de
motor te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen worden.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
P
euge
ot
-ne
twerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het
zelf opnieuw initialiseren van de elektronische
systemen zoals:
-
de sl
eutel met afstandsbediening,
-
de da
tum en de tijd,
-
de vo
orkeuzezenders.
Accupoolklem met snelsluiting
tijdens de rit die volgt op het de eerste
ke er starten van de motor, werkt het
Stop & Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt de functie pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal
8
uu
r), niet is gebruikt.
9
Praktische informatie
250
301_nl_Chap14_index-alpha_ed01-2016
SCR (Selective Catalytic Reduction) ............13 3
S CR-systeem .......................................... 2
2, 13 3
Selectiehendel
.......................................... 6
9, 77
Selectiehendel automatische transmissie
................................................... 73
Selec
tiehendel elektronisch gestuurde
versnellingsbak
........................................... 187
Sel
ectiehendel handgeschakelde
versnellingsbak
............................................. 68
Se
rienummer auto
........................................ 193
S
et voor tijdelijke bandenreparatie
............... 140
Sl
epen van een auto
..................................... 170
S
leutel met
afstandsbediening
..................... 33
, 34, 36, 64
Sneeuwkettingen
.......................................... 15
2
Sneeuwscherm
............................................. 174
Sne
euwschermen
......................................... 1
74
Snelheidsbegrenzer
........................................ 85
Snel
heidsregelaar
........................................... 87
Spa
arfase
...................................................... 16
8
Starten ........................................................... 165
Starten van de auto...................... 64, 69, 73, 77 Starten van de motor
...................................... 64
St
ilzetten van de auto
.................. 64
, 69, 73, 77
Stoelen achter
................................................. 45
S
toelen verstellen
........................................... 43
Stop
& Start
............................... 14
, 82, 164, 167
Streaming audio Bluetooth
................... 208,
210
Stuurslot
.......................................................... 64
St
uurwiel (verstellen)
...................................... 48
Sy
nchroniseren afstandsbediening
................ 35
Sy
nchroniseren van de
afstandsbediening
........................................ 35
tankb
eveiliging .............................................13 0techni
sche gegevens ............................18
8 -191
te la
ag brandstofniveau
...............................129telef
oon
........................................................2
11
te l
l e r
................................................................10tijd
elijke bandenspanning
(met set)
...................................................... 140tijd
instellen
....................................................26toeren
teller
.....................................................10trekha
ak
.......................................................172
uitsc
hakelen airbag
passagier
.................................................... 11
0
uReA ....................................................13
3, 13 4
uSB-
aansluiting
......................................6
0, 205Waarschuwingssignaal sleutel
in contact
...................................................... 66
Wa
arschuwing vergeten
verlichting
..................................................... 94
Wa
ssen (adviezen)........................175, 181, 182
Wiel demonteren
........................................... 148
W
iel monteren
...............................................148
W
iel verwisselen
...................................14
5, 146
Window-airbags
............................................ 113
V
eiligheidsgordels
.........................107
, 109, 120
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
................. 11
0, 114 -116, 121, 124 -127
Ventilatie
......................................... 8, 4
9 -51, 53
Ventilatieroosters
............................................ 49
Ver
keersinformatie (
tA) ................................200
ST
U
W
V
Verklikkerlampje remsysteem .........................17
Ver klikkerlampjes ................................ 11, 1
5, 16
Verklikkerlampje SCR-systeem
...................... 22
V
erklikkerlampje voorgloeien (diesel)
.......................................................... 13
Ver
lichting
....................................................... 91
Ver
lichting overdag
................................. 9 5
, 155
Versnellingshendel
........................................... 8
Ve
rwarming
........................................... 8, 5
1, 53
Verwarming onderzijde voorruit
.......................................................... 57
V
oorgloeien (dieselmotor)
............................... 13
Voor
stoelen
..................................................... 43
Index