Page 129 of 260

127
301_nl_Chap08_securite-enfants_ed01-2016
overzicht bevestiging
IS
oFIX
-kinderzitjes
overeenkomstig de euro pese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISoFIX -kinderzitje op een plaats in de
auto voorzien van ISoFIX -bevestigingen.
Bij universele en semi-universele IS
oFIX
-kinderzitjes wordt de IS
oFIX
-maat op het kinderzitje naast het IS
oFIX
-logo aangegeven met een letter
( A t /m G ).
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10
kg
(g
roep 0)
tot ca
.
6
maa
ndenTot 10
kg (
groep 0)
Tot 13
kg (
groep 0+)
tot ca
. 1
ja
arVan 9
to
t 18
kg (
groep 1)
Van ca. 1
to
t ca. 3
ja
ar
Type ISOFIX-kinderzitje Babyligstoeltje*"rug in de rijrichting" "rug in de
rijrichting" "gezicht in de rijrichting"
ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1
ISOFIX-kinderzitjes universeel en semi-
universeel geschikt voor bevestiging op de
buitenste zitplaatsen achter X
IL- SU IL- SU IUF
IL- SU
I UF:
zitplaats geschikt voor de bevestiging van een u niverseel gehomologeerd ISoFIX- kinderzitje voor het vervoer met het "gezicht in de rijrichting" en een bovenste riem.IL- SU: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een s emi-universeel gehomologeerd I SoFIX- kinderzitje:
- voo r vervoer met de "rug in de rijrichting" voorzien van een bovenste riem of een steun,
-
voo
r vervoer met het "gezicht in de rijrichting" voorzien van een steun.
Raadpleeg de paragraaf "IS
oFIX
-bevestigingen" voor meer informatie over de bevestiging van de bovenste riem.
X: plaats niet geschikt voor het bevestigen van een IS
oFIX
-kinderzitje uit de aangegeven gewichtsgroep.
*
op de vo
orpassagiersstoel kan geen babyligstoeltje of reisbedje worden bevestigd.
8
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Page 130 of 260
128
301_nl_Chap08_securite-enfants_ed01-2016
Mechanisch
kinderslot
Vergrendelen
F Draai de rode knop een kwart omwenteling
met de contactsleutel:
-
naa
r rechts voor het linker achterportier,
-
naa
r links voor het rechter achterportier.
Ontgrendelen
F Draai de rode knop een kwart omwenteling
met de contactsleutel:
-
naa
r links voor het linker achterportier,
-
naa
r rechts voor het rechter
achterportier.
Beide achterportieren zijn voorzien van een kinderslot
om het openen van binnenuit te verhinderen.
De knop bevindt zich op de zijkant van beide
achterportieren.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Page 131 of 260

129
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Minimumbrandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau
is bereikt, gaat dit
waarschuwingslampje branden.
tijd
ens het openen van de tankdop
kan een geluid van aangezogen lucht
hoorbaar zijn. Dit wordt veroorzaakt
door de onderdruk die ontstaat door de
afdichting van het brandstofcircuit. Dit
geluid is normaal.
Brandstoftank
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 50 liter.
op een label aan de binnenzijde van de vulklep staat
de v oorgeschreven soort brandstof voor uw auto
aangegeven, afhankelijk van de motoruitvoering.
Als er minder dan 5
li
ter brandstof getankt wordt,
wordt deze stijging van het brandstofniveau niet
weergegeven op de brandstofmeter.
Ta n k e n
F open de vuldop door deze een kwart
om wenteling linksom te draaien.
F
Ver
wijder de vuldop en plaats deze op de
steun (aan de klep).
F
Vul d
e brandstoftank. Laat het vulpistool
maximaal drie keer afslaan, aangezien er
anders storingen kunnen optreden.
F
Pla
ats de vuldop terug en sluit deze door
de dop een kwart omwenteling rechtsom te
draaien.
F
Dru
k de klep van de tankdop dicht.Openen
F trek aan de hendel.
Al s dit lampje gaat branden, zit er nog
ongeveer 5
li
ter brandstof in de tank.
ga zo sn
el mogelijk tanken om te voorkomen
dat u zonder brandstof komt te staan.
Raadpleeg het hoofdstuk "Controles" indien u
strandt met een lege brandstoftank (Diesel).
9
Praktische informatie
Page 132 of 260

130
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Werking
Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep,
waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet
getankt kan worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken
maar kies een dieseltankpistool.
tankbeveiliging (diesel)*Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om benzine te
tanken. Hiermee wordt schade aan motoren, ontstaan door het tanken van de verkeerde brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankopening is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de brandstoftankdop ver wijdert.
Het vullen van de brandstoftank met
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht,
druk deze niet tegen de klep van de
tankbeveiliging en giet voorzichtig om
ervoor te zorgen dat de brandstof netjes
in de vulopening stroomt.
Reizen naar het buitenland
omdat de tankpistolen voor het tanken
va n Diesel per land kunnen verschillen,
kan de aanwezigheid van een
tankbeveiliging op de auto er toe leiden
dat tanken niet mogelijk is.
Wij adviseren u daarom voordat u naar
het buitenland afreist bij het P
eug
eot
-
net
werk te informeren of uw auto
geschikt is om in het desbetreffende
land te kunnen tanken.
Indien u per vergissing de verkeerde
brandstof voor uw auto tankt, moet
de tank beslist worden afgetapt
voordat de motor kan worden
gestart.
Brandstofafsluiter
Voor uw veiligheid wordt bij een aanrijding de
brandstoftoevoer door de brandstof-afsluiter
onderbroken.
*
Vo
lgens land van verkoop.
Praktische informatie
Page 133 of 260

131
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Brandstof voor
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen rijden
op biobrandstoffen van het type e10 (deze
bevatten 10% ethanol) die voldoen aan de
euro
pese richtlijnen
eN 228 e
n
eN 153
76.
Brandstoffen van het type
e85 (d
eze bevatten
tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor
auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de
ethanol moet voldoen aan de
euro
pese richtlijn
eN 152
93.
Brandstof voor
dieselmotoren
De dieselmotoren zijn geschikt voor
biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige
euro
pese richtlijnen voldoen en
die aan de pomp getankt kunnen worden:
-
Die
sel die voldoet aan de richtlijn
eN59
0
gemengd met biobrandstof die voldoet aan
de r ichtlijn
eN142
14,
-
Die
sel die voldoet aan de richtlijn
eN16
734
gemengd met biobrandstof die voldoet aan
de richtlijn
eN14
214 (met een gehalte aan
methyl-estervetzuren van 0 tot 10%),
-
Par
affinehoudende diesel die voldoet
aan de richtlijn
eN15
940 gemengd met
biobrandstof die voldoet aan de richtlijn
eN14
214 (met een gehalte aan methyl-
estervetzuren van 0 tot 7%). De brandstof B20 of B30 die voldoet aan
de richtlijn eN16
709 is ook geschikt voor
de dieselmotor van uw auto. Maar als deze
brandstof, ook al is het slechts incidenteel,
wordt gebruikt, moeten de bijzondere
onderhoudsvoorschriften (voor "Zware
rijomstandigheden") strikt worden nageleefd.
Raadpleeg voor meer informatie het
P
euge
ot
-ne
twerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof
(zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke
olie, stookolie...) is nadrukkelijk verboden
(kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit).
Alleen het gebruik van dieseladditieven die
voldoen aan de norm B715000 is toegestaan.
9
Praktische informatie
Page 134 of 260

132
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Bij auto's met HDi-motor is het in het geval van
een lege brandstoftank noodzakelijk om het
brandstofsysteem te ontluchten: raadpleeg de
afbeelding van de motorruimte in de rubriek
"Dieselmotor".
Als de tank van uw auto is voorzien van
een tankbeveiliging, raadpleeg dan de
desbetreffende rubriek.
Brandstoftank leeg (diesel)
Als de motor niet direct aanslaat,
beëindig dan uw startpoging en herhaal
de procedure.
HDi 92-motor
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
open d
e motorkap.
F
Bed
ien de handopvoerpomp totdat er
weerstand wordt gevoeld (de eerste keer
indrukken kan zwaar zijn).
F
Bed
ien de startmotor tot de motor aanslaat
(als de motor niet gelijk aanslaat, wacht
dan ongeveer 15
se
conden en start de
motor opnieuw).
F
Als d
e motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp
en vervolgens de startmotor opnieuw.
F
Slu
it de motorkap.
BlueHDi-motor
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
Zet h
et contact aan (zonder de motor te
st a r te n).
F
Wac
ht ongeveer 6 seconden en zet het
contact af.
F
Her
haal de handelingen 10 keer.
F
Bed
ien de startmotor om de motor te
starten.
Praktische informatie
Page 135 of 260

133
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Additief AdBlue® en SCR-systeem
voor BlueHDi-dieselmotoren
om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om a an de nieuwe euro 6 -norm te voldoen,
heeft P
eug
eot
er
voor gekozen zijn auto's
met dieselmotor te voorzien van een systeem
waarbij het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd
met een SCR-systeem (Selective Catalytic
Reduction) voor de behandeling van de
uitlaatgassen zonder dat de prestaties
veranderen of het brandstofverbruik toeneemt.
SCR-systeem
Met behulp van het additief AdBlue®, dat
ureum bevat, zet een katalysator tot 85% va n
de stikstofoxides (N
ox) om i
n stikstof en
water, stoffen die onschadelijk zijn voor de
gezondheid en het milieu. Het additief AdBlue
® bevindt zich in een
specifiek reservoir onder de bagageruimte,
aan de achterzijde van de auto. Het reservoir
heeft een inhoud van 17 liter, goed voor een
actieradius van ongeveer 20.000 km voordat
een waarschuwingssysteem u meldt dat u
met de resterende hoeveelheid additief nog
maximaal 2400 km kunt rijden.
om erv
oor te zorgen dat het SCR-systeem
goed blijft werken, wordt bij elke periodieke
onderhoudscontrole aan uw auto in het
P
eug
eot
-ne
twerk of bij een gekwalificeerde
werkplaats het reservoir van het additief
AdBlue
® bijgevuld.
Als u ver wacht tussen twee periodieke
onderhoudscontroles meer dan 20.000 km te
rijden, raden wij u aan het reservoir tussentijds
te laten bijvullen door het P
eug
eot
-ne
twerk
of een gekwalificeerde werkplaats. Als het AdBlue
®-reservoir leeg is, zorgt
een wettelijk verplicht systeem ervoor
dat de motor niet opnieuw kan worden
gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt,
stoot uw auto te veel schadelijke stoffen
uit, waardoor hij niet meer aan de
euro 6-
emissienorm voldoet.
Neem bij een storing in het SCR-
systeem zo snel mogelijk contact op
met het P
eug
eot
-ne
twerk of een
gekwalificeerde werkplaats: na 1100
km
w
ordt een systeem geactiveerd dat
het opnieuw starten van de motor
blokkeert.
9
Praktische informatie
Page 136 of 260

134
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Actieradiusindicatoren
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue®-
reservoir is aangesproken of een storing in het
SCR-systeem is gesignaleerd, verschijnt bij
het aanzetten van het contact een indicator die
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer
kunt rijden voordat het opnieuw starten van de
motor automatisch wordt geblokkeerd.
Als gelijktijdig een storing wordt gesignaleerd
en het AdBlue
®-niveau laag is, wordt de laagste
actieradius weergegeven.
Als de motor mogelijk niet opnieuw kan worden gestart door een te laag AdBlue®-niveau
Actieradius groter dan 2400 km
Als het contact wordt aangezet, wordt er geen
informatie over de actieradius weergegeven op
het instrumentenpaneel. Actieradius tussen 600 en 2400 km
Zodra het contact wordt aangezet, gaat het
verklikkerlampje
uReA br
anden in combinatie
met een geluidssignaal en de tijdelijk op het
instrumentenpaneel weergegeven melding
"N
o StARt IN
" en een afstand die aangeeft
hoeveel kilometer of mijl u nog kunt rijden met
de resterende hoeveelheid additief voordat
het starten van de motor wordt geblokkeerd -
(bijv.: "N
o StARt IN 1
500 km" betekent dat
na 1500 km het starten van de motor wordt
geblokkeerd).
tijd
ens het rijden wordt deze melding elke
300
km w
eergegeven zolang er geen additief
is bijgevuld.
Neem contact op met het P
eug
eot
-ne
twerk
of een gekwalificeerde werkplaats om het
additief AdBlue
® te laten bijvullen.u ku
nt het bijvullen ook zelf uitvoeren.
Raadpleeg voor meer informatie over
het bijvullen van het additief AdBlue
®, de
desbetreffende rubriek.
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het
AdBlue
®-reservoir leeg is.
Praktische informatie